Thema 3 ecologie.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Werking van ecosystemen
Advertisements

Samenlevingsrelaties: Symbiose
Ecologie VWO 5.
Ecosystemen Hoofdstuk 3.
B3 Glucose als grondstof
In een loofbos is er een grote biodiversiteit
Voedselrelaties ecologie.
De organisatieniveaus van de ecologie
Kringloop producent-consument-reducent………
Thema 3: Ecologie.
13.3 t/m 13.5 Voedselketens / Voedselpiramides / Biomassa / BPP /NPP / Eutrofiëring.
Thema 12.2 en 12.3 Concurrentie Biotisch Predator Voedsel Abiotisch.
Concurrentie Biotisch Predator Voedsel Abiotisch.
Voedselketen De Hoofdrolspelers:
Ecologie Basisstof 6: Successie Basisstof 7: Aanpassingen bij dieren Basisstof 8: Aanpassingen bij Planten.
Organische stoffen Anorganische stoffen.
De kringloop van voedingsstoffen in de natuur
Basisstof 1: Invloeden uit het milieu Basisstof 2: Voedselrelaties
Voedselrelaties.
Basisstof 9: Autotroof en Heterotroof
Basisstof 3: Kringlopen Basisstof 4: Piramides Basisstof 5: Populaties
Afval Hoe kom je eraan? Wat moet je ermee?.
Voedselketen Consument 1e orde Consument 2e orde Consument 3e orde
413 – ECOLOGIE.
Concurrentie Biotisch Predator Voedsel Abiotisch.
Module Ecologie PP5 Ecosystemen..
VWO 5 Boek: biologie voor jou Deel: VWO B2 deel 2
Hoofdstuk 11: Ecostromen
Ecologie.
Terugblik BS 1 en 2 Biologie is de studie van organismen (levende wezens)
4 basis en kader, hele hoofdstuk
ECOLOGIE.
Hoofdstuk 2 Paragraaf 3.
7 Ecologie ©JasperOut.nl.
Stofwisseling Thema 1.
Ecologie Thema1.
ECOLOGIE.
Ecologie Voedselketens en kringlopen. Relaties organismen 1.Competitie o Voedsel, ruimte of partners 2.Predatie o Opeten ander organisme Voedselketen!
Ecologie De wetenschap die bestudeert waarom bepaalde planten en dieren ergens in een bepaalde leefomgeving (milieu) voorkomen en wat de relaties zijn.
Leerdoelen, leerlijnen en leeractiviteiten
Concurrentie Biotisch Predator Voedsel Abiotisch.
Voedselketen Consument 1e orde Consument 2e orde Consument 3e orde
Samen eten Nectar 2.4 Blz 47 tb.
Voeding Bij zaadplanten.
Wie eet en wie wordt gegeten?
Eten en gegeten worden De voedselketen.
Ecologie' 17 .
We beginnen met een standaard voedselketen….
Koolstofkringloop CO2 → ↑ ↓ ←.
Ecologie Hoofdstuk 6.
VWO 5 Boek: biologie voor jou Deel: VWO B2 deel 2
Bs. 1 stoffen worden omgezet (stofwisseling )
Ecologie Hoofdstuk 6.
Ecologie Hoofdstuk 6.
413 – ECOLOGIE.
Concurrentie Biotisch Predator Voedsel Abiotisch.
Ecologie.
Voorbereiding op de biologie toets
Voedselketen Consument 1e orde Consument 2e orde Consument 3e orde
Concurrentie Biotisch Predator Voedsel Abiotisch.
Voedselketen Consument 1e orde Consument 2e orde Consument 3e orde
Organische stoffen Anorganische stoffen.
Transcript van de presentatie:

Thema 3 ecologie

Ecologische niveaus Individu: een levend wezen Populatie: een groep organismen van dezelfde soort die zich onderling voort kunnen planten en vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen en in een bepaald gebied leven Levensgemeenschap verschillende populaties binnen een bepaald gebied bijv alle eksters in het noordbarge bos, alle koolmezen, alle eiken, alle dennen enz. Ecosysteem: gebied waarbinnen alle biotische en abiotische factoren een eenheid vormen bijv noordbarger bos, amsterdamse veld, een duingebied, een woestijn

Invloeden uit het milieu Organismen worden beïnvloed door hun milieu  leefomgeving, en andersom Deze invloeden delen we in 2 groepen Abiotische en biotische factoren Alle organismen worden beïnvloed door zowel a- en biotische factoren

Abiotische factoren Afkomstig vanuit de levenloze natuur, regen, wind, temperatuur bodemsoort enz.

Biotische factoren Afkomstig vanuit de levendenatuur, natuurlijke vijanden, parasieten, de mens enz.

individu Hier kijken we naar een enkel organisme Bv. Hoeveel insecten moet een bonte specht eten om in leven te blijven. Biotische factor welke invloed temperatuur heeft op de groei van een bonte specht.Abiotische factor.

populatie Een groep individuen die in 1 gebied leven en zich onderling voort kunnen planten Alle eiken, alle dennen, alle eksters, alle konijnen , alle koolmezen op de Veluwe. De eksters en koolmezen behoren niet tot dezelfde populatie, en de eiken en dennen ook niet. Leg uit.

levensgemeenschap In 1 gebied leven verschillende soorten populaties

Biotoop Alle abiotische factoren in een gebied Hoeveelheid neerslag, bodemgesteldheid, Hoeveelheid daglicht, temperatuur Enzovoort.

Ecosysteem Levensgemeenschap  biotische factoren Biotoop  abiotische factoren Samen vormen ze een eenheid en hebben ze invloed op elkaar en dat noemen we een ecosyteem.

Binnen een ecosysteem staan verschillende soorten populaties in verbinding Een reeks soorten die als voedselbron dienen  voedselketen *altijd 1 rij *de pijl wijst altijd naar het organisme door wie hij gegeten wordt!

voedselketen

Kringloop van stoffen Reducenten Producenten Consumenten Reducenten Producenten Voedingstoffen in de bodem

In een ecosysteem bevinden zich meerdere voedselketens, en die lopen door elkaar heen. voedselweb In een voedselweb kunnen we goed de onderlinge relaties tussen organismen zien

Autotroof organisme of Producent 0f groene plant Elke voedselketen begint met een autotroof organisme of een producent, een plantensoort met bladgroen!!!!!!!!! Kan door fotosynthese uit anorganische stoffen : water en koolzuurgas organische glucose en anorganische zuurstof maken.

Maakt zijn eigen voedsel, is niet afhankelijk van andere organismen voor voedsel alle andere organismen dus wel Maakt dmv fotosynthese eigen voedsel Maakt van anorganische stoffen energierijke organische stoffen. Zonder autotrofe organismen, producenten geen leven

Heterotroof Dieren,schimmels, meeste bacteriën Kunnen geen eigen voedsel maken, die moeten andere organismen eten om aan deze energierijke organische voedingsstoffen te komen

Aan het begin van een voedselketen staat altijd een autotroof organisme!! Deze heten de producenten en staan in de eerste schakel van de voedselketen.Omdat ze van energiearm stoffen : water en koolzuurgas de energierijke stof glucose kunnen maken.

Heterotrofe organismen zijn consumenten, zij moeten consumeren, zij eten andere organismen om aan energierijke organische stoffen te komen Bevinden zich vanaf de 2e en volgende schakels van de voedselketen

Vanaf de 2e orde zijn het vleeseters of alleseters Consumenten van de eerste orde zijn altijd planteneters of alles eters NOOIT VLEESETERS Vanaf de 2e orde zijn het vleeseters of alleseters Dieren kunnen ook alleseters zijn, een everzwijn kan in de ene voedselketen planten eten, terwijl ze in een andere voedselketen weet insecten kunnen eten.

Reducenten (schimmels en bacterien) zijn organismen die dode organismen of resten en afvalstoffen bijv. urine ontlasting gebruiken als voedsel. Schimmels en bacteriën leven van dit voedsel. Ze gebruiken de energierijke stoffen dus ze zetten het grootste gedeelte van de organische stoffen weer om in anorganische stoffen zoals Koolstofdioxide, water en mineralen deze worden weer opgenomen en gebruikt door groene planten,( autotrofe organismen of producenten) door er weer glucose van te maken tijdens de fotosynthese.

Nu is deze kringloop van stoffen rond; De producenten maken van anorganische stoffen organische stoffen (glucose,vetten, eiwitten, cellulose,zetmeel, suiker enz.) Deze worden gegeten door consumenten en krijgen zo dus energierijke stoffen binnen, die zij weer omzetten in lichaamseigen stoffen voor de groei en verbranding. Wanneer deze consumenten en ook producenten dood gaan, worden deze organische stoffen door reducenten weer omgezet in anorganische stoffen En deze anorganische stoffen worden weer opnieuw gebruikt door een andere producent om weer opnieuw organische stoffen te maken enz.

Consumenten 3e orde Consumenten 2e orde Consumenten 1e orde afvaleters producenten Reducenten Anorganische stoffen

Kringloop van stoffen Reducenten Producenten Consumenten Reducenten Producenten Voedingstoffen in de bodem