De zelfstandige naamwoorden van Groep 3

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Grammatica Passwort Deutsch Klas 4
Advertisements

Redekundig ontleden Over waarom, wat en hoe....
Spelling en Schrijven en formuleren hoofdstuk 1,2&3
De Dactylische Hexameter
Persoonsvorm Saskia Hoekx.
STAPPENPLAN GRAMMATICUS.
Latijn Mijn eerste les Latijn.
-ND- vormen -nd- Gerundium Gerundivum nom. vocare vocandus, -a, -um
Bezittelijk voornaamwoord
Grammatica Passwort Deutsch Klas 4
LL 13: Grammatica Perfectum Passivum en PPP
Les 8 Lingua Latina E. Mos-Burgers
Scanderen.
WERKWOORDSPELLING Hoe doe je dat ?.
1.3 Oefeningen bij de herhaling van het naamwoord.
© W. Geerts 2004 presents… voor 2 L b Nog een tip: de KAST... Om een vorm in de indicatief te bepalen, kan je je het overzicht voorstellen als een kast.
Het participium Letterlijk vertaald betekent ‘participium’ ‘deelwoord’ (denk aan het Latijnse woord voor deel: pars). We hebben tot nu toe het participium.
Het bijvoeglijk naamwoord
Het Bijvoeglijk Naamwoord
De persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
Hoe gebruik ik -d & -t? Leren en oefenen Maar eerst…….
Hoy es viernes el 30 de octubre Vandaag is het vrijdag 30 oktober
Bijvoeglijk naamwoord Functie: zegt iets over het zelfstandig naamwoord voorbeeldde grote auto la grande voiture het blauwe boek le livre bleu.
Bezittelijk voornaamwoord
Spelling Blok 1 t/m Kader 3.
Lijdend voorwerp als persoonlijk voornaamwoord bijvoorbeeld Ik heb een boek gevonden. Ik heb het gevonden. Stefan heeft Sarah gisteren gezien. Stefan heeft.
Zwei Weisen, worauf man sich die ,Null-Gruppen’ merken kann
Werkwoordspelling -d of –t?
Wat te leren voor de Grammatica toets Kap2 Duits:.
Lectio Latina diem ante IV id. feb. Gradūs comparationis De trappen van vergelijking -stellende trap -vergrotende trap (comparatief) -overtreffende trap.
De tussenklank in samenstellingen spelling
Welke woorden horen bij deze groep en hoe werkt het?
Te leren voor Gramm SO 14 jan H3c. TB125  Gebruik de woorden: können dürfen wollen müssen sollen mögen wissen In de Tegenwoordige Tijd (OTT)
Welke woorden horen erbij en hoe werkt het?
Bijvoeglijk naamwoord
Werkwoordspelling Tegenwoordige tijd. Stam zoeken (infinitief –en) PersoonVormPersoon Ik …Stam Je/JijStam + t StamJe Hij/zij/hetStam + t Wij/jullie/zijStam.
Grammatik C + I Redemittel J + D
Grammatik C + I Redemittel D + J
L´adjectif.  Regarde Fabien, ce pantalon bleu.  Et regarde la chemise verte.
SPELLING BIJVOEGLIJK GEBRUIKT DEELWOORD HOOFDLETTERGEBRUIK.
SPELLING Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd. Wat een persoonsvorm t.t. (pv t.t.)is en hoe je deze uit een zin haalt. Welke spellingsregels er zijn.
WOORDEN 5.7 VERSTERKINGEN. WAT GAAN WE DEZE LES LEREN? 1.Herhaling: Wat een samenstelling is 2.Wat een versterking is van een bijvoeglijk naamwoord.
Spelling 1 3 vwo Op niveau, 1e druk (2014)
J. van Os Maurick College Tweede klas
Woordenschat H4 In deze powerpoint: Opfrissen: Wat is een voorzetsel?
Engels Alles nog even herhalen hoofdstuk 13 Nu Engels boek B
Welke woorden horen erbij en hoe werkt het?
Werkwoordspelling. Werkwoordspelling Tegenwoordige tijd Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat, kun je kiezen uit drie vormen: 1 = ik-vorm.
BIJWOORD.
De Ablativus Absolutus
Naamvallen met het bepaald lidwoord
bijvoeglijk naamwoord gecombineerd met trappen van vergelijking
Bijvoeglijk naamwoord
Disco les 24 Galliërs en Het PPP
1 woorden met ui 2 woorden met oe 3 woorden met ou en nu 4.
Naamvallen en het onbepaald lidwoord
Bezittelijk voornaamwoord
BIJVOEGLIJK NAAMWOORD
Dactylische Hexameter
Zwei Weisen, worauf man sich die ,Null-Gruppen’ merken kann
Spelling.
J. van Os Maurick College Tweede klas
Woordsoorten: Lidwoorden
J. van Os Maurick College Tweede klas
Grammatica zinsdelen 2havo, periode 2a.
Zinsdelen Uitleg met voorbeelden
LATIJN.
De passieve indicatief perfectum.
Grammatica: werkwoorden
WOORDSOORTEN HAVO-2.
Transcript van de presentatie:

De zelfstandige naamwoorden van Groep 3 klas 2 Latijn Roma 1, Les 9

Groep 3 Woorden uit deze groep hebben andere uitgangen dan Groep 1 en 2. De basisvormen (nom. ev.) zijn onregelmatig. Soms pater, soms urbs, soms virtus, soms nomen. De uitgangen nom. mv. van M/V zijn altijd –es De uitgangen nom. mv. van O zijn altijd –a

Groep 3 M - V O ev nom (1) pater mater nomen gen (2) patr-is matr-is nomin-is dat (3) patr-i matr-i nomin-i acc (4) patr-em matr-em abl (5) patr-e matr-e nomin-e mv nom (1) patr-es matr-es nomin-a patr-um matr-um nomin-um patr-ibus matr-ibus nomin-ibus vader moeder naam

Let op! Let op dat de stam verandert na de nom. ev.! nom.ev. gen. ev. nom. mv pater  patr-is, patr-es nomen  nomin-is, nomin-a nox  noct-is, noct-es rex  reg-is, reg-es Hoe bepaal je de stam? De stam is: nom. mv. – es patr-es  patr- = stam

Let op! (2) Let op dat zelfstandige naamwoorden uit Groep 3 samen kunnen gaan met bijvoeglijke naamwoorden die volgens Groep 1 en 2 worden verbogen. Wel congruentie, maar geen gelijke uitgang! Vb: pater maestus mann. nom. ev patris maesti mann. gen. ev. patri maesto mann. dat. ev. patrem maestum mann. acc. ev. patre maesto mann. abl. ev. etc.

Hoe weet je… …of een woord uit Groep 3 komt? Bepaalde uitgangen zijn uniek voor Groep 3 -em (m/v acc ev) -es (m/v nom/acc mv) -ibus (m/v/o dat/abl mv) Geeft de uitgang geen uitsluitsel? Dan zoek je de basisvorm op in je woordenlijst. Als erachter staat: -es, of: -a (dat is de nom. mv.) dan weet je: Groep 3. pater, patres m os, ora o nox, noctes v iuvenis, -es m

Voorbeeld 1 timori : welke groep en welke naamval? Uitgang geeft geen uitsluitsel (kan ook groep 2 zijn). Zoek dus op in je woordenlijst. timor, -ores m vrees nom. mv. eindigt op –es  timor is van groep 3 (gaat als patres) timori = mann. dat. ev. van timor

Voorbeeld 2 oris : welke groep en welke naamval? Uitgang geeft geen uitsluitsel (kan ook groep 2 zijn). Zoek dus op in je woordenlijst. os, ora o mond nom. mv. eindigt op –a  os is van groep 3 (gaat als nomen) oris = onz. gen. ev. van os (mond) of: vr. dat/abl. mv. van ora (kust)

Voorbeeld 3 urbibus : welke groep en welke naamval? Uitgang geeft uitsluitsel –ibus is uniek voor Groep 3 dat./abl. mv. van urbs (stad)