Mondeling Nederlands Cursus 1 – thema wonen

het huis Mijn huis heeft 4 ramen.

het dak

het huis een kamer boven een kamer boven een kamer beneden

het dak wij wonen in een huis de badkamer de slaapkamer de woonkamer de huiskamer de keuken

Op het dak staat een schoorsteen.

Door de deur ga je naar binnen.

Met de sleutel maak je de deur open.

Een huis heeft veel muren. de muur Een huis heeft veel muren.

het adres Op welk adres woon jij?

Aan de kapstok hangt mijn jas.

de gang Mama poetst de gang.

Ik loop op de trap naar boven.

Mama is de huiskamer aan het stofzuigen.

de bank De hond ligt op de bank.

de tv Ik kijk graag naar de tv.

Mama kookt het eten in de keuken.

Kinderen vinden eten koken ook leuk.

In de badkamer ga ik mijn tanden poetsen.

het bad Ik lig lekker in bad.

Iedere ochtend ga ik douchen. de douche Iedere ochtend ga ik douchen.

Het water is lekker warm.

de kraan Uit de kraan komt water.

Wassen doe je met zeep en water. de zeep Wassen doe je met zeep en water.

In de slaapkamer slaap je in bed.

het bed De hond ligt op het bed.

Sstt het meisje is aan het slapen.

de wc Op de wc ga je plassen.

Op de wc ga je plassen en poepen.

De poes ligt op de verwarming.

Er zitten veel kinderen in de klas.

tellen Ik kan tot 20 tellen.

hallo Hallo oma!

“Goedemiddag”, zegt de juf tegen de kinderen.

rood

geel

blauw

Wit

1 Er vliegt 1 ballon.

2 Er vliegen 2 ballonen.

3 Er vliegen 3 ballonen

4 1 2 3 4 Er vliegen 4 ballonen

5 Er vliegen 5 ballonen

6 5 4 3 1 2 6 Er dansen 6 muizen.

7 1 2 3 7 6 4 5 Er zijn 7 bugs bunny’s

7 8 1 2 4 6 8 5 3 Er zijn 8 ballen.

9 1 2 3 4 5 6 9 7 8 Er zwemmen 9 eendjes.

10 1 10 2 3 4 5 6 7 8 9 Er vliegen 10 ballonen

meervoud het bad de baden het dak de daken de deur de deuren de gang de gangen het huis de huizen de kapstok de kapstokken de klas de klassen de trap de trappen

meervoud de badkamer de badkamers de huiskamer de huiskamers de keuken de keukens de slaapkamer de slaapkamers de sleutel de sleutels de wc de wc’s

de weg vragen: Waar is ….

meervoud de bank de banken het bed de bedden de muur de muren de tv de tv’s

Je moet je lijf altijd goed wassen. het lijf Je moet je lijf altijd goed wassen.

Het meisje heeft haar arm gebroken. de arm Het meisje heeft haar arm gebroken.

de buik Ik heb pijn in mijn buik.

De man heeft het zweet onder zijn arm staan.

Na het plassen gaan we de handen wassen. wassen – zich wassen Na het plassen gaan we de handen wassen.

Als je uit bed komt ga je je aankleden.

ruiken De zeep ruikt lekker.

Wij wonen in een huis in Veghel.

Als ik thuis ben ga ik buiten spelen.

waar Waar woon jij?

meervoud het adres de adressen de arm de armen het bad de baden de bloes de bloezen de buik de buiken de kraan de kranen het lijf de lijven de verwarming de verwarmingen de douche de douches

Met de bal gaan we voetballen.

Mama heeft een witte bloes. de bloes Mama heeft een witte bloes.

De juf gaat altijd de kinderen helpen.

Zal ik jou een nieuw potlood geven.

Met de gym gaan we de bal weg gooien.

Ik pak geld uit mijn portemonnee. pakken Ik pak geld uit mijn portemonnee.

Ik ben gevallen met het skatebord.

Ik moet even mijn boek gaan zoeken.

kunnen - kunnen jullie mij helpen zoeken? leggen - leg de gele bal op de tafel. snappen - ik snap er niets van. willen - wil je mij helpen?

niet juf, ik snap het niet niks ik snap er niks van in leg de gele bal in de bak je wil je me helpen? niet juf, ik snap het niet niks ik snap er niks van u juf, kunt u mij helpen

In de lente krijgen de bomen weer bladeren. het blad In de lente krijgen de bomen weer bladeren.

Met de gieter geef ik de planten water.

Ik geef de planten nieuw potgrond. de (pot) grond Ik geef de planten nieuw potgrond.

In ons huis staan veel planten. de plant In ons huis staan veel planten.

Mama zet de plant in een nieuwe bloempot. de bloempot Mama zet de plant in een nieuwe bloempot.

De planten gaan groeien als je ze water geeft.

Je moet de planten goed verzorgen.

Deze plant is nog mooi hij is nog levend.

Deze plant leeft niet meer hij is dood.

De planten moet je water geven.

donker donker

licht licht

De rode knop is voor warm water. koud koud De rode knop is voor warm water.

De blauwe knop is voor koud water. warm warm De blauwe knop is voor koud water.

meervoud het blad de bladeren de plant de planten de pot de potten de bal de ballen

Klankoefeningen /uu/ muur uur stuur duur zuur kuur vuur

klankversje buur buur kom vlug in de schuur er is een gat in de muur kom buur!

in huizen en schuren zit poesje te turen dat turen en gluren kan wel uren duren en komt ze naar huis dan heeft ze een muis