Grammar Chapter 4 – G1 What en Which.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Grammar Chapter 4 – G3 Aangeplakte vragen = Question tags.
Advertisements

PAST SIMPLE (VERLEDEN TIJD)
Grammar Chapter 1-G3 Vragen.
Grammar Chapter 4 – G4 Meervoud.
G 2 The Present Perfect = De Voltooide Tijd (vtt)
Grammar Chapter 2-G1 ‘s en of.
Instructie grammatica
Stepping Stones II Chapter 6 Grammar.
Moeten: must, have (got) to, should, should have
Grammar Chapter 5 Grammar 1 …self / …selves en each other.
Grammar Chapter 6 G 1 De Passive.
Zijn de parallelle lijnen recht of schuin? Hoeveel poten heeft deze olifant?
In het Nederlands antwoord je vaak heel kort:
RWW unit 6 Passive-de lijdende vorm Vergelijk deze zinnen:
Interrogative sentences
Hulpwerkwoorden can must may etc.
en ‘If-zinnen’ (klik hier als je meteen naar If-zinnen wilt.)
LEESVAARDIGHEID Tips & Tricks.
Grammar Chapter 3 – G1 If en When.
Grammar Chapter 6 G 4 Any, every, no + samenstellingen.
Lots of, a lot of, much, many little, few
Grammar Chapter 6 G 3 Some en Any. Some en Any In klas 1 heb je al iets over some en any geleerd, nl dat beide woorden te maken hebben met een onbepaalde.
Grammar Chapter 5 G 3 Voegwoorden.
Grammar Chapter 1 Grammar Chapter 1 Who en What met een voorzetsel.
Grammar Chapter 4 – G2 If + past simple. Je wist al dat je voor het woordje als in het Engels if kunt gebuiken. We gaan hier even mee verder. Het kan.
Woordvolgorde met woorden van tijd
Grammar Chapter 2 – G3 The. Het gebruik van the in combinatie met gebouwen. Het gaat hier om de volgende gebouwen: Het gaat hier om de volgende gebouwen:
Grammar Chapter 3 – G3 One en Ones.
Grammar Chapter 3 – G2 Meervoud. Meervoud Je weet al hoe je woorden in het Engels in het meervoud zet, nl: Je weet al hoe je woorden in het Engels in.
In deze powerpoint vind je basis-grammatica: zaken die je na 3 onderbouwjaren eigenlijk niet onbekend voor mogen komen. Klik op een van onderstaande onderwerpen.
Deltion College Engels A2 Lezen [Edu/002]/subvaardigheid ‘koken’….!
Gebiedende wijs 1.Cross Victoria Street. 2.Sit still, please. 3.Read the article on this page. 4.Watch out! Als je tegen iemand wilt zeggen dat hij/zij.
Vragen stellen Vormen van ‘to be’ kunnen de enige werkwoorden in de vraagzin zijn. Ben ik je beste vriend? Am I your best friend?
Past Simple Onvoltooid verleden tijd Regelmatige werkwoorden:
Persoonlijke voornaamwoorden
Question-tags toch? is het niet? nietwaar? hè? is het wel?
Three steps to success Foutloos zinnen vertalen in drie stappen
Jeans Hij draagt een nieuwe spijkerbroek! Ik vind hem leuk! He’s wearing a new jeans! I like it! He’s wearing new jeans. I like them!
Nothing Is As It Seems Introduction Lesson. What are we going to do? - We gaan deze periode spreek, luister, lees en schrijflessen in een thema oefenen.
Nothing Is As It Seems Lesson 7 What’s the Story?.
Deltion College Engels B2 Spreken [Edu/001] thema: What’s in the news? can-do : kan verslag doen van een gebeurtenis en daarbij meningen met argumenten.
Why me Lord? Waarom ik Vader. What did I ever done? Wat heb ik ooit gedaan.
Deltion College Engels B1 Spreken [Edu/001] thema: song texts can-do : kan een onderwerp dat mij interesseert op een redelijk vlotte manier beschrijven.
WHY ME LORD WAAROM IK HEER. What did I ever done? Wat heb ik ooit gedaan.
Grammar Chapter 3 Part 2 – Relative pronouns. Some examples The man in the middle who is reading a newspaper is my father. The man in the middle that.
Vragende/ontkennende zinnen. 1.Met behulp van to do Betalen wij de rekening? Do we pay the bill? Wij betalen de rekening niet. We do not pay the bill.
Present Continuous Deel 1: Functie & Vorm
Present Simple Tegenwoordige Tijd.  Om aan te geven dat iets nu een gewoonte is. Er zijn een aantal woorden die aangeven dat het om een gewoonte gaat.
Future met will Gebruik je om te zeggen dat iets in de toekomst zal gaan gebeuren. Je gebruikt will als je voorspellingen doet zonder dat je daar bewijs.
Allesvoorengels.nl. 1. Wat betekenen some en any? 2. Wanneer gebruik je some? 3. Wanneer gebruik je any? 4. Woorden met some en any erin 5. Samenvatting.
Grammar – period 2.
Meest voorkomende vragen bij examenteksten.
Bijwoorden van tijd allesvoorengels.nl.
This, that, these, those Aanwijzende voornaamwoorden
Toekomende tijd: met “going to”
Chapter 4 Going out Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Present simple Grammar.
Woordvolgorde in Engelse bevestigende en vragende zinnen.
Stones 11 and 12.
De taaltaak
Chapter 4 Going out Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Today: Chapter 2 Discuss SO 2 What to study for your test?
Much / many / a lot of (a) few / (a) little
Unit 2: LESSON 2 practicing the grammar: betrekkelijke voornaamwoorden
NEW INTERFACE UNIT 2 : GRAMMAR
English 23 April 2018.
Chapter 3 Who dares? Grammar Stepping Stones 3 havo
Past Simple Wat is de Past Simple? Wanneer gebruik je de Past Simple?
Chapter 1 Looking back Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Hoe maak je zinnen vragend in het Engels.
Transcript van de presentatie:

Grammar Chapter 4 – G1 What en Which

What en Which In vraagzinnen gebuik je regelmatig de woordjes what en which. Bijvoorbeeld in een winkel wanneer je iets wilt kopen. Bij de grammatica over de woordjes one en ones ben je bijv het zinnetje tegengekomen: Do you like these sweaters; which one would you like to buy? What en which zijn vraagwoorden en komen meestal vooraan in de zin te staan. Bijv. What are you going to do this afternoon? What betekent wat of welke: Wat bedoel je = What do you mean? Welke gevoelens had je? = What feelings did you have? Het gaat hierbij om wat of welke in het algemeen.

What en Which What kan ook nog een andere betekenis hebben, nl hoe of waar. Bijv.: Hoe ziet hij eruit = What does he look like? Hoe zag zij eruit? = What did she look like? In deze zinnen combineert what met look like (=eruit zien=uiterlijk). Een voorbeeld met de betekenis waar is: Waar gaat het boek over? = What is the book about? Waar ging de samenvatting over? = What was the summary about? What combineert hier met het voorzetsel about. Waar denk je aan? = What are you thinking of? Waar dacht je aan? = What were you thinking of? What combineert hier met het voorzetsel Zoals je ziet, staan de voorzetsels waarmee what combineert, achteraan in de zin.

What en Which We gaan nog even terug naar de zinnen: What are you thinking of = Waar denk je aan? What is the book about? = Waar gaat het boek over? Je ziet dat het woordje waar niets te maken heeft met een plaats! Dat is in de volgende zin wel het geval, kijk maar: Waar ben je geweest? = Where have you been? Waar kan ik het postkantoor vinden? = Where can I find the post office? In deze zinnen is waar een plaatsbepaling en vertaal je het woordje waar in het Engels met where. Vergelijk de volgende zinnen: Waar spraken zij over? Waarover is geen plaats en dus vertaal je niet met where. De vertaling is: What did they talk about? Maar vraag je: Waar zijn de toiletten?, gaat het om plaats en vertaal je: Where are the toilets?

What en Which Voor het woordje welke kun je in het Engels zowel what als which gebruiken. Maar er is wel een verschil: Welke mensen doen dit? = What people do this? Welke misdaden zijn het moeilijkst te bestrijden? = What crimes are hardest to fight? Hier gaat het om vragen naar personen of dingen in het algemeen en daarom vertaal je hier met what. Maar: Welke van deze misdaden zijn het moeilijkst te bestrijden? = Which crimes are hardest to fight? Hier gaat het niet om misdaden in het algemeen, maar om een keuze uit een aantal misdaden. Daarom vertaal je hier met which. Ook: Welke weg nemen we hier? = Which way do we take from here? Je staat hier op een kruispunt en je moet kiezen uit een aantal wegen, dus vertaal je met which.

What en Which De conclusie is dus: Als je bij welke moet kiezen tussen what en which, kijk je in de zin of het gaat om iets in het algemeen (=what) of dat het gaat om een beperkte keuze (=which). Nog een voorbeeld: Welke trui vind je leuk? = What sweater do you like? (=algemeen) Welke van deze tuien vind je leuk? = Which of these sweaters do you like? (=beperkte keuze).

Opdrachten Zoek een Engelse tekst/teksten waarin je deze grammatica terug vindt. Onderstreep/markeer minstens 3 voorbeelden van zowel het gebruik van what als van which. Er moet in ieder geval van allebei een voorbeeld zitten van het gebruik van what en which in combinatie met een voorzetsel. Bewaar deze tekst(en) in je portfolio. Maak opdracht 1a en 1b op blz 103 WB.