Wie keert terug naar huis? J. Vanderfaeillie, F. Van Holen, L. Belenger, S. De Maeyer, & L. Gypen Centrum voor Psychologische en Jeugdhulpverlening Faculteit Psychologie en Educatiewetenschappen
Inhoud Probleemstelling Prevalentie van herenigingen Internationaal Vlaanderen, Wallonie? Factoren geassocieerd met hereniging Van pleegkind Van ouders Van pleeggezin Van pleegzorgproces Methode Resultaten Conclusie
Pleegzorg Is een hulpverleningsvorm die wordt ingezet wanneer de veiligheid en de ontwikkelingskansen van het kind in de thuissituatie in het gedrang zijn en/of hulpverlening in de thuissituatie niet (meer) afdoende is Is per definitie tijdelijk (loopt af bij meerderjarigheid) Tot voor kort (1/1/2014) was belangrijkste doel een hereniging met de ouders Beslissingen tot hereniging in spanningsveld tussen PK beschermen en (ouders) kansen geven Weinig empirische kennis over wanneer aangewezen In Vlaanderen is kennis hierover onbestaande
Prevalentie van herenigingen Cijfers variëren sterk: 8% (Cheng, 2010) tot 68% (Courtney & Hook, 2012) Moeilijk vergelijkbaar omwille van verschillen in: Tijd die de wetgever gezinnen en pleegkinderen gunt om weer herenigd te worden Mogelijkheid van andere permanente oplossingen (adoptie, guardianship, …) Met wie wordt herenigd: ouders, bredere context? Onderzochte groep: PK voor het eerst geplaatst of PK reeds eerder geplaatst Onderzoeksvenster: kortere tijd relatief meer herenigingen en minder andere oplossingen
Overzicht Auteur % reunificatie opm Leathers et al. (2010) 18% (alles), 16% (succesvolle) Kindler et al. (2010) 45.2% Millhal et al. (1986) 78% 5 jaar U.S.H.H.S 53% Davis et al. (1996) 66% Wulczijn et al. (2009) 57% 2 jaar Barber & Delfabbro (2009) 20.85% 4 maand follow-up Connel et al. (2006) 49% ouders 49%+3.3% netwerk Shaw (2010) 52.24% 3 jaar Del Valle et al. (2009) 17% Van Santen (2010) 45.1% Hines et al. (2006) 32% Kortenkamp, 2004 42% (bij ouders) Rzepnicki et al. (1997) 53% (normaal programma) 93% (intensief programma) Pine et al. (2009) 61.9% (controle) 57.2% (programma) Cheng 2010 8.4% Langdurige PZ Courtney & Hooks, 2012 68% gedwongen pl. Wang et al, 2012 30% Noonan & Burke, 2005 22% Green et al. 2007 49% Drugsversl moeders
Geassocieerde factoren: pleegkind Leeftijd plaatsing: inconsistent (Leathers, 2010) Geslacht: geen (Akin, 2011) Etnische minderheid: kleinere kans (Akin, 2011) Gedragsproblemen en psychiatrische stoornissen: kleinere kans (Akin, 2011; Connell et al., 2006) Meerdere plaatsingen: kleinere kans (Akin, 2011; Connell et al., 2006)
Geassocieerde factoren: ouders Twee-oudergezin: grotere kans (Hines et al., 2007) Armoede en sociale achterstand: kleinere kans (Malm & Zielewski) Drugverslaving gecombineerd met huisvestingsproblemen, problemen met de geestelijke gezondheid of gewelddadige partner: kleinere kans (McDonald et al., 2007) Problemen met gerecht of verblijf in gevangenis: kleinere kans (D’Andrade & Valdez, 2012) Voleindigen van (drug)behandeling: grotere kans (Green et al., 2007)
Geassocieerde factoren: pleegouders Netwerkpleeggezin: kleinere kans (Connell et al., 2006) Langer verblijf: kleinere kans (Green et al., 2007)
Geassocieerde factoren: pleegzorgproces Frequentere contacten met ouders: grotere kans op een hereniging (Leathers, 2005) Samen plaatsen van brussen: grotere kans Wanneer een brus nog bij ouders: grotere kans (Akin, 2011)
Onderzoeksvragen Hoeveel pleegkinderen worden gewild herenigd met de ouders? (hereniging kan ook het gevolg zijn van een breakdown) Hoeveel pleegkinderen worden herenigd met de ouders? Welke factoren (kind, ouder, pleegouder, proces) zijn geassocieerd met een hereniging (gewilde herenigingen en alle herenigingen)
Methode Aselecte steekproef van PK met dossier afgesloten in 2007 van één Vlaamse PZD (n=141, 70%) In geval van brussen het dossier van het oudste kind meegenomen (14 dossiers geexcludeerd) Totale aantal geanalyseerde dossiers is 127 Dossiers zijn geanalyseerd met een coderingsschema speciaal voor dit onderzoek ontworpen Variabelen met minder dan 20% missings zijn meegenomen
Resultaten: Hoeveel naar waar? Ouders Zelfstandig Pleeggezin Residentië Familie Aantal Hereniging 33 Succesvolle plaatsing 16 21 5* 42 Breakdown 18 1 3 25 5 52 Totaal 51 17 24 30 127
Resultaat: Variabelen geassocieerd met gewilde hereniging Van alle onderzochte variabelen: Kind (geslacht, origine, leeftijd (start-einde), brussen, gedragsproblemen, #verplaatsingen, reeds herenigd) Plaatsing (duur, verwijzer, reden van plaatsing, soort pleeggezin (netwerk/bestand)) Ouders (verslaving (start-einde), gevangenis (start-einde) Zijn leeftijd (start-einde; jonger) (p<.01), gedragsproblemen (minder) (p<.01) en soort pleeggezin (bestand) significant (p<.05)
Resultaten: Model gewilde hereniging Exp() Nagelkerke R2 Model Fit Hosmer & Lemeshow Probleemgedrag totaal .49** Leeftijd start .92* Soort pleeggezin .37* .26 24.58*** 9.99 *p < .05, **p < .01, ***p < .001; Beëindiging (hereniging=1, anders=0), Pleeggezin (1=bestand, 2=netwerk)
Resultaat: Variabelen geassocieerd met alle herenigingen Van alle onderzochte variabelen: Kind (geslacht, origine, leeftijd (start-einde), brussen, gedragsproblemen, #verplaatsingen, reeds herenigd) Plaatsing (duur, verwijzer, reden van plaatsing, soort pleeggezin (netwerk/bestand)) Ouders (verslaving (start-einde), gevangenis (start-einde) Is leeftijd (start-einde; jonger) (p<.01) significant
Discussie (1) Enkele opmerkingen Verblijf onmiddellijk na beëindiging van de plaatsing (dus niet noodzakelijk succesvolle herenigingen) Hereniging is niet enige doel plaatsing en is niet noodzakelijk de beste oplossing Teruggeplaatste PK en hun ouders hebben meer geweldervaringen (als getuige of als slachtoffer), gezinsdisfunctioneren en instabiliteit vgl met niet-teruggeplaatste PK (Lau e.a., 2003; Litrownik e.a., 2003) Na 4 jaar hebben teruggeplaatste PK meer gedrags- en emotionele problemen (Taussig e.a., 2001)
Discussie (2) Slechts 26% van PK wordt herenigd in periode dat permanency niet in de wetgeving stond (dus tijdelijkheid stond voorop) Additioneel keert 14% terug naar huis na een breakdown (suggereert thuissituatie die onvoldoende is veranderd) resulteert in 2 x aantal kdn dat na plaatsing verblijft bij een moeder met drugverslaving Stijging aantal kdn dat terugkeert naar een voormalige situatie van mishandeling en verwaarlozing
Discussie (3) Pleegkindkenmerken (Jonge PK en PK met minder PB) zijn geassocieerd met hereniging Ouderkenmerken zijn niet geassocieerd met een hereniging Kan wijzen op Te grote aandacht voor functioneren PK (slechts gemakkelijke PK worden herenigd) Te weinig aandacht voor functioneren ouders Ouders worden blijvend als pedagogisch zwak gezien (waardoor slechts gemakkelijke PK worden teruggeplaatst) Invloed van zelfstandig wonen (grotere kans voor hereniging van jonge kdn op einde plaatsing)
Discussie (4) Netwerkgezin zijn geassocieerd met een kleinere kans op een hereniging Netwerkgezinnen worden gezien weinig restrictieve en veilige vorm van uithuisplaatsing Nood aan hereniging lijkt voor begeleiders minder dringend en/of noodzakelijk
Beperkingen Kleine steekproef Veel missings (meer dan 20%) bij meerdere variabelen waardoor deze niet konden worden onderzocht
Conclusie en implicaties voor de praktijk Weinig kinderen keren terug naar huis (in totaal 4/10 en slechts ¼ gewild) Voornamelijk kindfactoren geassocieerd met hereniging Meer aandacht moet worden besteed aan het functioneren van de ouders Werken aan hereniging start bij het begin van de plaatsing met voldoende duidelijkheid over wat moet veranderen en hoe deze veranderingen kunnen/zullen worden gerealiseerd
Aanbevolen literatuur Vanderfaeillie, J., Van Holen, F., Vanschoonlandt, F., De Maeyer, S., & Robberechts, M. (2014). Wie keert terug naar huis? Literatuuronderzoek naar pleegkind-, ouder-, pleegouder- en pleegzorgkenmerken geassocieerd met een terugplaatsing. Orthopedagogiek: Onderzoek en Praktijk, 53, 113-129.