8.6 Van reactieschema naar reactievergelijking

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
4. Classificatie van stoffen
Advertisements

HST 5 Les 1: herhaling hst 4.
Reactieschema Hoe stel je een reactieschema in symbolen op voor de verbranding van aardgas? Pulsar nask2-1 blz 82 bron 33 Is ook te gebruiken voor blz.
Klik nu op de titel van dia 2 om verder te gaan
Atomen , moleculen en reactieschema
Van reactieschema tot reactievergelijking
Reactieschema Hoe stel je een reactieschema in symbolen op voor de elektrolyse van water? Pulsar nask2-1 blz 91 bron 41, bewerking van blz 82 bron 33.
Reacties waarbij elementen betrokken zijn
Reactievergelijkingen kloppend maken
Moleculen en atomen Hoofdstuk 7.
Reactievergelijkingen kloppend maken
Moleculen en Atomen Klas 3
§5.2 - Neerslagreacties.
Zoutformules bedenken
Het kloppend maken van reactievergelijkingen
Het kloppend maken van reactievergelijkingen
Stoffenmoleculen Om te kunnen verklaren dat stoffen bepaalde stofeigenschappen hebben gebruiken we een modelvoorstelling De molecuultheorie: stoffen bestaan.
Zuren en basen Zure stoffen kennen we allemaal: azijn of citroen
De Mol 2 4 Havo-VWO.
Reacties waarbij elementen betrokken zijn
Paragraaf 2 van hoofdstuk 2: Warmtebronnen
Atomen , moleculen en reactieschema
Reacties en reactievergelijkingen
mineralen: atoombouw 1 Mineralen
Opstellen reactievergelijkingen
pijl rechts volgende; pijl links terug
Pijl rechts: verder pijl links: terug Kloppend maken In een reactieverglijking moet van elke atoomsoort voor en na de pijl evenveel atomen zijn Dus alle.
Oplossen en indampen van zouten
Stoffen en deeltjes 4T Nask2 1.1 Wat zijn stoffen?
4T Nask2 Chemische reacties 2.3
Reactieschema Hoe stel je een reactieschema in symbolen op voor de verbranding van koolstof? Pulsar nask2-1 blz 102 bron 18/19 gebaseerd op blz 82 bron.
Reactievergelijkingen Klas 3
Zoutformules bedenken
pijl rechts: verder pijl links: terug
Reactievergelijkingen kloppend maken 2
Reactievergelijkingen kloppend maken.
3.4 Het kloppend maken van reactievergelijkingen
Waar haal je de energie vandaan?
Bindingen Waterstof H : H Natriumchloride Na+ Cl- Na+ :Cl Waterstofchloride δ + δ - H : Cl atoombinding ionbinding polaire atoombinding dipoolmolecuul.
4.4.Doorstroom Scheikunde H 1
Scheikunde 4 W&L.
Hoofdstuk 3 Kelly van Helden.
Formules, vergelijkingen en mol (en)
Zwijsen College Test jezelf Pulsar Chemie Hfdst 6. Hoofdstuk: Moleculen en atomen. Klik telkens op de driehoek om verder te gaan! Zet deze toetspresentatie.
Scheikunde Niveau 4 Jaar 1 Periode 3 Week 4
Reactievergelijkingen Een kwestie van links en rechts kijken.
Rekenen aan reacties Scheikunde Niveau 4 Jaar 1 Periode 3 Week 3.
H6 Zuren en basen.
Stappenplan rekenen stap 1: LEZEN stap 2: kloppende reactievergelijking stap 3: molecuulmassa’s stap 4: massaverhouding stap 5: verhoudingstabel stap 6:
Scheikunde klas 3 Herhaling
3.5 van reactieschema naar Reactievergelijking
8.4 Moleculen en atomen Praktikum 36: Vragen:
3.7 Rekenen met massaverhoudingen
8.8 Verbrandingsreacties
Bindingen Waterstof H : H Natriumchloride Na+ Cl- Na+ :Cl- Waterstofchloride δ + δ - H : Cl atoombinding ionbinding polaire atoombinding dipoolmolecuul.
Reactievergelijkingen kloppend maken.
Covalente binding Waterstof atoom atoomnummer 1 1 proton 1 elektron.
8.5 Molecuulformules Opdracht 16:
Milieu Jaar 1 Periode 3.
Synthesegas CH4 (g) + H2O (g) ⇄ CO (g) + 3H2(g)
Opstellen reactie vergelijking
Zouten 6.4.
H7 Materie §4 Atomen als bouwstenen
H7 Materie §4 Atomen als bouwstenen
Coëfficiënt: 4 4 NH3.
Zouten Combinatie metaal + niet metaal Ionen Bv Natriumchloride
Redoxreacties Zo doe je dat Stap 1 Al, Zn2+ , Cl─ en H2O
Zuur base reactie Zo doe je dat
Apotheekassistentenopleiding
Hier links zie je een overzicht van alle dia’s met hun titels Als je naar de volgende (of een andere dia) wil klik je op de titel Klik nu nogmaals hier!!
Transcript van de presentatie:

8.6 Van reactieschema naar reactievergelijking Opdracht 25: 2C(s) + O2(g) 2CO(g) 2Fe(s) + 3 Cl2(g) 2 FeCl3(s) 4P(s) + 5O2(g) 2 P2O5(s) 2AgCl(s) 2Ag(s) + Cl2(g) 2N2(g) + 5O2(g) 2N2O5(s) C2H6(g) 2C(s) + 3H2(g) 2Ni(s) + O2(g) 2NiO(s) Opdracht 26: 2C8H18 + 25 O2 16CO2 + 18H2O 2C6H6 + 15 O2 12CO2 + 6H2O 2C3H8O + 9 O2 6CO2 + 8H2O 2C3H6O2 + 7 O2 6CO2 + 6H2O

8.6 Van reactieschema naar reactievergelijking Opdracht 27 a : 1. Natrium (s) + Chloor (g) Natriumchloride 2. Na(s) + Cl2 (g) NaCl (s) 3. Na: een atoom voor en ook een atoom achter de pijl. Klopt! Cl: 2 atomen voor en 1 atoom achter de pijl. Klopt niet! 4. Zelfde aantal chlooratomen krijg je door achter de pijl 2 moleculen NaCl te zetten. Gevolg voor Natrium: Nu achter de pijl 2 atomen Na staan, moeten die ook voor de pijl komen. Dus: 2Na(s) + Cl2(g) 2NaCl(s) 5. Controle: Na: voor de pijl 2 atomen. Achter de pijl ook 2 atomen. Klopt! Cl: 2 atomen voor de pijl. Achter de pijl ook 2 atomen. Klopt!

8.6 Van reactieschema naar reactievergelijking Opdracht 27 b: 1.koolstofmonoxide(g) + zuurstof (g) koolstofdioxide(g) 2. CO(g) + O2 (g) CO2 (g) 3. C: een atoom voor en ook een atoom achter de pijl. Klopt! O: 3 atomen voor en 2 atomen achter de pijl. Klopt niet! 4. Zelfde aantal zuurstofatomen krijg je door voor de pijl 2 moleculen CO te zetten. Gevolg voor C: Nu voor de pijl 2 atomen C staan, moeten die ook achter de pijl komen. Dus: 2CO(g) + O2 (g) 2CO2 (g) 5. Controle: C: Voor de pijl 2 atomen. Achter de pijl ook 2 atomen. Klopt! O: Voor de pijl 4 atomen. Achter de pijl ook 4 atomen. Klopt!

8.6 Van reactieschema naar reactievergelijking Opdracht 27 c: 1. aluminium(s) + zuurstof (g) aluminiumoxide(s) 2. Al(s) + O2 (g) Al2O3(s) 3. Al: 1 atoom voor en 2 atomen achter de pijl. Klopt niet! O: 2 atomen voor en 3 atomen achter de pijl. Klopt ook niet! 4. Zelfde aantal Aluminiumatomen krijg je door voor de pijl 2 atomen te zetten. Opgelost. Zuurstof: Je zou eigenlijk 3 atomen O willen hebben, maar zuurstof is nou eenmaal tweeatomig. Oplossing: alle onderdelen met twee vermenigvuldigen. Dus: 2Al(s) + 1 ½ O2 (g) Al2O3 (s) klopt nog niet 4Al(s) + 3O2 (g) 2Al2O3 (s) 5. Controle: Al: Voor de pijl 4 atomen. Achter de pijl ook 4 atomen. Klopt! O: Voor de pijl 6 atomen. Achter de pijl ook 6 atomen. Klopt!

8.6 Van reactieschema naar reactievergelijking Opdracht 28: Koolstofdisulfide wordt koolstof en zwavel. CS2 C + S Kloppend maken: CS2 C + 2S Opdracht 29: Ethanol + zuurstof azijnzuur + water C2H6O(aq) + O2 (aq) C2H4O2 (aq) + H2O (l) De aantallen atomen C, H en O zijn links en rechts gelijk.

8.6 Van reactieschema naar reactievergelijking Opdracht 30: Ethaan+ zuurstof waterdamp + koolstofdioxide C2H6 (g) + O2 (g) H2O (g) + CO2 (g) Geen van de atoomsoorten klopt. Maak eerst C en H kloppend: C2H6 (g) + …….O2 (g) 3H2O (g) + 2CO2 (g) Links vd pijl staan nu 2 zuurstofatomen; rechts 7 ( 3 + 2x2) Links wil je ook 7 zuurstofatomen; dat zou betekenen 3½ atomen O2. C2H6 (g) + 3½ O2 (g) 3H2O (g) + 2CO2 (g) Halven mag niet. Daarom kloppend maken door alle coëfficiënten met 2 te vermenigvuldigen: 2C2H6 (g) + 7O2 (g) 6H2O (g) + 4CO2 (g)

8.6 Van reactieschema naar reactievergelijking Opdracht 31: Koolstof(s) + stoom(g) waterstof(g) + koolstofmonoxide(g) C(s) + H2O(g) H2(g) + CO(g) Kloppend maken? Niet nodig!