§ 10.1 Industriële revolutie

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Hoofdstuk 5 Sociale verbanden.
Advertisements

Sociologische verklaringen voor sociale stratificatie
H3 Industralisatie en Ismen.
3. Het sociaal-economisch systeem
Hoofdstuk 6 Democratisering
Do’s and Don’ts presentaties
4.3 Politieke stromingen.
Het socialisme Paragraaf 7..
Functionalisme: basiskenmerken
Een communistische grootmacht
de tijd van burgers en stoommachines
de tijd van burgers en stoommachines
Ontstaan en ontwikkeling van een politieke stroming
Paragraaf 2: Socialistische ideeën
1.
Kenmerken van de concept contextbenadering
Stromingen en partijen
OORLOG IN VIETNAM. ACHTERGROND Het midden van de 20e eeuw stond in het teken van de opkomst van grote mogendheden: de Verenigde Staten en de Sovjet Unie.
Samenvatting in beeld van het werkboek Maatschappijleer
Liberalisme en socialisme
AANBOD ARBEID IS GROTER DAN DE VRAAG NAAR ARBEID
Politiek.
De sociale kwestie.
Belangrijke begrippen (selectie H3, H4)
Inleiding politieke stromingen
7.3: Trampolinebed of hangmat? Bespreken oplossingen armoede HC Opdracht.
SOCIALE STRATIFICATIE
7.3: Trampolinebed of hangmat?
Hoe werkt de maatschappij? Is deze maakbaar? Hoe beïnvloed je de economie?
Sociologie Cultuur en Context J1.3. Bezetting Maagdenhuis Jeugd en muziek.
-Scheiding der machten -Gekozen parlement -Verlichte ideeën
Context 4 Verlichtingsideeën en de democratische revoluties
Context 4 Verlichtingsideeën en de democratische revoluties
30De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap 36De opkomst van de politiek-maatschappelijke.
Sociologie en Diversiteit hoorcollege 1
1 Sociologie en Diversiteit hoorcollege 3 Harrie Manders
§2: politieke stromingen en partijen:
PERSONEELSMANAGEMENT PPT 7 Onderdeel : conflicten
Klinische les medisch maatschappelijk werk
Sociologie en Diversiteit hoorcollege 4
H10.2 Feminisme en socialisme
9§3 Totalitaire ideeën in de praktijk II Fascisme
Opbouw nieuwe programma en mogelijke PTA’s Werkwijze nieuwe methode Doelen : –Leerlingen inleiden in de sociale wetenschappen –Leerlingen onderzoek leren.
…..LET OP…………. Deze powerpoint gaat over de “Politieke Stromingen”.
…..LET OP…………. Deze powerpoint gaat over de “Politieke Stromingen”.
Introductie Maatschappijwetenschappen nieuwe stijl
Tijd van burgers en stoommachines 1800 – 1900
Burgers en stoommachines 4.3 Politieke stromingen
Belangrijke begrippen (selectie H3, H4)
De wereldoorlogen 5.2 Communisme en fascisme
Socialisme: wij Meer gelijkheid (einde maken aan armoede en ongelijkheid) Meer sociale rechtvaardigheid De zwakkeren in de samenleving moeten beschermd.
Burgers en stoommachines 4.3 Politieke stromingen - Ismen
Goeie vakantie gehad? Wat weet je nog van de zomer?
Goeie vakantie gehad? Wat weet je nog van de zomer?
3. Oorzaken van criminaliteit
de tijd van burgers en stoommachines
Les kiezen, politieke stromingen en partijen
§ 1.1 Identiteit Identiteit is het beeld dat iemand van zichzelf heeft, dat hij uitdraagt en anderen voorhoudt en dat hij als kenmerkend en blijvend beschouwt.
1.4 SOCIALISTEN EN FEMINISTEN
Sociologische paradigma’s
Politieke socialisatie Politieke institutie Sociale institutie
Kenmerken van de concept contextbenadering
Wetenschappelijke Revolutie, Verlichting en Franse Revolutie
Veranderingen in het welvaartsvraagstuk
Politieke veranderingen in het bindingsvraagstuk
Sociale veranderingen in het bindingsvraagstuk
Hoofdstuk 1.
Sociale veranderingen in het verhoudingsvraagstuk
Politieke veranderingen in het verhoudingsvraagstuk
Havo lesboek deel 1 ~ Hoofdstuk 1
Transcript van de presentatie:

§ 10.1 Industriële revolutie

Gevolgen Mechanisering is het vervangen van mens- en dierkracht door machines. Gevolgen: Toename welvaart van de complete samenleving Toename ongelijkheid: arbeiders minder gewaardeerd, lagere lonen, toename werkloosheid, slechte arbeidsomstandigheden.

§ 10.2 sociale ongelijkheid

Belangrijke begrippen Sociale ongelijkheid Drie soorten ongelijkheid: macht, status, begrip Sociale stratificatie en sociale lagen Maatschappelijke ladder Sociale mobiliteit Open en gesloten samenleving Positieverwerving en positietoewijzings

§ 10.3 paradigma’s en sociale ongelijkheid

Functionalisme paradigma Kern van het paradigma: De samenleving als geheel is een systeem, waarbinnen subsystemen hun functie hebben en de samenleving stabiel en in evenwicht houden. Een verstoring betekent geen stabiliteit meer en dat moet dan weer gevonden worden. Functionalisten gaan altijd op zoek naar processen in de samenleving die de samenleving doen overleven. Denk aan socialisatie en instituties. Praktische zaken: pta, digitale toetsenbank Seneca scholingsmiddag pagina 2

Functionalisme paradigma Ongelijkheid wordt dus ook verklaard als het zinvol is voor een samenleving. Volgens functionalisten is het onvermijdelijk omdat sommige taken in de samenleving belangrijker zijn dan andere voor het voortbestaan van de samenleving. Kortom: ongelijkheid hoeft geen probleem te zijn mits het tot doel heeft het behoud van de samenleving. Een voorbeeld van een functionalistische theorie is die van Herbert Gans (p.88 Seneca lesboek deel 2). Praktische zaken: pta, digitale toetsenbank Seneca scholingsmiddag pagina 2

Functionalisme paradigma De samenleving streeft naar stabiliteit Daarom worden sommige functies meer gewaardeerd dan andere Die waardering leidt tot sociale ongelijkheid Praktische zaken: pta, digitale toetsenbank Seneca scholingsmiddag pagina 2

Conflict-paradigma Kern van het paradigma: Conflictsociologen gaan uit van machtsverschillen in de samenleving: de machtigen zullen hun eigen belangen beschermen en vergaren bezit. Ongelijkheid in de samenleving is er altijd en conflicten hierover leiden tot veranderingen. De conflicten gaan over dat de ene groep meer macht heeft dan de andere en dat wordt gezien als ongelijk. Dit kan leiden tot bijvoorbeeld criminaliteit: een conflict waarbij een arme groep op illegale wijze probeert te verkrijgen wat een rijke machtige groep voor zichzelf heeft geclaimd. Praktische zaken: pta, digitale toetsenbank Seneca scholingsmiddag pagina 2

Conflict-paradigma Ongelijkheid is de kern van elke samenleving en het studie-object van conflictsociologen. De oorzaak komt door een verschil in macht tussen verschillende groepen. De groep met macht heeft meer hulpbronnen en buit de andere groep uit. Kortom: ongelijkheid bestaat in elke samenleving omdat verschillende groepen uit zijn op eigenbelang. Dit leidt tot conflicten. Een voorbeeld van een theorie gebaseerd op het conflict-paradigma is die van Karl Marx (p.89 Seneca lesboek deel 2). Praktische zaken: pta, digitale toetsenbank Seneca scholingsmiddag pagina 2

Conflict-paradigma Machtsverschillen tussen groepen bepalen welke groep meer en welke minder hulpbronnen krijgen Dit leidt tot sociale ongelijkheid Dit leidt tot conflicten in de samenleving Praktische zaken: pta, digitale toetsenbank Seneca scholingsmiddag pagina 2

Sociaalconstructivisme-paradigma Kern van het paradigma: Gedrag van mensen wordt bepaald door hoe zij (gezamenlijk) de werkelijkheid zien, wat ze denken dat waar is. De sociale wereld bestaat uit denkbeelden (sociale werkelijkheid) over de materiële wereld (de maatschappelijke werkelijkheid) die ontstaan door interactie met mensen. Praktische zaken: pta, digitale toetsenbank Seneca scholingsmiddag pagina 2

Sociaalconstructivisme-paradigma Ongelijkheid is een ‘construct’: een gedeeld beeld tussen individuen in een samenleving. Het hangt van deze constructen (beelden) af welke verschillen op welke wijze worden gewaardeerd. Kortom: ongelijkheid is een idee in een cultuur dat onder invloed van socialisatie langzaam kan veranderen in een samenleving. Een voorbeeld van een theorie gebaseerd op het sociaalconstructivisme-paradigma is die van Edwin Ray Guthrie (p.89 Seneca lesboek deel 2) over een ‘ugly duckling’. Praktische zaken: pta, digitale toetsenbank Seneca scholingsmiddag pagina 2

Sociaalconstructivisme-paradigma Individuen delen beelden over verschillen Die beelden bepalen een ongelijke waardering (sociale ongelijkheid) Praktische zaken: pta, digitale toetsenbank Seneca scholingsmiddag pagina 2

Rationele-actor-paradigma Kern van het paradigma: Actoren streven zoveel mogelijk hun eigenbelang na. Bij het maken van keuzes gaan ze voor de meeste voordelen en minste nadelen voor henzelf. Oftewel: nutsmaximalisatie verklaart het gedrag van individuele actoren. Ze denken rationeel en worden ook wel homo economicus genoemd. Praktische zaken: pta, digitale toetsenbank Seneca scholingsmiddag pagina 2

Rationele-actor-paradigma Ongelijkheid is een gevolg van de individuele keuzes die actoren maken om voordelen te behalen en nadelen te vermijden (nutsmaximalisatie). Kortom: ongelijkheid is het optellen van gezamenlijke individuele keuzes. Ook keuzes voor solidariteit (anderen tijdelijk hulp bieden). Een voorbeeld van een theorie gebaseerd op het rationele-actor-paradigma is die van Adam Smith (p.90 Seneca lesboek deel 2) over de ‘invisible hand’. Praktische zaken: pta, digitale toetsenbank Seneca scholingsmiddag pagina 2

Rationele-actor-paradigma Actoren streven naar nutsmaximalisatie Al die keuzes leiden tot sociale ongelijkheid

§ 10.4 Ideologie: communisme, socialisme en sociaal-democratie

Ideologieën Communisme Socialisme Sociaal-democratie Maximale gelijkheid afgedwongen door tijdelijke dictatuur Socialisme Gelijkheid door maatschappelijk debat en sociale wetgeving Sociaal-democratie Gelijkheid en vrijheid met een gemengde economie Nederlandse politiek GroenLinks, NCPN (communisme) SP (socialisme) PvdA (sociaal-democratie)

§ 10.5 Oplossing en ontwikkeling: verzorgingsstaat en institutionalisering

Verzorgingsstaat Sociale ongelijkheid ontstaat door Industriële Revolutie Verschillende klassen hebben baat bij sociale rust want dat leidt tot economische groei Compromis: privébezit van kapitaalgoederen toegestaan, overheid zorgen voor meer bescherming van de arbeiders. Uiteindelijk ontstaan van verzorgingsstaat Ontstaan van sociale wetten

Institutionalisering Voorbeeld institutionalisering: het maken van wetten (sociale en politieke instituties worden vastgelegd in standaardgedragspatronen). Vanwege verzorgingsstaat veranderde de instituties Instituties zijn uitingen van waarden in een cultuur Er ontstaan instellingen om instituties te kunnen realiseren Institutionalisering leidt tot voorspelbaar gedrag van mensen =