Met symbolen van Montessori

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Redekundig ontleden Over waarom, wat en hoe....
Advertisements

Spelling en Schrijven en formuleren hoofdstuk 1,2&3
De samengestelde zin.
Uitleg bijwoordelijke bepaling (bwb)
Herhaling van hoofdstuk
Werkwoordspelling – persoonsvorm, onderwerp, t. t
Uitleg meewerkend voorwerp (mv)
naamwoordelijk gezegde
Uitleg lijdend voorwerp (lv)
Mijn naam is Willem Wind. Mijn naam is Willem Wind En ik ben hoogbegaafd.
Taaloefeningen.
Grammatica hst. 1 t/m 3 Woordsoorten Zinsdelen PV H1 WG LW H. 1 NG BNW
Fouten met verwijswoorden
TAALPROBLEMEN ODD ONE OUT.
Voorzetsels.
KOMMAGEBRUIK.
HET CURRICULUM VITAE = VISTEKAARTJE NUMMER 2
Taalkunde Grammatica A
Stappenplan ontleden Enkelvoudige zinnen.
Bezittelijk voornaamwoord
Uitleg bijvoeglijke bepaling (bvb)
Interpreteren van data
MET DANK AAN COLLEGA’S IN DEN LANDE ! vee 2012
Grammatica Nederlands
Nederlands Woordsoorten.
HERHALING ZINSLEER.
WERKWOORDSPELLING Hoe doe je dat ?.
Taaloefeningen.
Taaloefeningen.
Taaloefeningen.
Uitleg persoonsvorm (pv)
Taaloefeningen.
Wat gaan we doen vandaag?
Rouw & Verlies Les 3.
GRAMMATICA Groepjes woorden uit een zin die bij elkaar horen:
Paragraaf twee: verkeerde verwijswoorden
Belangrijke tips voor een spreekbeurt
Woordsoorten Maud Hutten.
‘Mixed up piles’.
Wat zijn verwijswoorden en hoe gebruik je die?
Woordsoorten benoemen
Module Grammatica K3 zinsontleding.
Woordsoorten benoemen
Module Grammatica K3 zinsontleding.
Nederlands Woensdag 6 januari 2va.
 Bepaald?  Bepaald:De het  Bepaald: de het  Onbepaald?
VRIJDAG 4 MAART NEDERLANDS. PROGRAMMA 15 minuten lezen Herhalen hoofdstuk 4 Oefeningen maken (TEST of oefenen op de site NN)
Werkwoordelijk gezegde, naamwoordelijk gezegde en de werkwoorden
WERKWOORDELIJK GEZEGDE
1.7 Iedereen is bezig Samengestelde zinnen. Opa heeft alles wat zijn hartje begeert. Opa wil graag een hut hebben. Kun je hier één zin van maken?
Grammatica zinsdelen H1 t/m H6
Grammatica woordsoorten H1 t/m H6
GRAMMATICA BLOK 1 T/M 4 Uitleg en voorbeelden Woordsoorten Basis leerjaar 4.
Grammatica woordsoorten H1 t/m H6
Betrekkelijk voornaamwoord
Woordbenoemen Groep 6 en 7.
3a Grammatica
Hoofdstuk 1 Grammatica zinsdelen
Hoofdstuk 1 Grammatica woordsoorten
Verschil: redekundig en taalkundig ontleden
Hoofdstuk 2 Grammatica woordsoorten
Wedekerend ww en vnw Wederkerig vnw
Persoonlijk voornaamwoord
Grammatica zinsdelen Redekundig ontleden.
Grammatica zinsdelen 2havo, periode 2a.
Werkwoorden Koppelwerkwoord Zelfstandig werkwoord Hulpwerkwoord
Twee gezegdes Er bestaan twee gezegdes:
Woordbenoemen Zelfstandig naamwoord, eigennaam, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel, telwoord.
Grammatica: werkwoorden
WOORDSOORTEN HAVO-2.
Transcript van de presentatie:

Met symbolen van Montessori Woordbenoemen Niet schrikken als je dit bekijkt: dit wordt een lessenserie, hoor! Hier gaan we wel even over doen ☺. Groetjes van juf Viv Met symbolen van Montessori

Lidwoord Lidwoorden staan vóór een zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden: - de - het (’t) - een (’n)

Oefenen:

Zelfstandig naamwoord Je gebruikt ze voor: (eigen)namen (dus bijv. Kiki of Wien ) Dieren Plaatsen Dingen Gevoelens Je kunt er meestal een lidwoord bij bedenken. Bijv.: kat, huis, Nederland, bloem, Mina

oefenen http://www.jufmelis.nl/woordsoorten/Zelfstandig-naamwoord/Zelfstandig-naamwoord-1

Bijvoeglijk naamwoord Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Het staat meestal tussen een lidwoord en een zelfstandig naamwoord in en geeft een eigenschap of kenmerk van het zelfstandig naamwoord aan (“versierwoord”) . Bijv. : de rode jurk, de gekke en lieve kippen. Maar ook: De jurk is rood; De kippen zijn gek en lief

Oefenen

Telwoord Telwoorden zijn woorden die een aantal aangeven in een zin of een plaats in de rij. Voorbeelden: 1, 2, 1.003.201 Maar ook: eerste, vierde, driehonderd, laatste, hoeveelste, veel, enige.

Oefenen Oefening op taalkist.nl

Aan het werk NU jij: Werkbladen voor Yentl Illyssa Wien

Werkwoorden en soorten Werkwoorden zijn er in: Zelfstandige werkwoorden Hulpwerkwoorden Koppelwerkwoorden Daarnaast zijn er scheidbare werkwoorden

Zelfstandige werkwoorden Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat er wordt gedaan (doe-woorden). Werkwoorden kunnen in een zin de handeling aangeven. Voorbeelden van zelfstandige werkwoorden: doen, geven, nemen, hockeyen, voetballen, lopen, kletsen, slapen, gapen, schrijven, drinken, eten, gaan, zijn, worden,…

Koppelwerkwoorden Een koppelwerkwoord verbindt twee delen van een zin. Het koppelt het onderwerp met een naamwoordelijk deel en zegt iets over het onderwerp. Bijvoorbeeld: Hij heet Justin. Hij is arts. Er zijn negen koppelwerkwoorden: zijn, worden, heten, blijven, schijnen, lijken, blijken en dunken en voorkomen.

Let op: Veel koppelwerkwoorden kunnen ook als een gewoon zelfstandig werkwoord voorkomen! Voorbeelden: 1a. De man schijnt eerlijk. schijnt = koppelwerkwoord, want eerlijk zegt iets over de man. 1b. De man schijnt met een schijnwerper. schijnt = zelfstandig werkweoord, zegt niets over het onderwerp (de man)

2a. Mijn vader is vijfenzestig jaar. is   = koppelwerkwoord, 65 jaar zegt iets over mijn vader. 2b. Mijn vader is op zijn studeerkamer. is = zelfstandig werkwoord, zijn studeerkamer zegt niets over wat voor een vader het is.

Hulpwerkwoorden In een zin ga je eerst op zoek naar het zelfstandig of koppelwerkwoord, alle andere werkwoorden in de zin zijn de hulpwerkwoorden. Het zijn 'de hulpjes'. De hulpwerkwoorden geven geen handeling aan in de zin. Er kunnen meerdere hulpwerkwoorden in een zin staan, maar er kan ook geen hulpwerkwoord in een zin staan. Voorbeelden: Ik loop naar de stad. (geen hulpwerkwoord) Ik ben naar de stad gelopen. Ik heb altijd al willen vliegen.

Scheidbaar werkwoord Er zijn ook werkwoorden die je van elkaar moet scheiden als je ze in een zin gebruikt. Bijvoorbeeld : afwassen Wij wassen de kopjes af. nakijken Niet vergeten je eigen werk na te kijken!

OEFENEN Oefening: Zelfstandige werkwoorden 1 - jufmelis.nl

Voorzetsel Voorzetsels kun je invullen op de volgende puntjes: ...de kast ...het schoolfeest Voorbeelden: In de kast, Op de kast, Achter de kast, Naast de kast, Onder de kast, Bij de kast, Tijdens het schoolfeest, Na het schoolfeest, enz. Let op scheidbare werkwoorden, zoals nakijken en opstaan, dit zijn geen voorzetsels!

Filmpje over voorzetsels:

Aan het werk NU jij: Werkbladen voor Adam Danté Derk Illyssa Jo’lynn Kevin Kiki Max Robin

Bijwoord Bijwoorden zeggen iets over hoe je een werkwoord kunt doen. Bijv.: Hij loopt hard. (Hoe loopt hij?) Bijwoorden zeggen iets over een hoe een bijvoeglijk naamwoord is. Bijv.: Een erg mooie fiets. (Hoe mooi?) Bijwoorden zeggen iets over hoe een ander bijwoord is. Bijv.: Hij rijdt heel snel. (Hoe snel?)

Bijwoorden geven ook antwoord op waar? en wanneer? Bijv.: Hij zit hier. (waar?) Ik wil nu weg. (wanneer?) Bijwoorden zijn ook woorden als: wel, toch, ook, nog, immers, niet, misschien Bijwoorden zijn vraagwoorden als: waar, wanneer, waarom, waardoor, waarmee en hoe. (Verwar het bijwoord niet met het vragend voornaamwoord)

oefenen http://www.jufmelis.nl/woordsoorten/Bijwoord/Bijwoord-1-

Tussenwerpsel Tussenwerpsels zijn woorden die geen functie in de zin hebben. Je kan ze weglaten. Een tussenwerpsel kan een uitroepzin zijn. Bijvoorbeeld: “Aha” “Dat vind ik echt niet leuk, hoor!” “Brrr, het waait hard.

Voegwoorden Voegwoorden zijn woorden die twee aparte zinnen aan elkaar voegen. Voorbeelden van voegwoorden zijn: Omdat, hoewel, zodat, tenzij, mits, terwijl, nadat, ofschoon, als, maar, en etc…

Voegwoorden staan meestal midden in de zin. Voor een voegwoord staat meestal een komma. Een voegwoord kan ook dus aan het begin van de zin staan. Voor het voegwoord of en en staat (meestal) geen komma.

oefenen http://www.nt2taalmenu.nl/grammatica4/voegwoorden/voegwoorden1.htm

Aan het werk Nu jij! Werkbladen voor: Andreas Danjel Omar Safia Thijs Mirna Yanna

Er zijn 8 verschillende voornaamwoorden:

1 persoonlijke voornaamwoorden Zij worden gebruikt om personen en “het” als apart zinsdeel aan te wijzen: Onderwerpsvorm (zinsontleding: onderwerp): ik, jij/ je, hij, zij, het (als het apart zinsdeel is en door “dat” kan worden vervangen), men, u, wij, jullie en zij (meervoud). Voorwerpsvorm (zinsontleding: lijdend voorwerp of als meewerkend voorwerp ): mij (me,mij), jou (jij), u, hem, haar, het (zie hierboven), ons, jullie, hun, hen, ze Ik ga naar jou. Jij gaat naar hem. Hij gaat naar haar. Wij gaan naar jullie. Jullie gaan naar ons. Zij gaan naar hen. Ik geef hun het cadeau. Ik geef de werkboeken aan hen Juf Vivs stokpaardje: 'Hun' kan niet in de zin als onderwerp worden gebruikt! Ze gaan (en dus niet: 'Hun...')

oefenen

2. bezittelijke voornaamwoorden Zij duiden een bezit aan: mijn, jouw, zijn, haar, uw, ons/ onze, jullie en hun. mijn kamer Geef de mijne eens terug! Onze moeder Dat is de jouwe! jouw huis Let op: jouw schrijf je met een w als het een bezittelijk voornaamwoord is!!Het huis is van jou is zonder een w, omdat dit persoonlijk voornaamwoord is.

oefenen http://www.jufmelis.nl/woordsoorten/Bezittelijk-voornaamwoord/Bezittelijk-voornaamwoord-1

3 3. aanwijzende voornaamwoorden Zij wijzen iets aan: deze en dit (dichtbij) die en dat (veraf)

oefenen http://www.jufmelis.nl/woordsoorten/Aanwijzend-Voornaamwoord/Aanwijzend-voornaamwoord-1

4. vragend voornaamwoorden. Vragende voornaamwoorden zijn: wie, wat , welke (welk) en wat voor (een). Ze staan heel vaak aan het begin van een vraagzin. Voorbeelden: Wie gaat er mee? Wat ga jij vanavond doen? Welke rol wil jij in de musical? Wat voor vo-school kies jij?

oefenen http://www.jufmelis.nl/woordsoorten/Aanwijzend-Voornaamwoord/Aanwijzend-voornaamwoord-1

5 5. betrekkelijke voornaamwoorden. De belangrijkste betrekkelijke voornaamwoorden zijn: die en dat. Andere betrekkelijke voornaamwoorden zijn: wie, wat, hetgeen en welk(e). Zij verwijzen ergens naar. Een betrekkelijk voornaamwoord heeft betrekking op (verwijst naar) een woord dat er vlak voor staat (of woorden die er vlak voor staan) . Betrekkelijke voornaamwoorden staan aan het begin van een bijvoeglijke bijzin. Voorbeelden: Het boek dat ik van de schoolbieb heb geleend. (dat verwijst naar het boek) De verhalen die ik voor Taal moest schrijven. (die verwijst naar de verhalen) Hij is iemand, wie ik zoiets nooit zou toevertrouwen. Dat is alles, wat ik wilde zeggen.

oefenen http://www.jufmelis.nl/woordsoorten/Aanwijzend-Voornaamwoord/Aanwijzend-voornaamwoord-1

6. onbepaalde voornaamwoorden. Zij gaan over iets of iemand, maar we weten niet precies waarover of over wie het gaat: iemand, iets, iedereen, niemand, etc. Verwijst naar iets vaags dus. Dat kunnen personen of dingen zijn.

http://www.jufmelis.nl/woordsoorten/Aanwijzend-Voornaamwoord/Aanwijzend-voornaamwoord-1

7. Wederkerend voornaamwoord Het wederkerend voornaamwoord komt alleen voor in combinatie met een wederkerend werkwoord. Voorbeelden van wederkerende werkwoorden: zich schamen, zich ergeren, zich vergissen. Het zijn dus werkwoorden in combinatie met het woordje zich. Het wederkerende voornaamwoord is eigenlijk dat woordje 'zich'. Het wederkerende vnw. verwijst naar de persoon die het onderwerp is. Het onderwerp komt nog een keer in een andere vorm terug. Voorbeelden: Ik was me; Hij schaamt zich; Je ergert je; Wij vervelen ons. Twijfel je? Verander het onderwerp in “Hij”. Als het werkwoord dan “zich” wordt, dan is het een wederkerend voornaamwoord.

oefenen http://www.jufmelis.nl/woordsoorten/Aanwijzend-Voornaamwoord/Aanwijzend-voornaamwoord-1

8. Wederkerig voornaamwoord http://www.jufmelis.nl/woordsoorten/Aanwijzend-Voornaamwoord/Aanwijzend-voornaamwoord-1 Het wederkerig voornaamwoord is elkaar en vormen van elkaar zoals: mekaar en elkander. Wederkerige vnw. verwijzen naar meer personen. Dit is dus het makkelijkste voornaamwoord, je hoeft alleen elkaar, mekaar en elkander te onthouden. Voorbeelden: Wij schudden elkaar de hand. We zien mekaar morgen nog. We hebben elkander al gezien. Tip: als je bang bent dat je de namen wederkerend en wederkerig door elkaar gaat halen. Onthoud dan het verzonnen woord: 'elkarig' want elkaar is altijd wederkerig!

oefenen http://www.jufmelis.nl/woordsoorten/Aanwijzend-Voornaamwoord/Aanwijzend-voornaamwoord-1

Aan het werk Werkbladen voor: Allard Bram Jasper Jennifer Justin Liam Tim Quinny Quinten Robbert Sam

Klaar! Nu veeeeeeel oefenen!