Fokkerij en voortplanting Fokkerij en stierkeuze, deel I
Onderwerpen Erfelijkheidsleer Erfelijke gebreken Gebruikskenmerken Exterieurkenmerken Bedrijfsinspectie Fokdoel Fokwaarden Stierenkaart SAP Kruisen Introductie
Links http://maken.wikiwijs.nl/30423/Arrangement_Fokkerij#! page-130630 http://provisioning.ontwikkelcentrum.nl/objects/OC- 28054-2.pdf http://provisioning.ontwikkelcentrum.nl/objects/OC- 28054-1.pdf http://provisioning.ontwikkelcentrum.nl/objects/OC- 28054-a.pdf http://www.eccgroen.nl/27792
Stellingen Fokken is gokken! Je kunt beter vaarzen aankopen als je genetisch snel vooruit wil. Ja kan beter van je beste koe een stierkalf krijgen en die gebruiken als stier voor je pinken om erfelijk snel vooruit te kunnen. Als je alle koeien met een lactatiewaarde van 90- opruimt ga je erfelijk snel vooruit. De fokkerij heeft veel meer resultaat op een bedrijf met een uniforme veestapel dan op een bedrijf met een grote spreiding in de veestapel. Als ik niet aan exterieurkeuring doe heeft een fokbeleid weinig zin.
Wat is fokkerij Fokken is het selecteren van de juiste koeien Fokken is het bewust combineren van ouderdieren – een nieuwe generatie fokken die de gewenste eigenschappen van de ouders heeft behouden en waarbij de minder goede eigenschappen zijn verbeterd. Fokken levert een veehouder een dier op dat beter past bij zijn gebruiksdoel
Genetica = erfelijkheid Mendel ontdekte halverwege 19e eeuw dat eigenschappen overerven van ouder op nakomeling Elke nakomeling krijgt de helft van de erfelijke aanleg van vader en de helft van moeder Fenotype = genotype + milieu
DNA, chromosomen en genen Erfelijke materiaal (genen) zijn beschreven in een code: het DNA Elke lichaamscel heeft een kern, in die kern ligt het DNA opgeslagen DNA is opgedeeld in stukjes: chromosomen Chromosomenparen (1 van vader en 1 van moeder) 1 paar chromosomen is anders dan de andere paren: geslachts- chromosomen (XX of XY) Op een chromosoom zijn genetische eigenschappen vast- gelegd in de genen
Hybride kruisingen Gaap (ooi + bok) en Scheit (sik + ram) Teeuw (mannetjestijger en vrouwtjesleeuw) en Lijger (mannetjesleeuw en vrouwtjestijger) Muilezel (ezelin en paardenhengst) en Muildier (merrie en ezelshengst)
Celdeling Voortplanting (=vermenigvuldiging genetisch materiaal) gebeurt op verschillende manieren: Mitose = celdeling = splitsen cellen. Chromosomenparen splitsen zich, van ieder chromosoom wordt een kopie gemaakt Meiose = reductiedeling = deling om geslachtscellen te produceren Mitose en meiose
Genotype Genen zijn verantwoordelijk voor de erfelijke eigenschappen Totaal aan erfelijke eigenschappen = genotype Genen worden aangeduid met een letter. Dier bezig 2 genen voor een bepaalde eigenschappen. Genotype voor een bepaalde eigenschap wordt daarom aangegeven met 2 letters. 3 genotypen mogelijk: ZZ, beide genen identiek, dier is homozygoot of fokzuiver voor de dominante eigenschap zwartbont Zz, beide genen niet identiek, dier is heterozygoot of fokonzuiver voor de eigenschap zwartbont zz, beide genen zijn identiek, dier is homozygoot of fokzuiver voor de recessieve eigenschap roodbont
Fenotype Wat aan het dier is waar te nemen = fenotype Fenotype zwartbont kan genotype ZZ hebben, maar ook Zz Uiterlijk is dus niet altijd een goede indicatie van alle genen die het dier bezit Eigenschappen zijn afzonderlijk te beoordelen
Eigenschappen Kwalitatieve: vrijwel volledig erfelijk bepaald. Voeding, klimaat hebben hier geen invloed op. Denk aan: Sekse (stier/ vaars) Haarkleur Kwantitatieve: voor groot tot zeer groot deel afhankelijk van de omgeving Melkproductie Vet- en eiwitgehalte Selectie
Erfelijkheidsgraad Geeft aan in welke mate bepaalde kenmerken worden overgedragen van de ouders op de nakomelingen en in welke mate genetische vooruitgang via selectie mogelijk is Bijv. melkproductie heeft een erfelijkheidsgraad van 0,30. De melkproductie van een koe wordt voor: 30% bepaald door erfelijke aanleg van het dier 70% bepaald door bedrijfsomstandigheden waarin koe zich bevindt Bij selectie op kenmerken met een hoge erfelijkheidsgraad kan er sneller vooruitgang geboekt worden dan bij kenmerken met een lage erfelijkheidsgraad
Kenmerk Erfelijkheidsgraad Productie melk, vet, eiwit 0,30 Hoogtemaat 0,60 Kruisligging 0,32 Melktype Ophangband 0,25 Klauwhoek 0,20 Celgetal 0,15 Afkalfgemak 0,12 Melkbaarheid 0,10 Duurzaamheid 0,07 Gezondheid 0,04 Vruchtbaarheid 0,03 Tussenkalftijd
https://www.youtube.com/watch?v=LUPczDvXj1Q https://www.youtube.com/watch?v=Ctesdu7yFLw https://www.youtube.com/watch?v=vtirUqYvf3Y
Fokkerij en voortplanting Fokkerij en stierkeuze, deel I