Persoonsvorm verleden tijd
Bij verleden tijd is er onderscheid: Sterke werkwoorden Slapen, lopen, drinken, geven, kopen --> klank verandert bij verleden tijd Zwakke werkwoorden Blaffen, klagen, menen, klonen, vrezen --> stam + te(n) of stam+de(n) Twijfel? Zoek het op in het woordenboek lo·pen liep, gelopen 1 zich door middel vd benen of poten voortbewegen; gaan: iem in de weg ~ hinderen; pra·ten praatte, gepraat 1 spreken: hij heeft mooi ~ hij kan het makkelijk zeggen;
Sterk werkwoord in verleden tijd Vervoeging is zo eenvoudig mogelijk Blazen --> blies / bliezen Varen --> voer / voeren Geven --> gaf / gaven Bidden --> bad / baden Kijken --> keek / keken Verliezen --> verloor / verloren Lopen --> liep / liepen Kopen --> kocht / kochten
Zwak werkwoord in verleden tijd Vervoeging = stam+te(n) of stam+de(n) Hulpmiddel: ‘t sexy fokschaapje Neem het hele werkwoord Streep de –en van het hele werkwoord weg Controleer of laatste letter hele werkwoord zonder –en in ‘t sexy fokschaapje zit Ja? --> stam +te bij enkelvoudig onderwerp, stam + ten bij meervoudig onderwerp Nee? --> stam +de bij enkelvoudig onderwerp, stam +den bij meervoudig onderwerp
Voorbeeld: Hele werkwoord = lachen -en wegstrepen: lach Laatste letter = h Check: h in ‘t sexy fokschaapje ? Ja --> verleden tijd = lachte(n)
Voorbeeld: Hele werkwoord = rennen -en wegstrepen: renn -n wegstrepen --> geen dubbele medeklinker Check: ‘n’ in ‘t sexy fokschaapje? Nee --> verleden tijd = rende(n)
Wat doe je met… Graven Verhuizen Vrezen Piepen Blaffen Miauwen Controleren
Nota bene: Ga altijd uit van eigenlijke slotletter van de stam --> verhuizen = ‘z’, leven = ‘v’ Eindigt stam met klinker (a, e, i, o, u, y), dan altijd stam +de in verleden tijd Sommige werkwoorden ‘e’ laten staan achter stam --> racen = racete