Hoofdstuk 3: Geld over en tekort
De totale ontvangsten in geld en in natura §3.1 Bronnen van inkomen Inkomen De totale ontvangsten in geld en in natura Inkomen uit arbeid Inkomen uit bezit Loon Vakantiegeld Loon in natura Prestatietoeslag Rente Dividend Huur Pacht
§3.1 Bronnen van inkomen Hoe hoog je inkomen is, hangt af van - Verschil in opleiding - Verschil in ervaring - Verschil in functie (leidinggevend of uitvoerend) - Aanwezigheid van bijzondere kwaliteiten - Verschil in leeftijd
§3.1 Bronnen van inkomen Je kan je loon aflezen van een loonschaal Tabel met lonen die horen bij een functie in een bedrijf of instelling.
§3.1 Bronnen van inkomen Door een hoger inkomen: - Stijgt de koopkracht Je kan meer goederen en diensten kopen. - Veranderen de prioriteiten Je zal sneller duurdere en betere producten kopen
§3.2 Aanvullende inkomsten Overdrachtsinkomen Een inkomen waarvoor géén tegenprestatie wordt geleverd. Kinderbijslag Huurtoeslag Tegemoetkoming studiekosten Alimentatie Bijstand
§3.2 Aanvullende inkomsten Kinderbijslag - voor ouders/verzorgers van kinderen tot 18 jaar - afhankelijk van de leeftijd van de kinderen Huurtoeslag - voor de huurders van woningen - afhankelijk van de huur van het inkomen van de huurder
§3.2 Aanvullende inkomsten Tegemoetkoming studiekosten - voor ouders van scholieren - afhankelijk het inkomen van de ouders Alimentatie na een scheiding - toelage voor de mistverdienende partner - toelage voor de verzorgende ouder voor de verzorging van de kinderen
§3.2 Aanvullende inkomsten Bijstand - bestemd voor mensen lager dan het sociaal minimum - afhankelijk van de eigen inkomsten het sociaal minimum Sociaal minimum Het inkomen dat volgens de overheid ten minste nodig is om van te leven
§3.3 Budgetteren Budgetteren Het op elkaar afstemmen van de inkomsten en uitgaven Budgetteren is nodig: - als de inkomsten veranderen - als de uitgaven veranderen - als je een groter bedrag wilt sparen - als de uitgaven blijvend hoger zijn dan de budgetten
Bij het vaststellen van de budgetten moet je §3.3 Budgetteren Veelgebruikte budgetten zijn: - Huishoudelijke uitgaven - Persoonlijke uitgaven - Vaste lasten - Incidentele uitgaven Bij het vaststellen van de budgetten moet je prioriteiten stellen!!!
§3.3 Budgetteren Budgetten bewaak je door ze te vergelijken met de uitgaven: - Overschotten leg je opzij - Tekorten vang je op uit de overschotten van voorgaande periodes
Je stemt je budgetten en spaarbedrag af op je inkomsten. §3.3 Budgetteren Het maken van een budgetplan: Je stelt vast, je - gemiddelde inkomsten - uitgavensoorten - voorlopige budgetten (gemiddelde uitgaven) - gewenste spaarbedrag Je stemt je budgetten en spaarbedrag af op je inkomsten.
§3.4 Reserveren Duurzame consumptiegoederen hebben: - hoge aanschafprijs - lange gebruiksduur Auto, laptop, fiets, meubels, televisie enz… Voor de vervanging van duurzame gebruiksgoederen moet je geld reserveren: - vanaf het moment van de aankoop - Tot aan het moment van de vervanging
§3.4 Reserveren Je kunt reserveren op basis van: - de aanschafprijs (bij korte gebruiksduur) - vervangingsprijs (bij lange gebruiksduur) De prijs van een nieuw product op het moment dat je het oude wilt vervangen Door de reservering voor de vervanging van duurzame consumptiegoederen: - gaat het budget voor incidentele uitgaven omhoog - is het budget voor incidentele uitgaven meestal lager dan de werkelijke uitgaven
€ 25,- per maand §3.4 Reserveren Berekenen van het te reserveren bedrag (vervangingsprijs – restwaarde – reeds gespaard bedrag) gebruiksduur Rekenvoorbeeld: Je koopt een laptop voor €1.200. Je schat dat je er 4 jaar mee gaat doen en dat je dan nog €90 voor de laptop krijgt. Een nieuwe laptop kost over 4 jaar €1.400. Je hebt al €110 gespaard voor de nieuwe laptop. Bereken het maandelijks te reserveren bedrag… (€ 1.400 – € 90 – € 110) 48 maanden = € 25,- per maand