Celkern Kernplasma. Kernmembraan met kernporiën. Chromosomen opgebouwd uit DNA. DNA bevat de informatie voor het maken van eiwitten. Aan het DNA ontstaan ‘boodschapper moleculen’ die via de kernporiën de kern verlaten en naar het Endoplasmatisch Reticulum gaan.
Endoplasmatisch Reticulum Membranenstelsel waarbij de membranen dicht tegen elkaar aan liggen. Op het E.R. liggen ribosomen (deze worden gemaakt in de nucleus). Ribosomen vormen eiwitten, deze hebben nog niet hun uiteindelijke vorm.
Golgisysteem Vanuit het ER snoeren zich blaasjes af met de eiwitten. In het golgisysteem (een aantal op een gestapelde blaasjes) worden definitieve eiwit vormen gemaakt. Vanuit het golgisysteem snoeren zich weer eiwitten af die afgegeven worden (secretie) vanuit de cel.
Lysosomen Het Golgisysteem kan ook lysosomen afsnoeren. Lysosomen bevatten enzymen die stoffen kunnen afbreken. Lysosomen kunnen samensmelten met andere blaasjes die stoffen bevatten waardoor deze kunnen worden verteerd.
Mitochondriën Bevat een buitenmembraan en een opgerold binnenmembraan. In de mitochondriën komt met behulp van zuurstof energie vrij. De energie wordt opgeslagen in de vorm van ATP (Adenosinetrifosfaat). Energie kan ergens anders in de cel worden vrijgemaakt uit de ATP-moleculen.
Chloroplasten Bladgroenkorrels. Chloroplasten zijn gevuld met membranen die een soort platte blaasjes vormen. De membranen liggen op elkaar gestapeld. De membranen bevatten de enzymen die nodig zijn voor de fotosynthese.