Wat is genetica? (hfdst 1 van ELF)

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Erfelijkheid Thema 3.
Advertisements

Genetica Dhr. Haanstra.
Genenparen.
Genenparen.
Dihybride kruisingen Met oefeningen.
Basisstof 5 t/m 7 Genenparen Kruisingen Stambomen
Thema 3 Erfelijkheid Van een pasgeboren baby wordt vaak gezegd: ‘Ik vind dat hij op zijn moeder lijkt,’ of: ‘Hij heeft de ogen van zijn vader.’ Toch zijn.
Chromosomen en waarom je op je ouders lijkt.
Thema 3: Erfelijkheid Ken en Kan ik alles?.
Thema 3 Genetica Paragraaf 1
X-chromosomale overerving
Thema 3: Erfelijkheid B1: Chromosomen.
Erfelijkheid Basisstof 4 t/m 6.
Thema 3: Erfelijkheid B1: Chromosomen.
Genetisch materiaal onder de loep
Begrippen erfelijkheid
geslachtschromosomen
Erfelijkheid Chromosoom DNA.
Monohybride kruisingen
Erfelijkheid Chromosoom DNA.
7. Speciale manieren van overerving
geslachtschromosomen
Schrijfregels bij genetica
Dihybride kruisingen Twee soorten; Niet-gekoppelde overerving,
Thema 3: Erfelijkheid B1: Chromosomen.
Erfelijkheid.
Thema 7 Erfelijkheidswetten
Erfelijkheid Thema 4.
Vorige keer…. Fenotype: Het uiterlijk van een organisme (zichtbare eigenschappen/eigenschappen die tot uiting komen) Genotype: Informatie voor alle erfelijke.
Thema 3: Erfelijkheid B1: Chromosomen.
Hoofdstuk 7: Erfelijkheid
Erfelijkheid.
Erfelijkheid 4 havo.
Kruising waarbij 2 genenparen betrokken zijn
ERFELIJKHEID.
13.2 Het zit in de familie X-Chromosomaal.
Kruisingsschema’s Deze les: -Uitleg kruisingsschema’s -Oefenen kruisingsschema’s.
X-Chromosomaal.
Dihybride kruising Kruising waarbij 2 genenparen betrokken zijn.
LES 1:Basis van Genetica
Klas 4 KGT Thema 4 Erfelijkheid
Chromosomen en waarom je op je ouders lijkt.
B1: Genotype en fenotype
Erfelijkheid Hoofdstuk 10 Kees van den Bergh.
Erfelijkheid genetica
ERFELIJKHEID.
Basisgenetica.
Fokkerij 1.1 Wat is genetica?.
Wat is genetica? (hfdst 1 van ELF)
Basisgenetica Les 2.
Genetisch materiaal onder de loep
H7 Erfelijkheid Genen, Chromosomen, DNA, Genotype, Fenotype, Stamboomonderzoek, prenatale diagnostiek.
ERFELIJKHEIDSLEER.
Fokkerij 1.1 Wat is genetica?.
Hoe organiseer ik de fokkerij
Fokkerij en voortplanting
Fokkerij en voortplanting
Hoe organiseer ik de fokkerij
Thema 3 Erfelijkheid Van een pasgeboren baby wordt vaak gezegd: ‘Ik vind dat hij op zijn moeder lijkt,’ of: ‘Hij heeft de ogen van zijn vader.’ Toch zijn.
H5 Erfelijkheid § 4. Genenparen.
Fokkerij 1.1 Wat is genetica?.
Monogene kenmerken.
Vererving van kwantitatieve kenmerken
Thema 3: Erfelijkheid Ken en Kan ik alles?.
Transcript van de presentatie:

Wat is genetica? (hfdst 1 van ELF) Fokkerij Wat is genetica? (hfdst 1 van ELF)

GENETICA Erfelijke aanleg (50% genen vader/50%genen moeder) Genotype: genen Invloed milieu Fenotype = genotype + milieu (omgeving) Voorbeeld fenotype: lengte Milieu: voeding Genotype: de genen van de ouders

Opdracht Bedenk in 2-tallen 3 voorbeelden hoe in de veehouderijpraktijk het milieu een positieve of negatieve invloed kan hebben op het fenotype. Schrijf deze voorbeelden op. We bespreken de voorbeelden klassikaal.

DNA Het totaal aan erfelijk materiaal Opgeslagen in celkern Samensmelting eicel/spermacel ouders Genen van beide ouders (50/50) DNA lichamelijke eigenschappen (uier) maar b.v. ook karakter

CHROMOSOMEN DNA opgedeeld in chromosomen Elke diersoort vast aantal Afwijkend aantal kan problemen geven Chromosomen vormen paren Elke chromosoom komt 2x voor Geslachtschromosomen: X & Y Hierop liggen genen die geslachtskenmerken bepalen XY; man XX; vrouw

GENEN EN ALLELEN Gen: stukje DNA wat een kenmerk beïnvloedt Elke gen komt 2x voor (op ieder chromosoom) Genen van een genenpaar kunnen van elkaar afwijken De afzonderlijke genen van 1 genenpaar noemen we allelen Iedereen heeft een genenpaar voor oogkleur maar het allel bepaalt de daadwerkelijke kleur

GENEN EN ALLELEN Homozygoot: beide allelen van vader en van moeder gelijk (bijv. beide zwartbont) Heterozygoot: beide allelen van een gen verschillen (zwartbont en roodbont) Dominant allel: overheersende allel dat een bepaalde kenmerk bepaalt Recessieve allel: onderdrukte allel

Waarom volle broers niet genetisch gelijk? Erfelijke aanleg volle broers/zussen niet hetzelfde door: 1. Veranderingen op het DNA (mutatie) 2. Vorming van de geslachtscellen 3. Combinatie van geslachtscellen

1. Veranderingen op het DNA Stille mutatie verandering ‘letters’ DNA; geen effect expressie Lethale mutaties: dodelijk (voor geboorte) Functionele mutaties leiden tot andere expressie positief, negatief of neutraal

2. De vorming van geslachtscellen Chromosomenpaar gesplitst Uitwisseling van genen nog op het laatste moment mogelijk: crossing over Gebeurt elke keer anders, dus volle broers en zussen zijn nooit hetzelfde

3.Combinatie van geslachtscellen Geslachtscel: ½ genetisch materiaal per ouder Bij heterozygote kenmerken: 2 verschillende allelen 2 verschillende geslachtscellen Uit 2 heterozygote dieren: 1 homozygoot dier Mogelijk probleem bij overerving door zichtbaar worden van negatieve recessieve kenmerken

GENEN EN KENMERKEN Monogene kenmerken: kenmerken die door 1 genenpaar bepaald worden Erfelijke afwijkingen Haarkleur Polygene kenmerken: kenmerken die door meerdere genenparen bepaald worden Snelheid, vruchtbaarheid, melkproductie Vererving heet intermediair (ertussenin)

Vragen Maak de vragen 1 t/m 5 van vragen hoofdstuk 1 ELF

Genetische variatie Genetische variatie in populatie afhankelijk van: Welke allelen aanwezig Verhouding van die allelen Genetische variatie te meten door fenotypische variatie (=variatie die je ziet) Bergpatroon: ontstaat bij het op volgorde zetten van dieren a.d.h.v. een kenmerk

Vragen Maak de vragen 6 en 7 van hoofdstuk 1 ELF