Handig rekenen & rekenregels

Presentatie over: "Handig rekenen & rekenregels"— Transcript van de presentatie:

1

2 Handig rekenen & rekenregels
Basis 5 Handig rekenen & rekenregels

3 Paragraaf B5.1 rekenen met nullen

4 60 is eigenlijk 6 tientallen
6 × 10 = 60 60 × 10 = 600 Je zet hier een 0 aan het eind van het getal bij

5 64 × 10 = 640 432 × 10 = 4320

6 56 × 100 = 56 honderdtallen = 5600 15 × 40 = 15 × 4 tientallen = 60 tientallen

7 14 × 200 = 14 × 2 honderdtallen = 49 × 1000 = 49 duizendtallen =

8 Je haalt hier de 0 aan het eind van het getal eraf.
2800 ÷ 10 = ? Hoeveel tientallen passen er in 2800? 2800 ÷ 10 = 280 Je haalt hier de 0 aan het eind van het getal eraf.

9 78 tientallen ÷ 2 tientallen = 78 ÷ 2 = 39

10 Paragraaf B5.2 Volgorde aanpassen

11 Het maakt niet uit of je 7 + 5 doet of 5 + 7, het antwoord blijft 12.

12 Hoeveel moet je betalen?
€ 275 € 25 € 13

13 Hoeveel is 25 + 300 + 50 + 75 + 150 samen? + + =
Van links naar rechts OF handig samen nemen. + + =

14 Ook bij de keersom maakt de volgorde niet uit
5 × 3 3 × 5 Je kunt zelf kiezen welke volgorde je het handigst vindt

15 5 × 7 × 2 = (5 × 7) × 2 = 35 × 2 = 70 5 × 7 × 2 = (5 × 2) × 7 = 10 × 7 = 70

16 Paragraaf B5.3 Vergelijkbare sommen

17 5 - 3 = 2 6 - 4 = 2 7 - 5 = 2

18 = 744 is één meer dan 743 100 is één meer dan 99 = 644 = 644

19 = 40 + = 30 + 101 – 38 = 100 – 59 – 12 = 60 –

20 4 × 6 = 8 × 3

21 Maak de keersom 4 × 3 met elkaar
Kun je met deze 12 mensen op een andere manier gaan staan zodat er een andere keersom ontstaat? Maak de keersom 4 × 3 met elkaar

22 Paragraaf B5.4 Splitsen en verdelen

23 4 × 21 kun je opsplitsen in 4 × 20 en 4 × 1

24 3 × 28 kun je uitrekenen door 3 × 30 – 3 × 2 (want dit heb je teveel gedaan)

25 4 × 32 =

26 Hoofdstuk B5 opgaveN

27 Vraag 1 100 × 60 =

28 Vraag 2 ÷ 1000 =

29 Vraag 3 3600 ÷ 600 =

30 Emma koopt meubels voor haar kamer. Dit is het bonnetje:
Vraag 4 Emma koopt meubels voor haar kamer. Dit is het bonnetje: Bank: € 109 Tafel: € 81 Lamp: € 23 Stoel: € 47 Hoeveel euro heeft Emma in totaal uitgegeven?

31 Vraag 5 =

32 Vraag 6 =

33 Vraag 7 8 × 210 × 25 =

34 Vraag 8 =

35 Vraag 9 =

36 Vraag 10 59 – 21 =

37 Vraag 11 28 × 250 = × 500 = × 1000

38 Vraag 12 203 × 25 =

39 Vraag 13 30 × 52 =

40 Vraag 13 35 × 199 =