Gedrag
Wat is gedrag? Het is de manier waarop je je gedraagt en dingen doet Hoe een mens of dier op een bepaald geluid, beeld of gevoel reageert De manier waarop een levend wezen reageert op de omgeving Hoe je doet GEDRAG = alle waarneembare activiteiten van een mens of dier Oftewel: alles wat een mens of dier doet. (lopen, geluiden maken, slapen, verkleuren, geurstoffen afscheiden, enz.)
Gedrag is een reactie Gedrag ontstaat als reactie op een PRIKKEL: verandering van toestand binnen of buiten organisme dat waar wordt genomen met zintuigen -Uitwendige prikkels -Inwendige prikkels Input Output Prikkels hersenen Respons = Gedrag
Hoe wordt gedrag veroorzaakt? Door uitwendige factoren (prikkels). Uitwendige factoren: Alleen de belangrijkste prikkels worden geselecteerd en kunnen gedrag veroorzaken. Sleutelprikkel: prikkel die een doorslaggevende rol speelt bij het veroorzaken van een bepaald gedrag Supranormale prikkel: prikkel die effectiever(extra sterk)is bij het veroorzaken van een bepaald gedrag dan de normale sleutelprikkel. 4
Oorzaak van gedrag Prikkel + motivatie gedrag = leidt tot…… 5
De organisatie van gedrag Gedragsketen 6
De organisatie van gedrag Gedragsketen 7
De organisatie van gedrag Gedragsketen 8
De organisatie van gedrag Gedragsketen: bestaat uit een opeenvolgende reeks gedragshandelingen, die elkaar in vaste volgorde opvolgen. 9
Ethologie Onderzoek naar gedrag heet: Ethologie Een gedragsonderzoeker: Etholoog Biosfeer Ecosysteem Populatie Organisme Orgaan Weefsel Cel Molekuul
Bestuderen van Gedrag De waarnemingen moeten objectief zijn (discussie onmogelijk) Vervolgens kan er een hypothese worden opgesteld (discussie mogelijk)
Sociaal gedrag Alle interacties tussen twee of meer dieren van dezelfde soort Baltsgedrag Vlooigedrag Voortplantingsgedrag
Aangeboren of Aangeleerd? Aangeleerd gedrag Aangeboren gedrag Aangeboren gedrag wordt ook wel instinct genoemd, niet aangeleerd
Het Ethogram Ethogram: objectieve beschrijving van de verschillende soorten gedrag van een dier bijten bij Knagen aan materiaal anders dan voer drinken dr Water oplikken uit flesje of bakje eten et Pakken van voer in de bek waarop een kauwende beweging volgt graven gr Met de voorpoten in de grond heen en weer bewegen; soms wordt het zand met de achterpoten naar achter gegooid poetsen po Het eigen lichaampje met de poten wrijven
Protocol Protocol: Lijst van achter elkaar waargenomen handelingen van een dier 10 sec 20 sec 30 sec 40 sec 50 sec 60 sec 1e min bij bij, po po dr,et et, dr 2e min dr 3e min gr Enz…. 4e min
Hoe wordt gedrag veroorzaakt? 18
Hoe wordt gedrag veroorzaakt? 19
Hoe wordt gedrag veroorzaakt? 20
Hoe wordt gedrag veroorzaakt? 21
Hoe wordt gedrag veroorzaakt? 22
Hoe wordt gedrag bepaald? 1) Door erfelijke factoren Gedrag dat (al) bij pasgeboren jongen waarneembaar is, wordt bepaald door erfelijke factoren. 23
Hoe wordt gedrag bepaald? 2) Door leerprocessen. Door leerprocessen ontwikkelt gedrag zich tijdens het leven. Hierdoor ontstaat aangepast gedrag dat de overlevingskansen van individuen vergroot. (bv. Trucjes met hond en dieren in circus) 24
Leerprocessen Inprenting Gewenning Conditionering Imitatie Inzicht 25
Leerprocessen Inprenting: Iets kan alleen worden geleerd in een bepaalde, korte levensperiode (de gevoelige periode) 26
Leerprocessen Gewenning: Een bepaalde reactie op een prikkel wordt afgeleerd na herhaling van die prikkel. 27
Leerprocessen Conditionering: Een bepaald gedrag wordt geleerd door ‘beloning’ of ‘straf’ Trial and Error (proefondervindelijk leren) Dresseren Conditionele reflex Klassiek condiotioneren Modern/Operant conditioneren 28
Leerprocessen Klassiek Conditioneren (Pavlov): Een prikkel veroorzaakt een bepaald gedrag dat oorspronkelijk niet door die prikkel werd veroorzaakt (een geconditioneerde reflex) 29
Leerprocessen Operant/Modern conditioneren: Het effect van gedrag heeft invloed op de frequentie waarmee het gedrag (de operant) plaatsvindt. Skinner-box 30
Leerprocessen Imitatie (nabootsing): Leren door het gedrag van soortgenoten na te doen. Inzicht: In een onbekende situatie wordt de oplossing van een probleem gevonden door verschillende vroeger opgedane ervaring te combineren. 31
Leerprocessen Elke morgen doet een student 's morgens het licht in het laboratorium aan voor dat zij de vissen in het aquarium voert. Na enkele weken merkt de student dat de vissen onmiddellijk wanneer het licht aangaat naar het oppervlakte van het water zwemmen om te gaan eten, onafhankelijk van het feit of er voer op het water drijft of niet. Dit is een voorbeeld van A Gewenning B Klassieke conditionering C Operante conditionering D Inprenting E Aangeboren gedrag F Inzicht 32
Leerprocessen Een hongerige pad kreeg een levende zweefvlieg aangeboden (de zweefvlieg lijkt veel op een wesp). De pad at de zweefvlieg op. De pad kreeg vervolgens een levende wesp aangeboden. Toen de pad de wesp wilde opeten, stak de wesp. De pad liet de wesp daarna ongemoeid. Later kreeg de pad opnieuw een zweefvlieg aangeboden, hij reageerde niet. Een aangeboden huisvlieg werd wel opgegeten. Door welke manier van leren vermijdt de pad de zweefvlieg? A door proefondervindelijk leren B door gewenning C door inzicht D door imitatie E door inprenting 33
Leerprocessen Koekoeken leggen hun eieren in het nest van een andere soort. De vogel die het nest heeft gemaakt treedt daarna op als pleegouder voor de jonge koekoek. Een koekoekvrouwtje legt haar eieren altijd in nesten van de pleegoudersoort waardoor ze zelf is grootgebracht. Door welk leerproces leren koekoeken welke soort als hun pleegouder is opgetreden? A door imitatie B door conditionering C door gewenning D door inprenting E door inzicht F erfelijk bepaald 34
Leerprocessen In 1997 verscheen in een dagblad een artikel over een adressenlijst en een nieuwsgroep over borstvoeding op Internet met de kop: "Kind aan de borst, muis aan de hand". Eén van de deelnemende vrouwen zegt in dat artikel het volgende: "zodra ik mijn computer aanzet en de nieuwtjes ga lezen, schieten mijn borsten vol". Welke van onderstaande termen past bij het verschijnsel dat melk toeschiet bij het lezen van nieuwtjes over borstvoeding? A gewenning B proefondervindelijk leren C conditionering D imitatie E inzicht F inprenting 35
Sociaal gedrag Gedrag van soortgenoten ten opzichte van elkaar. Signaal: handeling bij sociaal gedrag die als prikkel werkt voor de volgende handeling van een soortgenoot. Signalen: kleuren, geuren, geluiden, houdingen of gebaren. Hierdoor is communicatie tussen soortgenoten mogelijk. 36
Sociaal gedrag Vaststellen van de rangorde binnen een groep. 37
Sociaal gedrag Gedrag dat een rol speelt bij de taakverdeling. 38
Sociaal gedrag Gedrag dat een rol speelt bij de taakverdeling. 39
Sociaal gedrag Gedrag dat een rol speelt bij de taakverdeling. 40
Sociaal gedrag Gedrag dat een rol speelt bij de taakverdeling. 41
Sociaal gedrag Conflictgedrag Ambivalent gedrag = samengesteld uit handelingen van 2 of meer gedragssystemen. Bijv combi van aanvallen en vluchten Overspronggedrag = Conflict tussen 2 gedragssystemen vertoont gedrag uit 3e gedragssysteem 42
Sociaal gedrag Conflictgedrag Grastrekken = omgericht gedrag. Omgericht gedrag(overspronsgedrag) = agressie gericht op iets anders dan de soortgenoot 43
Gedrag bij de mens Verschillen tussen het gedrag van mensen en dieren. Het gedrag bij mensen wordt sterker bepaald door leerprocessen. Het leren door inzicht speelt bij mensen een veel belangrijkere rol dan bij dieren. Mensen kunnen gedrag beoordelen aan de hand van normen en waarden. Rolpatronen, rolgedrag is wat er van iemand wordt verwacht. Mannen verdienen geld, vrouwen doen het huishouden. Stelen, doe je niet. Je hebt respect voor ouderen????????? Enz. 44