H3 Democratie in de 20e eeuw Hoe hebben de rechtsstaat en parlementaire democratie zich ontwikkeld tussen 1920 en 1980?
3.1 Verzuiling en crisis Hoe hebben de rechtsstaat en de parlementaire democratie zich ontwikkeld tussen 1920 en 1945? In Rusland en Duitsland breken in 1918 opstanden en revoluties uit→ SDAP leider Troelstra denkt dat ook in Nederland de tijd rijp is voor een revolutie Revolutiepoging mislukt omdat meerderheid bevolking poging niet steunt 1918 Troelstra’s vergissing Overal ontstaan massale steunbetogingen voor regering en koningin SDAP wordt gewantrouwd en wordt tot 1939 buiten de regering gehouden
Andere bedreigingen democratie Na invoering algemeen kiesrecht democratie al snel op de proef gesteld door antidemocraten Economische crisis van 1929 zorgt ook in Nederland voor armoede en werkloosheid Veel Nederlanders gaven nieuwe staatsvorm de schuld→ gebrek aan daadkracht, eindeloos geklets, slappen compromissen→ krachtige besluiten nodig→groei aanhang totalitaire partijen
Totalitaire partijen in Nederland links Veel werklozen stemden op de CPN Ideologie: Verering Stalin; er werd met grote bewondering gekeken naar de Sovjet Unie Communistische dictatuur enige uitweg uit crisis
Totalitaire partijen in Nederland rechts Mussert Hitler en Mussolini als grote voorbeeld. Aanhang: winkeliers, boeren en andere leden uit de middenklasse die zich bedreigd voelen
Colijn(ARP) Maar Nederlandse democratie niet bedreigd. Democratische partijen bleven meerderheid houden Colijn(ARP)
Verzuiling NEDERLAND protestanten Kathol ieken Soc ial i sten Liberalen
Kenmerken verzuiling Leden zuilen weinig contact met andere zuilen Elke zuil eigen organisaties; scholen, kranten, politieke partij, vakbonden Leiders zuilen werken wel samen Weinig schommelingen in verkiezingsuitslagen→ kiezers bleven trouw aan eigen zuil
1940-1945 Duitse bezetting Einde democratie en rechtsstaat
Tijdens Duitse bezetting geen democratie en einde rechtsstaat Hoe hebben de rechtsstaat en de parlementaire democratie zich ontwikkeld tussen 1920 en 1945? Democratie wordt in interbellum (tijd tussen de twee wereldoorlogen) regelmatig bedreigd: Revolutiepoging Troelstra Antidemocratische partijen worden steeds populairder→ CPN en NSB Democratie houdt stand door sterk leiderschap van Colijn en door verzuiling Tijdens Duitse bezetting geen democratie en einde rechtsstaat
3.2 Naoorlogse zekerheid Hoe hebben de rechtsstaat en de parlementaire democratie zich ontwikkeld tussen 1945 en 1965? Na de Tweede Wereldoorlog was kritiek op parlementaire democratie verdwenen CPN was nog wel populair doordat veel communisten in het verzet hadden gezeten en door de rol van de Russen in de strijd tegen de nazi’s
CPN Populariteit echter van korte duur omdat de arbeiders het al snel beter kregen door groeiende welvaart en de opbouw van de verzorgingsstaat. En de CPN beleef achter de Sovjet Unie staan terwijl veel Nederlanders door de Koude Oorlog de Russen als een bedreiging zagen
Keert verzuiling terug na WO II? Tijdens de bezetting was het gevoel van eensgezindheid gegroeid. Sommigen dachten dat een doorbraak van de oude verzuilde verhoudingen mogelijk was→ Nederlandse Volksbeweging opgericht Er werd een nieuwe politieke partij opgericht die voor alle vooruitstrevende Nederlanders was, dwars door alle zuilen heen SDAP en de links-liberale partijen vormen samen de Partij van de Arbeid
Politieke partijen na WO II Confessionelen bang om grip op achterban te verliezen→ oude partijen keren terug RKSP verandert naam in KVP
PvdA Doorbraakgedachte mislukt→ socialisten drukken stempel op PvdA→ liberalen stappen uit partij en richten een nieuwe partij op Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD)
Verkiezingen 1948 KVP en PvdA grootste partijen, vormen samen een coalitie → Rooms- Rode coalitie Willem Drees (PvdA) minister- president
Opbouw verzorgingsstaat Voor WO II had staat zich weinig bemoeid met economie en weinig uitgegeven aan sociale uitkeringen Na WO II verandering van beleid → jaren ’30 hadden negatieve kanten van onbeperkt kapitalisme aangetoond Overtuiging dat overheid juist wel moest ingrijpen in economie en bestrijden armoede met sociale wetten Opbouw verzorgingsstaat en groeiende welvaart zorgde voor grote tevredenheid over gevestigde democratische orde
3.3 Ontzuiling en verdere democratisering Hoe hebben de rechtsstaat en de parlementaire democratie zich ontwikkeld tussen 1965 en 1980?
Jaren ’60; tijd van optimisme In de jaren ’60 ging het beter dan ooit→ stijgende lonen → werden allerlei nieuwe consumptieartikelen van gekocht
Gevolgen Opbouw verzorgingsstaat Groeiende welvaart Mensen niet meer afhankelijk van zuil Ontstaan consumptiemaatschappij Steeds meer mensen hebben een tv en kijken naar programm van alle omroepen Geloof/ ideologie wordt minder belangrijk Ontzuiling
Toenemende kritiek op bestaande verhoudingen door: Jongeren
…..en vrouwen
Gevolgen: Secularisering; het geloof wordt steeds minder belangrijk Ontkerkelijking; steeds minder mensen gaan naar de kerk Confessionele partijen krijgen steeds minder stemmen
Zetelverdeling confessionele partijen ten opzichte van andere partijen
Gevolgen voor politiek KVP, ARP en CHU vormen samen een nieuwe confessionele partij→ VVD groeit door toenemende welvaart, individualisering en ontzuiling Burgers eisen steeds meer inspraak en medezeggenschap
Ontstaan nieuwe partijen Directe invloed burgers op bestuur door: Gekozen minister-president en burgemeester Invoering referendum Herinvoering districtenstelsel
Maar ook onrust in bestaande partijen: 1968 oprichting PPR, afsplitsing KVP Richten zich op nieuwe thema’s als milieu en de armoede in ontwikkelingslanden Ook binnen PvdA eisen jongeren meer inspraak→ Nieuw Links
Conclusie; wat is er over gebleven van ‘Het Huis van Thorbecke’? Beslissingen worden nog altijd genomen in de Tweede Kamer en de gemeenteraad Geen nieuwe vormen van democratie ingevoerd Politieke stromingen zijn nog altijd hetzelfde (confessioneel-socialistisch-liberaal)