H5 Financiële Rekenkunde

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
H20:Voorraadwaardering
Advertisements

Procenten Als je deze uitleg stap voor stap volgt, kun je na afloop prima rekenen met procenten Elke keer als je klaar bent met lezen, klik je op een toets.
H3 Wat doe je met je geld Onderscheid tussen verschillende soorten uitgaven, om een goede begroting te kunnen maken Verschillende vormen van sparen en.
H3 Tweedegraads Verbanden
Voorraadwaardering Technische en economische voorraad FIFO methode
H 22: Kosten van een duurzaam produktiemiddel (dpm)
havo A Samenvatting Hoofdstuk 10
H1 Basis Rekenvaardigheden
VERZEKEREN.
IntroFox. Lineaire lening Kenmerk van een lineaire lening is een gelijke aflossing per jaar(of maand,periode)
H 44: Investeringsselectie
H 14: Enkelvoudige interest
H 15: Samengestelde interest
Havo5 WA Extra opgaven.
Exponentiële groei,toename en afname
Hoofdstuk 3: Wat doe je met je geld?
Oerproducent (bijv. de veehouder)
Module 6 Stop! Geen risico!?
H 12: Vreemd vermogen lang
Koopwoning...  (het is niet zo moeilijk…). huiswerk  pak agenda en noteer bij ma 19 januri 5e lesuur:  leren tb 72 tm 77 maken 3.21 tm 3.23 wb 129.
H6 Voorraadbeheer.
Boxenstelsel.
Verkoopresultaat Niveau 3 Kerntaak 5 Blz. 63.
3 mavo Betekenis van dit percentage bespreken..
In het jaar 2007 kon je dit kopen voor €100: In het jaar 2012 kon je dit kopen voor €100: Koopkracht = Het geld wordt minder waard.
Economie H3b 26 maart  Bespreken SO  Vragen over stof?  Laatste kans op vakhulp.
H16: Renten H 16 gaat over renten. Wat is het verschil met H 15?
Balans Een overzicht van je bezittingen en schulden op een bepaald moment. Een balans op zich hoeft niet veel te zeggen; morgen kan de balans er heel anders.
havo B Samenvatting Hoofdstuk 11
Balansmethode.
vwo B Samenvatting Hoofdstuk 7
Lineaire functies Lineaire functie
Twee soorten groei opgave 6 aN = 9,8 · 1,045 t binvullen t = 6 N = 9,8 · 1,045 6 ≈ 12,8 miljoen. cLos op : 9,8 · 1,045 t = 16 voer in y 1 = 9,8.
Agenda  Lessen (6)  tot  hs 30
Agenda  Les 13  wkn 13 2e  hs 2.4 overige kosten
Herhaling Examenstof M&O
A5 Management & Organisatie
Woningfinanciering een inleiding
ribwis1 Toegepaste wiskunde – Exponentiele functies Lesweek 5
Samenvatting Wat moet je leren/ oefenen? Heel hoofdstuk 2
Lesplanning Binnenkomst Intro Vragen huiswerk Uitleg docent 2.2
Pietje heeft op 1 januari 2008 een bedrag van € 400 op een spaarrekening gezet. De rente is 3,5%. Hij laat de rente op de rekening staan. Op 1 januari.
Blz Prioriteiten stellen betekent dat je de belangrijkste dingen eerst koopt/ betaalt. Huishoudelijke uitgaven zijn producten die je vaak koopt,
Een bakje kwark kost € 1,27. Hoeveel kosten vijf bakjes? 5 x € 1,27 = 5 x € 1,00 = € 5,00 5 x € 0,20 = € 1,00 5 x € 0,07 = € 0, € 6,35 Een.
H2 Lineaire Verbanden.
Samengestelde interest
Beleggingsleer Siem de Ruijter Jan Van Doorslaer

Gebruik grafische rekenmachine bij M&O via de TVM-solver
Samenvatting hoofdstuk 1
Investeringsselectie
1 Algemene Ondernemersvaardigheden (AOV)
Algemene Ondernemersvaardigheden
Algemene Ondernemersvaardigheden
Vraagstukken: intrest
1.2 Binnenkomst Nakijken herhaling 1.1 Uitleg 1.2 Lezen 1.2
H.5 Winst en toegevoegde waarde
Algemene Ondernemersvaardigheden
Goed of fout?. Wat is de contante waarde van de onderstaande betalingen? 2103…n i = 1%
Rekenen met rente Jnw, september 2015.
Toepassingen 5L week 15: ‘Sportief spelen’ gespaard bedrag berekenen intrest – kapitaal – tijd procent van een getal breuk van een getal spaarperiode berekenen.
Halveringstijd Havo 5 deel 3 Hoofdstuk 10 Opgave 33,34,37.
SPAREN EN LENEN. SPAREN  Enkelvoudige interest ( rente)  Samengestelde interest ( rente)
Investeringsselectie Bij het beoordelen en selecteren van investeringen (overname,uitbreiding,nieuwe productielijn) maken ondernemingen gebruik van cashflow.
Domein Verhoudingen 11 Rente van spaartegoeden 2 Rente van spaartegoeden Als je geld op een spaarbankrekening stort en voor langere tijd laat staan,
Interest berekeningen
Beste ath 4..
Beste ath 4..
Lineaire lening IntroFox.
H9: ENKELVOUDIGE INTEREST INTEREST
Transcript van de presentatie:

H5 Financiële Rekenkunde

Case Spaarplan Nadat Frederik afgestudeerd is in de marketing gaat hij werken in een grote internationale onderneming. Hij verdiept zich privé in de mogelijkheden die er zijn om te sparen. Bij overleg met een financieel adviseur van de Rabobank wordt het volgende spaarplan aangereikt:

Case Spaarplan ieder spaarjaar dient hij aan het begin van dat jaar 600 euro te storten hier wordt 2% administratiekosten van afgehaald het spaarplan loopt na overleg 22 jaar lang het verwachte rendement ieder jaar bedraagt 7,2% Frederik vraagt zich af hoe groot het verwachte eindbedrag zal zijn.

Slotwaarde en contante waarde Voorbeeld: Je zet 100 euro op de bank aan het begin van het jaar. De jaarrente is i = 5%. Na 1 jaar heb je 100.1,05 = 105 euro Na 2 jaar 100.1,05.1,05 = 100.1,05² = 110,25 euro Na n jaren 100.1,05n Dit heet de slotwaarde.

Slotwaarde en contante waarde Regel 1 De SLOTWAARDE van een bedrag X na n jaren met een jaarrente i is: X.(1+i)n Hierin heet i het groeipercentage en 1+i de groeifactor.

Slotwaarde en contante waarde Voorbeeld: Je hebt 100 euro op de bank tegen een jaarrente van i = 5%. 1 jaar geleden 100/1,05 = 95,24 euro 2 jaar geleden 100/1,05²= 90,70 euro n jaren geleden Dit heet de contante waarde.

Slotwaarde en contante waarde Regel 2 De CONTANTE WAARDE van een bedrag X gerekend over n jaar geleden met een jaarrente i is:

Maandrente Voorbeeld: Je zet 100 euro op de bank tegen een jaarrente van 6%. Hoe groot is de maandrente? Noem de groeifactor van een maand x, dan: 100.x12 = 106 Dan is de maandrente

Maandrente Regel 3 Uitgaande van een jaarrente i is de maandrente:

Het bepalen van de looptijd Voorbeeld: Je hebt 3000 euro op je bankrekening staan en de jaarlijkse rente is 3,2%. Hoeveel jaar duurt het dan totdat dit bedrag is aangegroeid tot 4000 euro?

Het bepalen van de looptijd Dan geldt: 4000 = 1,032n * 3000 Dit wordt: 1,33 = 1,032n We lossen dit op met de logaritme uit hoofdstuk 1. Je doet er dus 9 jaar en iets minder dan 2 maanden over om op 4000 euro te komen.

Het bepalen van de looptijd Regel 4 Als de contante waarde (CW), de slotwaarde (SW) en de rente (i) gegeven zijn, kun je de looptijd berekenen volgens de volgende formule:

Periodieke stortingen Voorbeeld: Ieder jaar aan het einde van het jaar 1000 sparen tegen een rente van i = 7%, gedurende 20 jaar. Hoe groot is het eindbedrag?

Periodieke stortingen Regel 5 De som van de slotwaarden van n periodieke stortingen verricht aan het einde van iedere periode tegen een intrest i is gelijk aan: Hierin is X de periodieke storting.

Periodieke stortingen Toegepast op het voorbeeld: X = 1000 euro i = 7% = 0,07 n = 20 Invullen: Het eindbedrag is 40.995,49 euro

Periodieke stortingen Voorbeeld: Ieder jaar aan het begin van het jaar 1000 sparen tegen een jaarrente i = 7%, gedurende 20 jaar. Hoe groot is het eindbedrag?

Periodieke stortingen Regel 6 De som van de slotwaarden van n periodieke stortingen verricht aan het begin van iedere periode tegen een intrest i is gelijk aan: Hierin is X de periodieke storting.

Periodieke stortingen Toegepast op het voorbeeld: X = 1000 euro i = 7% n = 20 Invullen: Het eindbedrag is 43.865,18 euro.

Periodieke betalingen Voorbeeld: Je leent 5000 euro bij de bank. Dit wordt gedurende 10 jaar afgelost aan het einde van het jaar, tegen een jaarrente van i = 6%. Hoe groot is het jaarlijkse af te lossen bedrag?

Periodieke betalingen Regel 7 De som van de contante waarden van n periodieke betalingen verricht aan het einde van iedere periode tegen een intrest i is gelijk aan: Hierin is X de periodieke betaling.

Periodieke betalingen Toegepast op het voorbeeld: X = 5000 euro i = 6% n = 10 Invullen: Dan is X. 7,36009 = 5.000 De periodieke betaling is X = 679,34 euro

Periodieke betalingen Voorbeeld: Je leent 5000 euro bij de bank. Dit wordt gedurende 10 jaar afgelost aan het begin van het jaar, tegen een jaarrente van i = 6%. Hoe groot is het jaarlijkse af te lossen bedrag?

Periodieke betalingen Regel 8 De som van de contante waarden van n periodieke betalingen verricht aan het begin van iedere periode tegen een intrest i is gelijk aan: Hierin is X de periodieke betaling.

Periodieke betalingen Toegepast op het voorbeeld: X = 5000 euro i = 6%, n = 10 Dan is de periodieke betaling X = 640,89 euro.

Oplossen Case Spaarplan Het oplossen van de case gaat als volgt: De case gaat over periodieke betalingen. Daarmee kom je bij regel 4, 5, 6 en 7. Het gaat om sparen. Daarmee blijven regel 4 en 5 over. De periodieke betaling geschiedt aan het begin van een jaar. Nu blijft alleen regel 5 over.

Oplossen Case Spaarplan Regel 5 luidt: Er wordt € 600,- overgeboekt, waarvan 2% administratie- kosten worden afgehaald (2% * 600 = 12). Dus X = 588 i = 7,2% = 0,072 (verwachte rendement op jaarbasis) n = 22 jaar

Oplossen Case Spaarplan Alles ingevuld geeft: Het verwachte eindkapitaal bedraagt €31.658,69.