Les 3: Negatieve getallen Les4: Optellen en aftrekken Rekenen Les 3: Negatieve getallen Les4: Optellen en aftrekken
TOA-toets * Volgende week (15 maart) gaan we de TOA- toets in de les doen * Nu checken: hebben jullie allemaal de mail met inloggegevens gekregen? * Volgende week: laptop mee!!
Vragen? *Wie zit er nog niet in rekenblokken? *Zijn er vragen over hoofdstuk 1 en 2? * Let op! Huiswerk is verplicht om te mogen toetsen
Vorige keer 1 miljoen: 1.000.000 (6 nullen) 1 miljard: 1 ton: 100.000 euro of 1000 kg 0,1 miljoen: 100.000 0,1 miljard: 100.000.000 (100 miljoen)
Vorige week < kleiner dan , want je kunt er een K van maken > groter dan
Herhaling < of > 1.350.000 ……… 1 miljard 1,6 miljoen …… 1.501.002 0,5 miljard …….. 4.890.000 Schrijf uit: 0,2 miljoen = 1,8 miljoen = 0,4 miljard = 1,3 miljard =
Antwoorden < of > 1.350.000 < 1 miljard 1,6 miljoen > 1.501.002 0,5 miljard > 4.890.000 Schrijf uit: 0,2 miljoen = 200.000 1,8 miljoen = 1.800.000 0,4 miljard = 400.000.000 1,3 miljard = 1.300.000.000
Belangrijk Voor het scheiden van duizendtallen gebruik je altijd een punt! Een komma geeft aan dat het een decimaal getal is (achter de komma). 12,350 12.350 1.850,340 1.850.340 !!Laat op je rekenmachine de punt weg
Begrippen deze les Negatief getal: een getal kleiner dan nul, bijvoorbeeld -3 ℃: Graden Celcius Saldo: Het bedrag dat op je rekening staat Credit: Bedrag wat erbij komt of je tegoed hebt Debet: Het bedrag wat eraf gaat of wat je tekort komt Rood staan: Je hebt een schuld aan de bank, je staat in de min
Onthouden + en – - dus: 10 + -2 = 10 – 2 = 8 - en – + dus: 10 – -5 = 10 + 5 = 15 Niet te verwarren met: -10 – 4 = - 14 Maar: -10 – -4 = -6 Vind je rekenen met negatieve getallen lastig? Gebruik een getallenlijn Denk aan de temperatuur. hoe kouder, hoe hoger het negatieve getal
Oefenen 4 + -3 = -3 – 3 = -3 – -3 = 10 – -6 = -5 – 4 = -40- - 19 = 4 + -3 = -3 – 3 = -3 – -3 = 10 – -6 = -5 – 4 = -40- - 19 = 4 – 3 = 1 -6 -3 + 3 = 0 10 + 6 = 16 -9 -40 + 19 = -21
Debet en credit Credit: Bedrag wat erbij komt of je tegoed hebt Debet: Het bedrag wat eraf gaat of wat je tekort komt
Oefenen 51,00-20,50 = 30,50 -10,50 + 30,50 = 20
+24,8 + 36,8 -24.8 0 36.8 Antwoord: 61,6
Rekenen in een contextsituatie Nadia krijgt 100 euro aan kleedgeld per maand. Ze ziet in de winkel de volgende artikelen: - Tshirt: 23,70 - Broek: 57,05 - Trui: 32,05 - Sokken: 6,99 Vraag 1: Nadia koopt een T-shirt, broek en sokken. Hoeveel moet ze betalen?
Vraag 3: Nadia koopt een T-shirt, broek en sokken Vraag 3: Nadia koopt een T-shirt, broek en sokken. Hoeveel moet ze betalen? !! Komma’s recht onder elkaar! !! Schrijf het getal dat je moet onthouden erboven! !! Schat eerst het antwoord
Schrijf de goede som in je schrift Wat gaat hier fout? Schrijf de goede som in je schrift !! Komma’s recht onder elkaar! !! Schrijf het getal dat je moet onthouden erboven! !! Schat eerst het antwoord
20,18 29,18 19,55 251,45
huiswerk Les 3: 3, 4, 5, 8, 9, 10,13, 14, 15,16 + lestoets 3