SIER-spel Doelen: Leren hoe in een markteconomie de verbanden kunnen liggen tussen een aantal kern-concepten uit de algemene economie; Leren dat het moeilijk is een goed economisch beleid te voeren.
Stappen Spelverloop Welvaart: wat maakt kiezers gelukkig? De structuur van de economie. Consumenten, bedrijven en overheid (= teams) Wat bepaalt het gedrag van bedrijven? Wat bepaalt het gedrag van consumenten? Welke instrumenten hebben de spelers? Voorbeelden: hoe beïnvloeden instrumenten de economie en daarmee de welvaart?
1. Het Spelverloop Een wereld met 4 onafhankelijke landen Groepen van 3 of 4 leerlingen zijn de overheid In periode 0 zijn alle landen gelijk De landen hebben economische banden. Periode 1: Alle overheden voeren beleid invullen op periodeformulier Als ze allemaal hun beleid hebben ingetypt - klassikale bespreking - computer berekent de effecten van dit beleid op de economie en daarmee op welvaart = resultaten van periode 1 = start-niveau voor periode 2. Alle overheden bepalen beleid voor periode 2, enz. Laatste ronde = verkiezingstijd: land met hoogste welvaart wint, als die welvaart tenminste > 100.00 (startniveau) ligt.
Welvaart: wat maakt kiezers gelukkig? Welvaart start op 100.00 en stijgt bij: Meer reële private cons.van goederen + diensten (iedere ambtenaar produceert 1 dienst per periode) Werkloosheid < 3% ideaal: 0 Prijsniveau verandert niet sterker dan 1% ideaal: geen inflatie of deflatie Saldo overheidsrekening < 1% van nat.inkomen ideaal: geen overschot, geen tekort NB: saldo overheid = belastinginkomsten - overheidsuitgaven Overschot betalingsbalans tussen 2 en 4 ideaal: + 3 NB: overschot betalingsbalans is (hier): export – import. Als niemand beleid voert welvaart constant (100.00).
3. De structuur van de economie
4. Wat bepaalt gedrag van bedrijven? Aannames: De bedrijven werken onder volledige mededinging Alle bedrijven in een land maken hetzelfde product Dat product concurreert met de buitenlandse producten Bedrijven huren arbeid en machines in Hoeveel investeren zij? Als netto winst 1 jaar later: investeringen 2 jaar later: - meer operationele machines - productie Hoeveel goederen bieden zij aan? Hangt af van: - winstmarge per product (prijs – arbeidskosten) NB arbeidskosten = loon + sociale premies - technisch maximale productie. De aanbodcurve. NB: wanneer verschuift deze naar rechts?
Wat bepaalt het gedrag van consumenten? Aannames: Gezinnen sparen niet Alleen gezinnen importeren goederen (Overheid koopt alleen in eigen land) Als netto inkomen stijgt met 1% consumenten kopen 1% extra van elk product. Als de prijs van een product stijgt met 2% consumenten kopen 3% minder van dit product en meer van de andere goederen. De vraagcurve NB: wanneer verschuift deze curve naar rechts?
De markt Prijs excl. BTW vraag S 1 aanbod Hoeveelheid 100 Geen Werkloosheid
5. De instrumenten Instrumenten economie verandert welvaart verandert. Beschikbare instrumenten: BTW Inkomstenbelasting Winstbelasting Sociale premies Importtarieven ( handelsblokken) Overheidsaankopen Aantal ambtenaren Loon in bedrijven Loon ambtenaren Hoogte uitkeringen Devaluatie Welke instrumenten verschuiven vraagcurve? Welke instrumenten verschuiven aanbodcurve?
6. Hoe beïnvloeden instru-menten de economie? Voorbeeld 1: Overheid koopt meer. Effect op welvaart? Prijs excl. BTW vraag S’ S 1 aanbod Hoeveelheid 100 Geen werkloosheid
Voorbeeld 2: hogere lonen in bedrijven. Effect op welvaart? Prijs excl. BTW vraag S’ S 1 aanbod Hoeveelheid 100 Geen Werkloosheid
Nog vragen?