TAAL & THEORIE 3.3 Het spreken en begrijpen van taal
TAALBESCHRIJVINGSNIVEAUS Semantiek betekenisLeer Morfologie woordvorming Fonologie klankleer Syntaxis Grammaticale constructies Pragmatiek taalgebruik in interactie Lexicologie woordenschat
POETSVROUW WERKSTER HUISHOUDELIJKE HULP INTERIEURVERZORGSTER
HAND-OUT Maak de opdrachten A t/m F (C niet) in tweetallen
Prescriptieve en descriptieve taalregels Descriptief: beschrijven, inventariseren en systematiseren van taalgebruik en regels. Geen waardeoordeel, maar waarnemingen. Onbewust Prescriptief: voorschriften/regels voor een juist taalgebruik (Standaardnederlands). Bewust
Spreek uit Tandpasta asbak aanbieding Assimilatie Hij heeft te veel gegeten. Kom maar binnen. Degeminatie Grond rob huid Auslautverhärtung Over welk onderdeel van de taalkunde zou dit gaan?
H. 14 Horen en verstaan Wat zegt de vrouw in dit geluidsfragment?
H. 14 Horen en verstaan Wat zegt de vrouw in dit geluidsfragment?
H. 14 Horen en verstaan Wat zegt de man in dit geluidsfragment?
H. 14 Horen en verstaan Wat zegt de man in dit geluidsfragment?
Competence en Performance COMPETENCE: het aangeboren taalvermogen dat in het brein aanwezig is. Taalregels die bij de geboorte aanwezig zijn. Noam Chomsky Performance (uitvoering): niet alle taalregels worden benut. Mensen gebruiken taal niet altijd volgens het grammaticale systeem; de zin niet afmaken, onderbroken worden etc.
Begripsstrategieën Mensen spreken niet in complete of grammaticale uitingen -> de performance is rommelig. We gebruiken strategieën om snel gesproken taal te kunnen interpreteren: Contexteffect: kijken naar de context Priming: werken met chunks Vooruitontleden: tijdens het lezen of luisteren de zin ontleden
Geef opvallende kenmerken van: Iemand die met een sterk Fries accent spreekt. En met een Gronings accent. En met een Limburgs accent. En met een Amsterdams accent. En met een plat Haags accent.