Kanaries in de topaasserie Wim Stoop Den Haag 2009
De eerste mutaties zijn zo rond 1980 gekweekt in Frankrijk De eerste mutaties zijn zo rond 1980 gekweekt in Frankrijk. In het begin is het de heer Ascheri uit Parijs geweest die voor verdere ontwikkeling heeft zorg gedragen. In die tijd werd deze mutant door weinig liefhebbers gekweekt. In Nederland was de eerste kweker de heer J. v. Mol die zich ging bezighouden met deze nieuwe mutatie.
In het begin werd over deze mutant gesproken van melanine central, dit werd afgeleid van het verschijnsel dat is waargenomen in de slagpennen. Rond 1983 werd deze mutatie in Frankrijk topaze genoemd, deze naam is ook aan een mineraal gegeven waarvan de grondkleur doet denken aan die van zwartbruin eumelanine. Naar alle waarschijnlijkheid bestaat deze mutant al net zolang als de phaeo. In 1988 was er een kweker uit het oosten van het land die uit zijn phaeovogels een topaas heeft gekweekt. Dit had tot gevolg dat er in het begin vooral werd verder gekweekt in de phaeoserie. De eerste paringen van topaas x phaeo leverden jongen op die de kenmerken van beide ouders droegen en verder gingen als intermediair. Doordat men verder ging met gericht kweken bij een aantal kwekers, bleek deze stelling niet meer juist te zijn. De verantwoordelijke werking van de erfelijke eigenschap – topaasfactor – is meervoudig.
a= agaat klassiek P = pastel T = topaas
Het zwarte eumelanine wordt gereduceerd tot een zwartgrijze pigmentuiting, ook het bruine eumelanine is niet in zijn geheel gereduceerd, maar sterk opgebleekt in de randen van de pennen. De schacht van de pennen is kleurloos, maar het melanine ligt tegen de schacht aan. Doordat vermindering ontstaat van het melanine zijn de topaze in het bezit van lichte hoorndelen en zijn de poten vleeskleurig, de ogen zijn donker, hoewel ze geboren worden met rode ogen, maar dat verdwijnt na 6 à 7 dagen. De vererving van de topaas is onafhankelijk. Deze vogels komen voor met witte, gele of rode lipochroomkleur, de gele en rode kleur kan gecombineerd zijn met de ivoor- en/of mozaïekfactor. De vogels met de witte lipochroomkleur komen voor met de dominant- of recessief-witfactor. T = topaas P = pastel
We hebben op dit moment de zwart- en de agaattopaas; de bruintopaas en de isabeltopaas worden niet gevraagd. Bij de nieuwe standaardeisen – ingaande de bondsshow 2006 – moeten de zwarttopazen een ononderbroken tot minimaal onderbroken brede bestreping bezitten beginnend vanaf de snavelbasis. Bij de agaattopazen moet de bestreping duidelijk onderbroken zijn, ook beginnend vanaf de snavelbasis, allebei de types moeten een duidelijke flankbestreping laten zien.
Voorkomende kleurslagen zijn: Zwarttopaas wit dominant Zwarttopaas wit recessief
Agaattopaas wit dominant Agaattopaas wit recessief Zwarttopaas geel intensief Zwarttopaas geelivoor intensief Zwarttopaas geel schimmel Zwarttopaas geelivoor schimmel Zwarttopaas rood intensief
Zwarttopaas roodivoor intensief Zwarttopaas rood schimmel Zwarttopaas roodivoor schimmel Agaattopaas geel intensief Agaattopaas geelivoor intensief Agaattopaas geel schimmel Agaattopaas geelivoor schimmel Agaattopaas rood intensief Agaattopaas roodivoor intensief Agaattopaas rood schimmel Agaattopaas roodivoor schimmel
Zwarttopaas geel mozaïek type 1 – 2 Zwarttopaas geelivoor mozaïek type 1 – 2 Zwarttopaas rood mozaïek type 1 – 2 Zwarttopaas roodivoor mozaïek type 1 – 2 Agaattopaas geel mozaïek type 1 – 2 Agaattopaas geelivoor mozaïek type 1 – 2 Agaattopaas rood mozaïek type 1 – 2 Agaattopaas roodivoor mozaïek type 1 – 2
A = agaat klassiek P = pastel T = topaas A= agaat klassiek P = pastel
Kweekcombinaties met de topaasfactor man x pop: Niet topaas x topaas: 100% topaas verervend Niet topaas x topaas verervend: 50% niet topaas 50% topaas verervend Topaas verervend x topaas verervend: 25% niet topaas 25% topaas Topaas verervend x topaas: 50% topaas verervend 50% topaas Topaas x topaas: 100% topaas
Dank voor uw aandacht en tot de volgende keer.