Hoofdstuk 15 Herverdeling
Inhoud Inkomstenbelasting Sociale zekerheid 1.1 Gemiddelde en marginale aanslagvoet 1.2 Proportionele, progressieve en regressieve belastingen en het basisinkomen 1.3 Effectieve gemiddelde en marginale aanslagvoeten 1.4 Principes van belastingheffing Sociale zekerheid 2.1 De verschillende takken van de sociale zekerheid 2.2 De financiering van de sociale zekerheid 2.3 Effect van sociale bijdragen op de arbeidsmarkt 2.4 Basisprincipes van de sociale zekerheid 2.5 Uitdagingen voor de sociale zekerheid Alles heeft een prijs, ook herverdeling
1. Inkomstenbelasting 1.1 Gemiddelde en marginale aanslagvoet 1.2 Proportionele, progressieve en regressieve belastingen en het basisinkomen 1.3 Effectieve gemiddelde en marginale aanslagvoeten 1.4 Principes van belastingheffing
1.1 Gemiddelde en marginale aanslagvoet Inkomstenbelasting is ontworpen om de sterkste schouders meer lasten te laten dragen Progressiviteit Gemiddeld tarief neemt toe met inkomen Te betalen belasting varieert met inkomen via tariefstructuur (barema), toegepast op belastbare inkomen Barema: gedefinieerd via marginale tarief Belastingvrije som Marginale tarief Belasting op elke bijkomende euro binnen die belastingschijf Belasting op de laatste euro inkomen Van belang voor evaluatie van ontmoedigingseffect van belastingen Stijgt aanvankelijk sterk, vanaf 45% trager
1.1 Gemiddelde en marginale aanslagvoet Gemiddelde tarief is belastingdruk op volledige inkomen Te betalen belasting/belastbaar inkomen Stijgt continu Voor zeer hoge inkomens nadert gemiddelde tot marginale tarief
Tabel 15.1: het barema van de inkomstenbelasting voor de inkomsten van 2015 gemiddeld marginaal belasting op inkomensschijf tarief op tarief bovengrens bovengrens ondergrens bovengrens (%) (euro’s) (%) 1 8 710 25 2 177,5 25,0 2 8 710 12 400 30 3 284,5 26,5 3 12 400 20 660 40 6 588,5 31,9 4 20 660 37 870 45 14 333 37,8 5 37 870 50 Bron: Fiscaal Memento van de Fod Financiën.
1. Inkomstenbelasting 1.1 Gemiddelde en marginale aanslagvoet 1.2 Proportionele, progressieve en regressieve belastingen en het basisinkomen 1.3 Effectieve gemiddelde en marginale aanslagvoeten 1.4 Principes van belastingheffing
1.2 Proportionele, progressieve en regressieve belastingen en het basisinkomen Progressief: gemiddelde belastingvoet neemt toe met inkomen Regressief: gemiddelde belastingvoet daalt met inkomen Lineaire belastingfunctie Twee parameters: intercept B en constante marginale tarief Belastbaar inkomen B is onafhankelijk van inkomen Marginale aanslagvoet bepaalt hoeveel belasting toeneemt met inkomen Gemiddelde tarief neemt toe met inkomen, door negatieve intercept Voor inkomen < Z is belasting negatief
1.2 Proportionele, progressieve en regressieve belastingen en het basisinkomen Functie voor belastbaar inkomen Beschikbaar inkomen na belasting Vanaf Z worden belastingen betaald Helling : hoe sterk neemt beschikbare inkomen toe als inkomen voor belasting toeneemt Bv. marginale tarief 40%, dan is gelijk aan 0,60 Van elke bijkomende euro belastbaar inkomen, blijft 60 cent over Intercept B is nauw verwacht met basisinkomen Staat los van inkomen Marginale tarieven niet beïnvloed door B
1.2 Proportionele, progressieve en regressieve belastingen en het basisinkomen Financierbaarheid van basisinkomen Systeem met enkel B en om dit te financieren Met gemiddeld inkomen voor belasting Als we basisinkomen willen verhogen, moeten we, voor een gegeven (of totaal) gemiddeld inkomen voor belasting, ook de belasting die het basisinkomen financiert, verhogen Onvoorwaardelijk en verhoogt marginale tarieven niet
Figuur 15.1: de lineaire inkomstenbelasting (a) te betalen belasting (b) inkomen na belasting yh Th netto Th = −B + t·yh B 45° y2 Z y0 y1 yh y Z y y1 yh 2 t –B
1. Inkomstenbelasting 1.1 Gemiddelde en marginale aanslagvoet 1.2 Proportionele, progressieve en regressieve belastingen en het basisinkomen 1.3 Effectieve gemiddelde en marginale aanslagvoeten 1.4 Principes van belastingheffing
1.3 Effectieve gemiddelde en marginale aanslagvoeten Statutaire tarieven: wettelijk vastgelegde tarieven vertellen slechts deels hoeveel personenbelasting er betaald wordt Aftrekken: deel inkomen niet opgenomen in belastbaar inkomen Vermindering: te betalen belasting wordt verminderd Personenbelasting gemiddeld 23% in 2015 Gemiddelde aanslagvoet vs. marginale aanslagvoet Parafiscaliteit Effectieve marginale tarief beïnvloed door andere elementen die wel afhankelijk zijn van inkomen
1.3 Effectieve gemiddelde en marginale aanslagvoeten Bv. selectieve uitkering voor mensen met inkomen < €1000 Voor hen verhoogt beschikbaar inkomen Addertje onder het gras: effectieve belastingfuntie Intercept is groter (meer negatief): mensen met laag inkomen krijgen meer uitkering Maar: marginale aanslagvoet stijgt naar Effectieve tarief stijgt voor hen van 40% naar 90% Selectieve kinderbijslagen leiden tot hogere marginale tarieven
1. Inkomstenbelasting 1.1 Gemiddelde en marginale aanslagvoet 1.2 Proportionele, progressieve en regressieve belastingen en het basisinkomen 1.3 Effectieve gemiddelde en marginale aanslagvoeten 1.4 Principes van belastingheffing
1.4 Principes van belastingheffing ‘Goede’ belasting voldoet aan enkele principes ‘Sterkste schouders dragen zwaardere lasten’ = Draagkrachtprincipe of principe van verticale herverdeling Progressiviteit Ongelijkheid van netto-inkomens is kleiner dan ongelijkheid van inkomens voor belasting Bv. Gini voor belasting 0,428, na inkomensbelasting 0,372 ‘Belastingplichtigen moeten in gelijke omstandigheden gelijk worden behandeld’ = principe van horizontale gelijkheid Alleenstaande en gezin betalen verschillende belastingen, ook al hebben ze hetzelfde inkomen Belastingvrije som laten variëren Verminderingen op verschuldigde belasting Samenvoegen belastbare inkomsten Veralgemeende decumul Huwelijkscoëfficiënt
Figuur 15.2: de Lorenz-curve voor en na de personenbelasting in 2015 cumulatief aandeel in het inkomen 1 0,8 0,6 0,4 0,2 0,2 0,4 0,6 0,8 1 cumulatief aandeel in de bevolking Bron: eigen berekeningen op basis van fiscale aangiften van aanslagjaar 2015
2. Sociale zekerheid Progressief belastingsysteem is eerste herverdelingssysteem Herverdeelt van rijk naar arm Sociale zekerheid tweede belangrijke herverdelingssysteem Zorgt voor inkomenstransfer naar mensen met een tegenslag (bv. werkloosheid of ziekte) Evenwicht tussen verzekering en solidariteit Grondig uitgebouwd na WO II In België ook terugbetaling kosten gezondheidszorg, via verplichte ziekteverzekering
2. Sociale zekerheid 2.1 De verschillende takken van de sociale zekerheid 2.2 De financiering van de sociale zekerheid 2.3 Effect van sociale bijdragen op de arbeidsmarkt 2.4 Basisprincipes van de sociale zekerheid 2.5 Uitdagingen voor de sociale zekerheid
2.1 De verschillende takken van de sociale zekerheid Twee grote slokoppen Pensioenen Geneeskundige verzorging Betaalbaarheid?
Tabel 15.2: de uitgaven in de verschillende takken van de sociale zekerheid (2015) in % van de totale in miljoen euro uitgaven pensioenen 42 033,1 40,6 RIZIV - Geneeskundige verzorging 28 497,7 27,5 RIZIV - Uitkeringen ziekte en invaliditeit 7 509,1 7,2 gezinsbijslag 6 309 6,1 werkloosheid 6 083 5,9 tegemoetkoming voor gehandicapten 1 959,1 1,9 leefloon en inkomensgarantie ouderen 1 496,6 1,4 brugpensioenen 1 276 1,2 loopbaanonderbreking & tijdskrediet 847,5 0,8 andere 7 616,5 7,3 totaal 103 627,6 100 Bron: stat.nbb.be (geraadpleegd op 15-06-2017).
2. Sociale zekerheid 2.1 De verschillende takken van de sociale zekerheid 2.2 De financiering van de sociale zekerheid 2.3 Effect van sociale bijdragen op de arbeidsmarkt 2.4 Basisprincipes van de sociale zekerheid 2.5 Uitdagingen voor de sociale zekerheid
2.2 De financiering van de sociale zekerheid Oorspronkelijk Bijdragen van werkgevers Bijdragen van werknemers Overheidstoelage Steeds meer aangevuld met tijdelijke bijdragen Loonmatigingen en indexsprongen Solidariteitsbijdrage Alternatieve financiering Bismarck-stelsel Sociale partners (vakbonden, ziekenfonds,…) Verzekering Beveridge-stelsel Overheid: financiering via belastingen Solidariteit en herverdeling Parafiscaliteit (63%)
Tabel 15.3: de inkomstenbronnen voor de sociale zekerheid in 2016 in miljoen euro in % van het totaal sociale bijdragen 57 463 63,1 verplichte werkgeversbijdragen 34 884 38,3 verplichte werknemersbijdragen 15 505 17,0 verplichte bijdragen van zelfstandigen 4 087 4,5 andere persoonlijke bijdragen 2 988 3,3 alternatieve financiering 9 877 10,9 staatstoelage 19 235 21,1 andere 4 424 4,9 totale ontvangsten 91 000 100,0 Bron: Federaal Planbureau. Statistische bijlage van de Economische vooruitzichten voor België (2017-2022), Detail van de socialezekerheidsuitkeringen ten laste van de sociale zekerheid (geraadpleegd op 11-07-2017).
2. Sociale zekerheid 2.1 De verschillende takken van de sociale zekerheid 2.2 De financiering van de sociale zekerheid 2.3 Effect van sociale bijdragen op de arbeidsmarkt 2.4 Basisprincipes van de sociale zekerheid 2.5 Uitdagingen voor de sociale zekerheid
2.3 Effect van sociale bijdragen op de arbeidsmarkt Hoge lasten op arbeid Sociale verzekeringen vooral gefinancierd via bijdragen op brutoloon Historisch gegroeid: verzekering tegen verlies arbeidsinkomen Belastingwig of tax wedge Grote kloof tussen nettoloon en loonkost 53,9 in % van loonkost OESO – Taxing Wages ‘Hoogste belasting op arbeid’ EU-gemiddelde is 41,7%
Tabel 15.4: de belastingwig als verschil tussen loonkost en nettoloon (2016) gemiddeld brutoloon van een voltijdse werknemer 3 881 2 32% werkgeversbijdrage op brutoloon 1 242 3 loonkost: brutoloon + 32% werkgeversbijdrage 5 123 4 13% werknemersbijdrage op brutoloon 505 5 belastbaar loon: brutoloon - 13% werknemersbijdrage 3 376 6 30% inkomstenbelasting op belastbaar loon 1 013 7 nettoloon: belastbaar loon - inkomstenbelasting 2 363 8 totaal van fiscale en parafiscale bijdragen 2 759 9 als % van de loonkost (belastingwig) 53,9 Bron: eigen berekeningen op basis van het gerapporteerde gemiddeld brutoloon van een voltijdse werknemer in België in 2016 in oecd (2017). Taxing Wages. Paris: oecd Publishing gerapporteerd.
Figuur 15.3: de belastingwig voor enkele oeso-landen in 2000 en 2016 (als % van de loonkost) 57,1 België 54,0 52,9 Duitsland 50,4 50,1 49,4 Frankrijk 48,1 Zweden 42,8 40,0 Nederland 37,5 Verenigd Koninkrijk 32,6 31,7 30,8 30,8 Verenigde Staten 2000 2016 Bron: oecd (2017). Taxing Wages, tabel 6.2.a, Paris: oecd Publishing. Noot: de belastingwig wordt hier berekend voor een alleenstaande voltijdse werknemer zonder kinderen die werkt aan het gemiddeld brutoloon.
2.3 Effect van sociale bijdragen op de arbeidsmarkt Evenwicht , reëel brutoloon , tewerkstelling Nominale nettoloon na invoering werknemersbijdrage Reële nettoloon Na werknemersbijdrage hoger reëel brutoloon nodig om zelfde reëel nettoloon te bekomen Aanbodcurve wentelt naar boven In nieuwe evenwicht Reëel brutoloon gestegen tot Tewerkstelling gedaald tot Deel afgewenteld op werknemer (daling nettoloon), deel op werkgever (stijging brutoloon)
Figuur 15.4: het effect van de invoering van een werknemersbijdrage en een werkgeversbijdrage op tewerkstelling, loonkost en nettoloon (a) werknemersbijdrage (b) werkgeversbijdrage wb/p wb/p A1 A0 A E loonkost K (wb/p)1 1 M M (wb/p)0 E0 (wb/p)0 E0 nettoloon (wb/p)1 N E 1 V0 V V 1 L1 L0 L L1 L0 L
2.3 Effect van sociale bijdragen op de arbeidsmarkt Invoering werkgeversbijdrage aan sociale zekerheid Verhoging brutoloon met werkgeversbijdragevoet Reële loonkost stijgt Vraagcurve wentelt naar beneden Bereidheid tot betalen is niet veranderd Bij elke hoeveelheid arbeid voor een gegeven loonkost is men slechts bereid een lager reëel brutoloon te betalen Nieuw evenwicht in , reëel brutoloon gedaald tot , tewerkstelling daalt tot Werkgeversbijdrage opnieuw deels gedragen door werkgevers, deels werknemers In realiteit: werknemers- en werkgeversbijdrage worden tegelijkertijd betaald
Figuur 15.5: het effect van gelijktijdige invoering van een werknemersbijdrage en een werkgeversbijdrage op tewerkstelling, loonkost en nettoloon wb/p K A1 loonkost A0 (wb/p)1 E1 (wb/p)0 E0 M nettoloon N V0 V1 L1 L0 L
2. Sociale zekerheid 2.1 De verschillende takken van de sociale zekerheid 2.2 De financiering van de sociale zekerheid 2.3 Effect van sociale bijdragen op de arbeidsmarkt 2.4 Basisprincipes van de sociale zekerheid 2.5 Uitdagingen voor de sociale zekerheid
2.4 Basisprincipes van de sociale zekerheid Verzekering Betalen om impact van onzekerheid (bv. ziekte) op levensstandaard zoveel mogelijk uit te schakelen Premie Contractuele garantie dat verzekeraar ‘schade’ vergoedt Sociale zekerheid was gebaseerd op dit principe Premies betalen als je werkt, uitkering bij werkloosheid Premie verbonden met arbeidsinkomen Wederkerigheid Behoefte aan verzekering is universeel Ex post wel herverdeling of solidariteit Ex ante treden verzekerden vrijwillig toe: Pareto-verbetering = parafiscale bijdragen: lijken administratief op belastingen, maar hebben ander karakter
2.4 Basisprincipes van de sociale zekerheid Verzekering Waarom niet voorzien door private markt? Collectieve component Als grote groep verzekerden gelijktijdig getroffen wordt, volstaan premies niet Averechtse selectie ‘Goede’ en ‘slechte’ risico’s Moral hazard Risico en omvang schade zijn niet exogeen Marktfalen op private verzekeringsmarkten en efficiëntiewinst
2.4 Basisprincipes van de sociale zekerheid Sociale zekerheid en solidariteit Sociale zekerheid heeft ook als doelstelling de ongelijkheid en armoede te verminderen Verplichte solidariteit Verzekering is welbegrepen eigenbelang, solidariteit gaat verder Niet langer ex ante verbetering voor iedereen Kan enkel via overheid worden opgelegd Subsidiërende solidariteit Premies weerspiegelen niet perfect de verschillen in risico’s Ziekte is bv. gecorreleerd met leeftijd, maar iedereen betaalt zelfde premie Bijkomende herverdeling bovenop de ex post herverdeling
2.4 Basisprincipes van de sociale zekerheid Sociale zekerheid en solidariteit Inkomenssolidariteit Bijdragen ziekteverzekering staan in verhouding tot inkomen Maximumpensioen, ongeacht bijdragen in verleden Holt wederkerigheid tussen bijdragen en uitkeringen uit Bestrijden armoede: bijstandssysteem Residuele stelsels van gegarandeerde minimuminkomens: geen band met vroegere bijdragen, bv. gewaarborgd inkomen of leefloon België heeft elementen van verzekering én solidariteit Oorspronkelijk: Bismarck-type Gaandeweg opgeschoven richting meer solidariteit Mattheuseffect Selectiviteit, maar verdere vermindering van verzekeringskarakter Risico op erosie maatschappelijke en politieke draagvlak
2. Sociale zekerheid 2.1 De verschillende takken van de sociale zekerheid 2.2 De financiering van de sociale zekerheid 2.3 Effect van sociale bijdragen op de arbeidsmarkt 2.4 Basisprincipes van de sociale zekerheid 2.5 Uitdagingen voor de sociale zekerheid
2.5 Uitdagingen voor de sociale zekerheid Voortdurend ter discussie Hoge kost Gestoeld op traditionele gezinsstructuur Nieuwe risico’s? Werkloosheidsuitkeringen Structurele en langdurige werkloosheid Uitkeringen voor mensen die misschien nooit meer een job vinden Moral hazard Makkelijker voor bedrijven om mensen tijdelijk werkloos te maken Effect op werkzoekenden: hogere eisen, minder gemotiveerd? Administratieve controles Grootste uitdaging: prikkels om werk te zoeken, behouden en toch welvaartsverlies voor onvrijwillig werklozen beperken
2.5 Uitdagingen voor de sociale zekerheid Pensioenen Inkomen verzekeren na actieve loopbaan Kapitalisatie (zelf sparen): komt met risico Repartitieprincipe of omslagstelsel Bijdragen actieve bevolking rechtstreeks overgedragen aan gepensioneerden Solidariteit tussen generaties Nadeel: gevoelig voor vergrijzing Geen Belgisch, zelfs geen westers probleem Afhankelijkheidsgraad stijgt Betaalbaarheid Eerste pijler, verplichte wettelijke stelsel? Tweede pijler, private systemen obv kapitalisatie, aanvullen?
2.5 Uitdagingen voor de sociale zekerheid Ziekteverzekering Belgische systeem = terugbetalingssysteem Vrijheid in keuze arts, artsen hebben vrijheid inzake therapie Artsen betaald per prestatie Patiënt betaalt ‘remgeld’ Probleem van moral hazard Overconsumptie: kost wordt toch niet betaald door patiënt, maar door ziekteverzekering Informatieprobleem: asymmetrische informatie Geen voor de hand liggende oplossing Uitgaven stijgen snel door Vergrijzing Technologische kennis Toename geneeskundige kennis
Tabel 15.5: de vergrijzing in België en de rest van de wereld Continenten 1950 1975 2000 2015 2030 2100 Wereld 9,9 11,7 12,8 14,4 20,5 41,8 Europa 13,9 20,4 24,3 28,6 41,0 60,2 Afrika 7,2 7,5 7,8 7,6 8,6 25,8 Latijns Amerika 7,7 9,5 10,7 13,1 19,9 63,5 Azië 8,1 8,7 10,7 12,6 19,7 51,0 Landen 1950 1975 2000 2015 2030 2100 België 18,5 25,2 28,3 30,6 41,6 60,5 Frankrijk 19,5 24,5 27,3 33,3 44,7 62,6 Duitsland 16,2 26,5 26,5 34,8 48,6 67,8 Nederland 13,9 19,3 21,9 30,2 44,7 64,9 Italië 14,3 21,6 29,2 37,8 52,2 69,9 VS 14,2 19,7 20,9 24,6 36,6 55,0 Japan 9,9 12,7 27,3 46,2 57,1 76,2 China 8,5 8,8 11,4 14,5 27,7 64,1 India 6,4 7,6 8,7 10,0 14,1 48,0 Bron: United Nations, Department of Economic and Social Aff airs, Population Division (2017). World Population Prospects: The 2017 Revision (geraadpleegd op 12-07-2017). Deze tabel gebruikt de ‘old-age dependency ratio 2’ van het medium scenario.
3. Alles heeft een prijs, ook herverdeling Beleidskeuze over hoe de taart te verdelen, heeft ook implicaties over de omvang van de taart Grootte is niet exogeen Ontmoedigingseffecten van herverdeling Voorbeeld 1: inkomstenbelasting en sociale bijdragen variëren met inkomen (en dus arbeidsinspanning) Kan leiden tot afname arbeidsaanbod Ontmoedigingseffect groter naarmate effectieve marginale tarieven sneller stijgen ‘lekkende emmer’ van Okun Voorbeeld 2: uitkering lokt ook gedragsreacties uit Bv. hogere uitkering proberen bekomen Afweging maken: ‘efficiency-equity trade-off’ Theorie van optimale belastingen (Mirrlees)