Bijwoord He drives quickly. ‘quickly’ zegt iets over…?

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Grammatica Unit 2 HD 2.1 t/m 2.7.
Advertisements

Gerund = WW. gebruikt als zelfstandig Nw.
Past simple & Past continuous
1.There’s Tim! Look, he's wearing his new jeans. 2.What are you doing? We are doing our homework. Je gebruikt de present continuous voor iets dat nu aan.
Voorbeeld: I walk He walks You walk She walks
The stock market will go up De beurswaarden zullen stijgen YESNO JA NEEN Is Jefken a good person ? Is Jefken een goed mens ? YES NO JA NEEN Is Lonny a.
Vragend en Ontkennend maken
The future met “will” en “shall”
Past Simple – Past Continuous
Ronde (Sport & Spel) Quiz Night !
Stepping Stones II Chapter 6 Grammar.
Betrekkelijk vnw. = Relative Pronoun
The English Tenses Alles op een rijtje.
Het Landelijk Steunpunt Gastsprekers WO II-Heden is ondergebracht bij het Herinneringscentrum Kamp Westerbork Landelijk Steunpunt Gastsprekers WO II-Heden.
Instructie grammatica
In het Nederlands antwoord je vaak heel kort:
Grammatica Unit 1 HD 1.1 t/m 1.8.
Grammatica Unit 1 HD 1.1 t/m 1.8.
Grammatica Unit 6 HD 6.1 t/m 6.7.
Unit 2 grammar 4.1 wederkerende voornaamwoorden
Woordvolgorde in een engelse zin
Interrogative sentences
Directe rede  Indirecte rede
Hulpwerkwoorden can must may etc.
Past Perfect = vvt (=I had worked/I had been working) He had slept/had been sleeping for 3 hours when I woke him. Hij had al 3 uur geslapen toen ik hem.
Present Simple – Present Continuous
Adjectives and Adverbs
Present simple & continuous
Word Order. Wie?DoetWat? wie?Waar?Wanneer? onderwerpWerkwoord(en)Meewerkend Lijdend voorwerp PlaatsbepalingTijdsbepaling SheGaveHim a kissIn the shoolyard.
CLICK THE END EINDE THE END May peace be with you EINDE Moge de vrede met jou zijn Next time I’ll present you the alphabet Volgende keer bied ik je het.
PLAYBOY Kalender 2006 Dit is wat mannen boeit!.
Simple en continuous tenses Met of zonder –ing. Alle tijden kun je in het Engels met of zonder –ing-form maken: I sleep… I slept… I had slept… I will sleep…
Deltion College Engels B1 Gesprekken voeren [Edu/005] thema: applying for a job can-do : kan een eenvoudig sollicitatiegesprek voeren © Anne Beeker Alle.
Deltion College Engels B1 En Spreken/Presentaties [Edu/007] Thema: Soap(s) can-do : kan met enig detail verslag doen van ervaringen, in dit geval, rapporteren.
Chapter 5 Hit the road Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Chapter 6 Sounds cool! Grammar Stepping Stones 2 kgt.
Adverb = bijwoord (beschrijft bijvoeglijk naamwoord of werkwoord)
Vragen stellen Vormen van ‘to be’ kunnen de enige werkwoorden in de vraagzin zijn. Ben ik je beste vriend? Am I your best friend?
bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden
bijwoorden en bijvoeglijke naamwoorden
Lesson 3 PPTs komen op: Extra English Lesson 3 PPTs komen op:
Lesson 2 PPTs komen op: Extra English Lesson 2 PPTs komen op:
Extra English Lesson 9 - recap.
ECHT ONGELOOFLIJK. Lees alle getallen. langzaam en rij voor rij
Past Simple Onvoltooid verleden tijd Regelmatige werkwoorden:
Grammar 1 3 tijden die belangrijk zijn voor de komende repetitie:
Definities: Present Simple en Past Simple
Past Simple (verleden tijd)
She is beautiful/beautifully.
Plaats van always (altijd), usually (meestal), often (vaak), normally(normaal gesproken), never (nooit) Bijwoorden als always, usually, often, normally.
Grammar 4.2 Will, shall & to be going to
Grammar 3 Must = moeten (van jezelf) Should = Zou moeten (van jezelf) It’s getting late. I must go now. It’s getting late. I should go now. Mustn’t = moeten.
All Right 3hv Unit 1 Grammar 4.1
All Right! 1 thv Unit 4 grammar 2.1 and 2.2.
past simple en present perfect
Present Simple & Present Continuous
De financiële functie: Integrale bedrijfsanalyse©
25 Ways To Be Healthier. 25 Manieren om Gezonder te leven. click.
Grammar Unit 5 HD 5.1 t/m 5.9.
1 Zie ook identiteit.pdf willen denkenvoelen 5 Zie ook identiteit.pdf.
ZijActief Koningslust
Present Simple Tegenwoordige Tijd.  Om aan te geven dat iets nu een gewoonte is. Er zijn een aantal woorden die aangeven dat het om een gewoonte gaat.
Simple en continuous tenses
Chapter 1 Body and mind Grammar Stepping Stones 3gt
Toekomende tijd: met “will”
Chapter 6 Sounds cool! Grammar Stepping Stones 2 t/hv.
Adverbs and Adjectives
Transcript van de presentatie:

Bijwoord He drives quickly. ‘quickly’ zegt iets over…? Hoe snel de jongen rijdt. In het Engels moet je ‘-ly’ achter een woord zetten als het iets zegt over een ‘niet-zelfstandignw. Bijvoeglijk naamw. This boy is quick. ‘quick’ zegt iets over…? ‘This boy’: de jongen is snel. Als een woord iets zegt over een zelfst. naamw. Moet je er geen ‘-ly’ achter zetten.

Spelling: -le-ly noble  nobly terrible  terribly whole  wholly -y-ily easy  easily clumsy  clumsily -ue-uly true  truly due  duly

1 Over welk woord wordt iets gezegd? 2 Wat is het juiste antwoord? He is picking up Italian slow/slowly. He is a slow/slowly boy. He is a bad/badly player. She does her job bad/badly. She is extreme/extremely good at maths. This is an unbelievable /unbelievably /unbeliebablely bad/badly story. He remarked rude/rudely that he couldn't be bothered.

Aparte gevallen good  well This boy is good/well at English; he speaks it good/well. silly friendly, ect  in a silly/friendly way This friendly/in a friendly way man laughs silly/in a silly way. Trappen v. vgl. (bigger quickest): geen 'ly‘ He works quickest of all, so even quicker than you.

Meer aparte gevallen Bij 'gezondheid' gebruik je 'well' bij zelfst. nw. Vertaal: I am not very well today. Ik voel me niet lekker. I am not very good today. Ik ben vandaag niet goed (bijv. in wisk.) hard, fast, early, late, long, low, right, straight, fair, cheap, high, daily, weekly veranderen helemaal niet: She works very hard. He flew very low. He drove too fast. This is a daily paper.

Nog een apart geval Al je become, feel, look, seem, smell, sound en taste kunt veranderen in ‘to be’, dan komt er geen –ly achter het woord dat erbij hoort. Leg uit: That music sounds (is) natural. This soup tastes (is) good. He tasted it well. You look (are) tired. I looked very quickly. ©BtB

Kies de juiste vorm: She smiled [brave] at the [friendly] dentist. That piano sounds [awful]. I trusted him [complete] because he looked [reliable]. These shoes are [terrible][expensive]. She looked [calm] but she was [terrible][nervous] The [beautiful] flowers smelled [sweet]. He gave an [impolite] answer so the teacher was [angry]. She was [expensive] dressed.

Kies de juiste vorm: You are too [clever] to make mistakes. She opened the [expensive] present [slow]. You could [clear] see that they felt [unhappy]. She answered me [polite]. They were waiting [nervous], but the train [due] arrived. Do you think she sings [bad]? He translated the text [bad] because he was so [talkative]. Your story sounds [incredible].

Kies de juiste vorm: Your story sounds [incredible]. It's [awful][nice] of you to write me [friendly]. Think [careful] before you answer. He drove [extreme][fast], yet we missed our plane You shouldn't smoke so [heavy]. The reporter waited [patient] for further news. He always works very [hard]. She became [suspicious] when she saw him.

Kies de juiste vorm: 0ur guests arrived [late] because they'd missed the bus The pudding smells [delicious]. He plays the piano [good] but this music sounds [awful]. The boy didn't look very [happy]. Jill walked more [slow] than Ann did. They danced [merry]. [=vrolijk] She knew quite [good] that she was [wrong].

Kies de juiste vorm: I can do this sum [easy]. He answered all the questions [correct]. The show was [extreme][bad]. ©BtB