Direct E-Mail: Grammaticales 1 30/07/2018 Direct E-Mail: Grammaticales 1.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Redekundig ontleden Over waarom, wat en hoe....
Advertisements

Het deelwoord ‘t kofschip / soft ketchup
Werkwoordspelling Volg de weg!.
Persoonsvorm verleden tijd
Taaloefeningen. Mijn oom wil een heel mooi schilderij kopen. zin 1 Zinnen ontleden.
Taaloefeningen.
Persoonsvorm Saskia Hoekx.
Vandaag hebben we het over :
Werkwoordspelling Hoe ging het ook alweer?.
Zinsdelen zijn net puzzelstukken!
College Schrijfvaardigheid
Doel: persoonsvormen in de t.t.
Taaloefeningen. De grote man liep door de Dennenweg. zin 1 Zinnen ontleden.
Taaloefeningen.
Taaloefeningen.
Het hele werkwoord.
Het Voltooid Deelwoord
Voltooid deelwoord.
MET DANK AAN COLLEGA’S IN DEN LANDE ! vee 2012
WERKWOORDSPELLING Hoe doe je dat ?.
Taaloefeningen.
Brugklas Werkwoordspelling.
De persoonsvorm verleden tijd
2. Grammatica en spelling
Spelling werkwoorden Denk – dacht schets - schetste Ontwerp – ontwierp
Voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoord
Werkwoorden in de v.t. Reeks 1.
Herhaling Spelling Hoofdstuk 1 en 2 Klas 2A.
De persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
Hoe gebruik ik -d & -t? Leren en oefenen Maar eerst…….
tegenwoordige tijd en verleden tijd
Spelling Blok 1 t/m Kader 3.
Is ‘t kofschip gezonken…?
Nederlands Woensdag 6 januari 2va.
Alleen wat je moet weten!
Werkwoorden en tijden van het werkwoord. Spoorboekje Oefening werkwoorden Uitleg werkwoorden Uitleg tijden Oefening tijden Wat gaan we leren? Jullie kunnen.
Werkwoordspelling -d of –t?
Grammatica zinsdelen H1 t/m H6
Bijvoeglijk naamwoord
Werkwoordspelling Tegenwoordige tijd. Stam zoeken (infinitief –en) PersoonVormPersoon Ik …Stam Je/JijStam + t StamJe Hij/zij/hetStam + t Wij/jullie/zijStam.
SPELLING Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd. Wat een persoonsvorm t.t. (pv t.t.)is en hoe je deze uit een zin haalt. Welke spellingsregels er zijn.
Hoofdstuk 5 Spelling Persoonsvorm in de verleden tijd: zwakke werkwoorden.
Briant College Spelling Engelse werkwoorden en Leenwoorden.
Cursus werkwoordspelling Goed spellen? Kwestie van regels.
Werkwoorden vervoegen
Werkwoordspelling.
Spelling 1 3 vwo Op niveau, 1e druk (2014)
Hoofdstuk 3 Grammatica zinsdelen
Onvoltooid deelwoord/bijvoeglijk gebruikt deelwoord
Tegenwoordige tijd:.
Werkwoorden Hele werkwoord: wij-vorm tegenwoordige tijd Stam: ik-vorm tegenwoordige tijd Persoonsvorm: Belangrijkste werkwoord in de zin.
Werkwoordspelling. Werkwoordspelling Tegenwoordige tijd Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat, kun je kiezen uit drie vormen: 1 = ik-vorm.
Werkwoordspelling Doel: persoonsvormen in de t.t..
Direct Les Sem 1, blok 1. Grammaticales 2
Direct Grammaticales 1 22/07/2018 Direct Grammaticales 1.
Taal is het vervoermiddel van onze gedachten
Direct Les Sem 1, blok 1. Grammaticales 2
Grammatica hoofdstuk 1.
Alleen wat je moet weten!
Grammatica Stappenplan wg of ng??.
Grammatica zinsdelen Redekundig ontleden.
Extra oefenen Hoofdstuk 1 & 2 Ta!ent: Grammatica & Spelling
Spelling.
Hoe ontleed je een zin in zeven stappen?
Soorten werkwoorden.
Het gezegde (vraagzin van maken, pv komt vooraan)
Bijvoeglijk gebruikt deelwoord hoofdlettergebruik
‘ANWB-fietsverlichtingsactie… …bij jou op school’
Twee gezegdes Er bestaan twee gezegdes:
Grammatica: werkwoorden
Transcript van de presentatie:

Direct E-Mail: Grammaticales 1 30/07/2018 Direct E-Mail: Grammaticales 1

Programma van vandaag Back to basics: grammatica 30/07/2018 Programma van vandaag Back to basics: grammatica afgewisseld met oefeningen

Lesdoelen Studenten kennen de regels van grammatica: tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooide tijd en kunnen werkwoorden vervoegen in de eerste, tweede en derde persoon. Is dit haalbaar? Lukt je dit zelf niet: laat je DEM nakijken!

Taal is het vervoermiddel van onze gedachten Want: Taal is het vervoermiddel van onze gedachten

Weten jullie nog? 1. Ontleden: onderwerp en gezegde 2. Tijden: tegenwoordig, verleden, voltooid

Eerste oefening Vier hoeken in de klas Hoek A Hoek B Hoek C

Ga in de hoek met het juiste antwoord staan Nu die student alle regels uit zijn hoofd heeft geleer-, onthou- hij veel beter of er een d of een t achter een werkwoord staat. A geleert, onthoudt B geleerd, onthoud C geleerd, onthoudt D geleert, onthoud

Ga in de hoek met het juiste antwoord staan Hij verbeel- zich heel wat, nu hij Crocs - de, droeg de, draagde dt, draagt te, draagte

Ga in de hoek met het juiste antwoord staan Het meisje – de bloemen kocht, was – door de - prijs welke, verast, goedkope die, verast, lage die, verrast, hoge dat, verrast, lage

Ontleden: Wie doet wat? Onderwerp: Wie of wat Gezegde: Werkwoord dat de actie beschrijft

Zoek onderwerp en gezegde in de volgende zinnen De hond wandelt over het gras.

Zoek onderwerp en gezegde in de volgende zinnen Als genoeg mensen iets als aannemelijk beschouwen, dan wordt het ook vaak als de waarheid gezien. Als genoeg mensen iets als aannemelijk beschouwen, dan wordt het ook vaak als de waarheid gezien.

Tijden: wanneer? Tegenwoordige tijd Dat wat nu aan de gang is Verleden tijd Dat wat eerder aan de gang was Voltooide tijd Dat wat is afgerond

Oefening Tegenwoordige tijd? Twee handen in de lucht Verleden tijd? Twee handen naar beneden Voltooide tijd? Twee handen naar voren

Omhoog (TT), omlaag (VT) of naar voren (Voltooide tijd) Het huis brandde af. Het huis is afgebrand. Het afgebrande huis staat te koop. Jan verbrandt zijn hand. Piet fietst naar school. ‘Nee hoor, jij bent niet naar school gefietst!’, zegt Marie tegen Piet. Hoera, hij is geslaagd!

Tegenwoordige tijd Regel: In de tegenwoordige tijd krijgen de tweede en derde persoon een t achter de stam De eerste persoon is ‘ik’, wie zijn die andere personen?

Maar er zijn uitzonderingen Ik mag, hij magt ? Ik wil, hij wilt ? En: formeel - informeel Jij wilt / jij wil Je kunt / je kan

Tegenwoordige tijd Stam is het hele werkwoord min en Bij een dubbele medeklinker vervalt één daarvan Meestal is de stam gelijk aan de ik-vorm fiets-en wandel-en ren-nen 1. ik fiets ik wandel ik ren 2. jij fietst jij wandelt jij rent 3. hij fietst hij wandelt hij rent

Uitzondering Als je of jij onderwerp is, en in de zin ná het gezegde staat, komt er na de stam géén t. Dus: Jij fietst morgen met mij mee Morgen fiets jij met mij mee Maar ook: Wordt je vader morgen al tachtig?

Als de stam eindigt op d Hier worden de meeste fouten gemaakt Regel: In de tegenwoordige tijd krijgen de tweede en derde persoon een t achter de stam word-en antwoord-en brand-en 1. ik word ik antwoord ik brand 2. jij wordt jij antwoordt jij brandt 3. zij wordt zij antwoordt zij brandt

In verwarring? Ga te rade bij Grote Smurf. Is het in de tegenwoordige tijd nou: ‘Benschop vind het niet belangrijk’, of ‘Benschop vindt het niet belangrijk’? Probeer: ‘Benschop smurft het niet belangrijk’ Met een t dus!

Oefening Vervoeg de werkwoorden in de tegenwoordige tijd: De service van het hotel, (beantwoorden) aan de vraag. Ik (dulden) geen tegenspraak van jou. De appel (rotten) weg. Ik (verraden) niet wat er gebeurd is. De auto (verkeren) in goede staat. (Melden) je bij de receptie.

En zo moet het De service van het hotel, beantwoordt (stam = beantwoord, plus t, of: het hotel ‘smurft’) aan de vraag. Ik duld geen tegenspraak van jou. De appel rot weg. Ik verraad niet wat er gebeurd is. De auto verkeert in goede staat. Meld je bij de receptie.

‘t kofschip / ‘t sexy fokschaap http://www.youtube.com/watch?v=C3v0su18CA0

Verleden tijd: ‘t kofschip Regel: Staat de laatste letter van de stam in ‘t kofschip dan krijgt de verleden tijd te erachter Zo niet, dan de stam verleden spiek spiekte brand brandde praat praatte antwoord antwoordde trap trapte 25

Pas op voor de vermomde v en z Meestal is de stam gelijk aan de ik-vorm. Dus: verbazen > verbaas, beloven > beloof Maar: Regel: bij het bepalen van de vervoeging in de verleden tijd en voltooide tijd, doen we net of die v en z uit het hele werkwoord de laatste letter van de stam zijn. Staan die in ‘t kofschip? Nee. Dus: stam vermomd verleden voltooid verbaas verbaaz verbaasde verbaasd beloof beloov beloofde beloofd

En weer oefenen! Vervoeg de werkwoorden in de verleden tijd: U (prijzen) die jongen voor zijn hoge cijfer. Je (begraven) je gezicht in je handen. Je (weten) het antwoord toch niet. De storm (verwoesten) ons huisje. De jongens (vergroten) hun voorsprong. Zij (eten) die dag op tijd. Zij (verhuizen) alweer.

En de antwoorden U prees die jongen voor zijn hoge cijfer. Je begroef je gezicht in je handen. Je wist het antwoord toch niet. De storm verwoestte ons huisje. De jongens vergrootten hun voorsprong. Zij aten die dag op tijd. Zij verhuisden alweer.

Voltooide tijd: ‘t kofschip Regel: Staat de laatste letter van de stam in ‘t kofschip dan krijgt de voltooide tijd een t erachter Zo niet, dan met een d Let op: in voltooide tijd géén dubbel d of dubbel t stam voltooid spiek gespiekt brand gebrand praat gepraat antwoord geantwoord trap getrapt

Voltooid als bijvoeglijk Bijvoeglijk naamwoord: voegt een kwalificatie toe aan een zelfstandig naamwoord. Dus: De groene bank, de lange wandeling, een verrassende wending, het laatste koekje. En ook: de beantwoorde vraag Soms is een voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord. Regel: Eindigt het voltooid deelwoord op t of d, dan komt er simpelweg een e achter, nooit te of de. Dus: De gefietste afstand, de teleurgestelde student Zij beantwoordde zijn onbeantwoorde liefde

Oefenen! http://www.cambiumned.nl/oefeningenwerkwoordspelling.htm www.beterspellen.nl http://www.jufmelis.nl/werkwoordspelling

30/07/2018 Huiswerk volgende les   Oefenen, oefenen, oefenen. 32