Hoofdstuk 6 De consument
Inhoud De budgetbeperking De voorkeuren van de consument 1.1 Een verandering van het budget 1.2 Een verandering van de relatieve prijs 1.3 Een proportionele verandering van alle prijzen De voorkeuren van de consument 2.1 Veronderstelling 1: volledigheid van de voorkeurordening 2.2 Veronderstelling 2: de voorkeurordening is transitief 2.3 Veronderstelling 3: niet-verzadiging van de voorkeurordening 2.4 Veronderstelling 4: convexiteit van de voorkeurordening 2.5 De marginale substitutievoet
Inhoud De keuze van de consument 3.1 Welke goederenbundel kiest de consument? 3.2 Verschuivingen van het evenwicht: budgetwijzigingen 3.3 Verschuivingen van het evenwicht: prijswijzigingen 3.4 Grafische afleiding van de partiële vraagcurve 3.5 Individuele vraagfuncties Van de individuele vraag naar de marktvraag Is de consument rationeel?
1. De budgetbeperking Consument beschikt over gegeven budget (y) Prijsnemer: kan evenwicht, noch prijs beïnvloeden Goederenbundel bestaat uit 2 goederen Dvd’s (q1) Boeken (q2) Consument kan niet meer kopen dan zijn budget Voor gegeven hoeveelheid dvd’s is maximaal aantal boeken Helling en intercept zijn afhankelijk van budget en prijzen
Figuur 6.1: budgetrechte en budgetverzameling q2 boeken W 6 y p2 = 5 A S budgetverzameling 4 budgetrechte R Z 2 T 1 – p1 p2 B 2 4 6 8 10 q1 dvd’s = y p1
1. De budgetbeperking 1.1 Een verandering van het budget 1.2 Een verandering van de relatieve prijs 1.3 Een proportionele verandering van alle prijzen
1.1 Een verandering van het budget Verhoging budget = verruiming keuzemogelijkheden Groter intercept Helling onveranderd Bundels in gekleurde oppervlakte worden bereikbaar
Figuur 6.2: een verhoging van het budget q2 boeken 7 budget = 210 euro 5 budget = 150 euro 10 14 q1 dvd’s
1. De budgetbeperking 1.1 Een verandering van het budget 1.2 Een verandering van de relatieve prijs 1.3 Een proportionele verandering van alle prijzen
1.2 Een verandering van de relatieve prijs Wijziging in relatieve prijs (bv. dvd’s worden duurder) Intercept onveranderd Helling wordt kleiner Bundels in gekleurde driehoek worden onbetaalbaar
q2 boeken 5 dvd kost 15 euro dvd kost 25 euro 6 10 q1 dvd’s
1. De budgetbeperking 1.1 Een verandering van het budget 1.2 Een verandering van de relatieve prijs 1.3 Een proportionele verandering van alle prijzen
1.3 Een proportionele verandering van alle prijzen Beide prijzen wijzigen evenveel: speciaal geval Intercept wijzigt Helling onveranderd Zelfde effect als budgetwijziging Wat als ook budget proportioneel verandert? Nominale eenheid waarmee we prijzen en inkomens meten, heeft geen invloed op reële bestedingsmogelijkheden bv. overgang van Belgische frank naar euro Afwezigheid van geldillusie
2. De voorkeuren van de consument 2.1 Veronderstelling 1: volledigheid van de voorkeurordening 2.2 Veronderstelling 2: de voorkeurordening is transitief 2.3 Veronderstelling 3: niet-verzadiging van de voorkeurordening 2.4 Veronderstelling 4: convexiteit van de voorkeurordening 2.5 De marginale substitutievoet
2.1 Veronderstelling 1: volledigheid van de voorkeurordening Rationele consument kan steeds alle goederenbundels ordenen volgens zijn voorkeur. Bv. Consument verkiest goederenbundel Z boven T Consument verkiest goederenbundel T boven Z Consument is indifferent tussen T en Z Drie deelverzamelingen: Alle bundels in Iz zijn even goed als Z Alle bundels in Bz zijn ‘beter dan’ Z Alle bundels in Sz zijn ‘slechter dan’ Z Indifferentiecurve vormt scheidingslijn tussen Bz en Sz Verzameling alle indifferentiecurven= indifferentiekaart
Figuur 6.4: een indifferentiecurve q2 boeken Bz T Z Iz Sz q1 dvd’s
Figuur 6.5: een indifferentiekaart q2 boeken X Ix Z ‘beter dan’-richting Iz q1 dvd’s
2. De voorkeuren van de consument 2.1 Veronderstelling 1: volledigheid van de voorkeurordening 2.2 Veronderstelling 2: de voorkeurordening is transitief 2.3 Veronderstelling 3: niet-verzadiging van de voorkeurordening 2.4 Veronderstelling 4: convexiteit van de voorkeurordening 2.5 De marginale substitutievoet
2.2 Veronderstelling 2: de voorkeurordening is transitief Impliceert dat de consument op een logisch-consistente manier keuzes maakt Voorkeuren zijn transitief als de consument bundel Z boven bundel R verkiest, als hij Z boven T verkiest en T boven R Indifferentiecurven kunnen elkaar nooit snijden Goederenbundel kan niet even goed bevonden worden als andere bundel en strikt beter zijn dan die andere bundel
Figuur 6.6: snijdende indiff erentiecurven voldoen niet aan transitiviteit q2 boeken T R Z I2 ‘beter dan’-richting I1 q1 dvd’s
2. De voorkeuren van de consument 2.1 Veronderstelling 1: volledigheid van de voorkeurordening 2.2 Veronderstelling 2: de voorkeurordening is transitief 2.3 Veronderstelling 3: niet-verzadiging van de voorkeurordening 2.4 Veronderstelling 4: convexiteit van de voorkeurordening 2.5 De marginale substitutievoet
2.3 Veronderstelling 3: niet-verzadiging van de voorkeurordening Consument heeft liever meer goederen dan minder Betekent niet dat een bundel met kleinere hoeveelheid nooit geprefereerd kan worden boven een met grotere hoeveelheid Is wel slechts mogelijk als kleinere aantal dvd’s bv. gecompenseerd wordt door groter aantal boeken
2. De voorkeuren van de consument 2.1 Veronderstelling 1: volledigheid van de voorkeurordening 2.2 Veronderstelling 2: de voorkeurordening is transitief 2.3 Veronderstelling 3: niet-verzadiging van de voorkeurordening 2.4 Veronderstelling 4: convexiteit van de voorkeurordening 2.5 De marginale substitutievoet
2.4 Veronderstelling 4: convexiteit van de voorkeurordening Consument verkiest meer variatie boven minder variatie Impliceert dat indifferentiecurves convex zijn naar oorsprong Bundels op lijnstuk TR worden verkozen boven T en R
Figuur 6.7: een convexe voorkeurordening q2 boeken T BT Z ‘beter dan’-richting R q1 dvd’s
2. De voorkeuren van de consument 2.1 Veronderstelling 1: volledigheid van de voorkeurordening 2.2 Veronderstelling 2: de voorkeurordening is transitief 2.3 Veronderstelling 3: niet-verzadiging van de voorkeurordening 2.4 Veronderstelling 4: convexiteit van de voorkeurordening 2.5 De marginale substitutievoet
2.5 De marginale substitutievoet Dat indifferentiecurves convex naar oorsprong zijn, geeft extra info over structuur van voorkeuren consument Overgang van Z naar R consument is bereid AB boeken af te staan voor 1 dvd extra (EF) Verhouding is substitutievoet Voor zeer kleine wijzigingen: marginale substitutievoet (MSV) MSV in bundel Z wordt weergegeven door helling van raaklijn aan indifferentiecurve in Z
Figuur 6.8: de marginale substitutievoet q2 boeken ∆q1 Z’ A Z ∆q2 B R ‘beter dan’-richting T ∆q1 C ∆q2 D V Iz MSV(Z) E F G H q1 dvd’s
2.5 De marginale substitutievoet MSV drukt voorkeur consument uit: bereidheid tot betalen (BTB) voor dvd’s in termen van boeken Negatief indien beide goederen gewenst zijn Dalende MSV in absolute waarde impliceert dalende BTB Naarmate consument meer boeken heeft, wil consument steeds minder dvd’s opgeven voor extra boeken
3. De keuze van de consument 3.1 Welke goederenbundel kiest de consument? 3.2 Verschuivingen van het evenwicht: budgetwijzigingen 3.3 Verschuivingen van het evenwicht: prijswijzigingen 3.4 Grafische afleiding van de partiële vraagcurve 3.5 Individuele vraagfuncties
3.1 Welke goederenbundel kiest de consument? Consument kiest die bundel die budgettair haalbaar is op zo ver mogelijk naar rechtsboven gelegen indifferentiecurve ligt In raakpunt E is helling budgetrechte gelijk aan raaklijn aan indifferentiecurve (noodzakelijke voorwaarde) MSV = rico budgetrechte MSV = minus prijsverhouding
Figuur 6.9: de keuze van de consument als niet-verbeterbare keuze q2 boeken A F Z M E I I1 ‘beter dan’-richting I2 G I3 H B q1 dvd’s
3.1 Welke goederenbundel kiest de consument? Snijpunt van budgetrechte met indifferentiecurve kan geen optimum zijn Mogelijkheid tot verbetering voor elke betaalbare bundel waar helling raaklijn aan indifferentiecurve niet gelijk is aan helling budgetrechte Herschikken budget om hogere curve te bereiken Wat gebeurt er als budget of prijzen van goederen veranderen?
Figuur 6.10: een verbeterbare keuze is geen evenwicht q2 boeken S A gewenste compensatie verkregen compensatie T V B W ‘beter dan’-richting F G H B q1 dvd’s
3. De keuze van de consument 3.1 Welke goederenbundel kiest de consument? 3.2 Verschuivingen van het evenwicht: budgetwijzigingen 3.3 Verschuivingen van het evenwicht: prijswijzigingen 3.4 Grafische afleiding van de partiële vraagcurve 3.5 Individuele vraagfuncties
3.2 Verschuivingen van het evenwicht: budgetwijzigingen Evenwijdige verschuiving budgetrechte Punt E is geen evenwicht meer Grotere keuzemogelijkheden In E’ verbruikt consument grotere hoeveelheid van beide goederen Verschil tussen normale en inferieure goederen Ligging indifferentiecurven (en dus voorkeuren)
Figuur 6.11: gevolgen van een stijging van het budget q2 boeken A’ M A E’ J’ budget neemt toe vraag naar boeken neemt toe E J I2 G I1 H H’ B B’ q1 dvd’s vraag naar dvd’s neemt toe
Figuur 6.12: gevolgen van een daling van het budget bij inferieure goederen q2 witte producten A M budget neemt af t.g.v. recessie A’ vraag naar witte producten neemt toe E’ J’ E J I1 G I2 H’ B’ H B q1 merkproducten vraag naar merkproducten neemt af
3. De keuze van de consument 3.1 Welke goederenbundel kiest de consument? 3.2 Verschuivingen van het evenwicht: budgetwijzigingen 3.3 Verschuivingen van het evenwicht: prijswijzigingen 3.4 Grafische afleiding van de partiële vraagcurve 3.5 Individuele vraagfuncties
3.3 Verschuivingen van het evenwicht: prijswijzigingen Prijsdaling leidt tot wenteling budgetrechte Grotere keuzemogelijkheden Doet vraag naar dvd’s toenemen Uitzondering: Giffen-goederen Prijsstijging leidt tot grotere gevraagde hoeveelheid, ceteris paribus Hangt af van voorkeuren en ligging budgetrechte Zijn heel uitzonderlijk: prijsstijging leidt meestal tot afname vraag
Figuur 6.13: gevolgen van een prijsdaling van dvd’s q2 boeken A M vraag naar boeken neemt af G E E E’ G’ G I2 prijs van dvd’s daalt I1 F B F’ B’ q1 dvd’s vraag naar dvd’s neemt toe
3.3 Verschuivingen van het evenwicht: prijswijzigingen Prijseffect (-F’F) valt uiteen in Substitutie-effect (-F’’F): wanneer dvd’s duurder worden, wordt het voor consument interessanter om minder relatief duur geworden dvd’s en meer relatief goedkoop geworden boeken aan te schaffen Inkomenseffect (-F’F’’): koopkracht van het budget verkleint Normale goederen: substitutie- en inkomenseffect werken in zelfde richting Prijsstijging doet gevraagde hoeveelheid dvd’s afnemen Giffengoederen: inkomenseffect werkt substitutie-effect tegen Inkomenseffect maakt totale prijseffect positief Ontbinding is conceptueel Substitutie-effect of Slutsky-effect: laat toe om theorie consumentengedrag empirisch te toetsen
Figuur 6.14: ontbinding van het totale prijseffect q2 boeken A G” E” G’ E ’ G E I1 I2 F’ F” B’ F B q1 dvd’s (totale) prijseffect substitutie-effect inkomenseffect
3. De keuze van de consument 3.1 Welke goederenbundel kiest de consument? 3.2 Verschuivingen van het evenwicht: budgetwijzigingen 3.3 Verschuivingen van het evenwicht: prijswijzigingen 3.4 Grafische afleiding van de partiële vraagcurve 3.5 Individuele vraagfuncties
3.4 Grafische afleiding van de partiële vraagcurve Verband tussen vraag naar goed en de eigen prijs van dat goed, ceteris paribus Bovenste paneel: budgetrechte laten kantelen door steeds lagere prijzen voor dvd’s Onderste paneel geeft individuele vraag naar dvd’s: voor elke prijs de gevraagde hoeveelheid op basis van voorkeuren, budgetbeperkingen en keuzes in bovenste paneel Engel-curve kan op gelijkaardige manier afgeleid worden
Figuur 6.15: de partiële vraag van een individuele consument q2 boeken A I2 I3 E E’ E” F B F’ B’ F” B” q1 dvd’s P1 J P vraagcurve naar q1 J’ P’ J” P” F F’ F” q1 dvd’s
3. De keuze van de consument 3.1 Welke goederenbundel kiest de consument? 3.2 Verschuivingen van het evenwicht: budgetwijzigingen 3.3 Verschuivingen van het evenwicht: prijswijzigingen 3.4 Grafische afleiding van de partiële vraagcurve 3.5 Individuele vraagfuncties
3.5 Individuele vraagfuncties Vraag naar elk goed in goederenbundel kunnen we uitdrukken als functie van de prijs van dat goed, de prijzen van andere goederen en beschikbare budget Vraagfuncties van twee goederen: Uniek verband tussen voorkeuren en vorm vraagfuncties
4. Van de individuele vraag naar de marktvraag Marktvraag geeft weer hoe de totale gevraagde hoeveelheid van een goed evolueert als de prijs van een goed wijzigt Voor elke prijs de individuele gevraagde hoeveelheden van elke consument optellen Bij drie consumenten Marktvraag goed 1 voor gegeven prijzen en inkomens Horizontale sommering
Figuur 6.16: afleiding van de marktvraag p p V1 V1B V1C p p V1A p’ p’ p” p” A B B’ A’ B” C” A” A + B + C A’ + B’ + C’ A” + B” + C” individuele vraag naar dvd's marktvraag naar dvd's C C’
5. Is de consument rationeel? Rationeel betekent dat consument alle bundels kan ordenen volgens zijn voorkeur en dat die voorkeuren transitief zijn Realistische veronderstelling? Toetsen adhv substitutie-effect negatief bij prijsverhoging gelijk aan verschil totale prijs- en inkomenseffect prijs- en inkomenseffect kunnen achterhaald worden via geobserveerd keuzegedrag obv huishoudbudgetonderzoeken Stone Macro-economische consumptiedata
5. Is de consument rationeel? Browning en Chiappori Rationaliteitshypothese toetsen obv Canadese micro-data Drie groepen Mannelijke alleenstaanden Vrouwelijke alleenstaanden Koppels Voor koppels is rationaliteitshypothese problematisch vereenvoudiging van een beslissingnemer per gezin te sterk meerpersoonsgezinnen