Les 3: Negatieve getallen Les4: Optellen en aftrekken

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Negatieve getallen Klas 1 | Hoofdstuk 4
Advertisements

Gecijferdheid Negatieve getallen.
Klik op het plaatje om verder te gaan
Een getal met een komma noemen we een decimaalgetal.
Positieve en Negatieve getallen
Lesplanning Binnenkomst Intro Vragen huiswerk
Negatieve getallen door Kees Vleeming
De oplossing optellen oefenen doorwerken verbeteren de oefening het huiswerk verkeerd.
Heel kleine getallen.
Rekenen met rente Jnw, september 2015.
Rekenen met negatieve en positieve getallen
Significante cijfers Wetenschappelijke notatie a • 10b
Inhoud Optellen en aftrekken. Vermenigvuldigen en delen.
Inhoud Breuken (optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen).
Significante cijfers Wetenschappelijke notatie
Presentatie ouderbijeenkomst
Deze les hoofdrekenen les 1 vervolg
Deze les nieuwe opzet Instructietafel links in de klas
Rekenen.
Deze les hfdst 1 verbanden gegevens verwerken
Deze les Nabespreken toets Vervolg Verbanden
Deze les Nabespreken toets
Deze les Even herhalen: hoofdrekensommen Grafieken aflezen waar moet je ook alweer op letten? Stapeldiagram sportdag bespreken Voorbeeldexamenvragen Uitleg.
Cijferen 5de leerjaar.
Les 4 : rekenen met tabellen
Les 1: Rekenen zonder rekenmachine Les 2: Oriëntatie
Les 5 Vermenigvuldigen en delen
Les 1: Rekenen Zonder rekenmachine
Les 3Regels voor de volgorde van bewerkingen
Les 2 Grote Getallen Rekenen Judith Iedema.
Kort herhalen les 3 voorbeeld toets som camping
Rekenen Les 7: Rekenen met de rekenmachine Les 8: Rekenen in toepassingssituaties.
Rekenen Les 5: vermenigvuldigen en delen Les 6: Afronden met breuken en kommagetallen.
Les 4 Optellen en aftrekken in dagelijkse situaties
Les 6 Combineren van bewerkingen in berekeningen
Rekenen Verhoudingen 2f
Rekenen Verbanden les 1: gegevens verwerken Verbanden les 2: gegeven in tabellen.
Hoofdstuk 7: Handelsrekenen
Rekenen Les 5: rekenen met grafieken, diagrammen en tabellen
Kommagetallen optellen en aftrekken
Rekenen periode 2: Verhoudingen
Vreemde valuta Economie : Buitenland.
Meten en meetkunde les 3: omtrek, oppervlakte en inhoud
Rekenen Les 7 Meten in recepten.
Rekenen Les 5: vermenigvuldigen en delen Les 6: Afronden met breuken en kommagetallen.
Negatieve getallen Klas 1 | Hoofdstuk 4
Les 1: Rekenen zonder rekenmachine
Meten en meetkunde les 4: samengestelde grootheden
Les 3: Negatieve getallen Les4: Optellen en aftrekken
OPTELLEN & AFTREKKEN de basis
Rekenen met kommagetallen
Kommagetallen – De basis
Les 3: Rekenen met tabellen 1 Les 4: Rekenen met tabellen 2
Wetenschappelijk en significantie
Rekenen Les 7: Rekenen met de rekenmachine Les 8: Rekenen in toepassingssituaties.
Rekenen Les 5: rekenen met grafieken, diagrammen en tabellen
Hoofdstuk 30 Negatieve getallen. Hoofdstuk 30 Negatieve getallen.
Les 1 Meten en meetkunde: Schaal
Les 6: Breuken en procenten 4
Hoofdstuk 9 Handig rekenen 1. Hoofdstuk 9 Handig rekenen 1.
Rekenen periode 4: Verbanden
Rekenen Verhoudingen 2f
Rekenen Les 2: Oriëntatie.
Les 1: Rekenen zonder rekenmachine Les 2: Oriëntatie
Rekenen Verbanden les 1: gegevens verwerken Verbanden les 2: gegeven in tabellen.
herhalen les 3 voorbeeld toets som camping
Welkom!.
Hoofdstuk 4 Kommagetallen basis. Hoofdstuk 4 Kommagetallen basis.
Verder rekenen met kommagetallen
Handig rekenen & rekenregels
Transcript van de presentatie:

Les 3: Negatieve getallen Les4: Optellen en aftrekken Rekenen Les 3: Negatieve getallen Les4: Optellen en aftrekken

Uitslag TOA

Vragen? *Wie zit er nog niet in rekenblokken? *Zijn er vragen over hoofdstuk 1 en 2? * Let op! Huiswerk is verplicht om te mogen toetsen

Vorige keer 1 miljoen: 1.000.000 (6 nullen) 1 miljard: 1 ton: 100.000 euro of 1000 kg 0,1 miljoen: 100.000 0,1 miljard: 100.000.000 (100 miljoen)

Vorige week < kleiner dan , want je kunt er een K van maken > groter dan

Herhaling < of > 1.350.000 ……… 1 miljard 1,6 miljoen …… 1.501.002 0,5 miljard …….. 4.890.000 Schrijf uit: 0,2 miljoen = 1,8 miljoen = 0,4 miljard = 1,3 miljard =

Antwoorden < of > 1.350.000 < 1 miljard 1,6 miljoen > 1.501.002 0,5 miljard > 4.890.000 Schrijf uit: 0,2 miljoen = 200.000 1,8 miljoen = 1.800.000 0,4 miljard = 400.000.000 1,3 miljard = 1.300.000.000

Belangrijk Voor het scheiden van duizendtallen gebruik je altijd een punt! Een komma geeft aan dat het een decimaal getal is (achter de komma). 12,350 12.350 1.850,340 1.850.340 !!Laat op je rekenmachine de punt weg

Begrippen deze les Negatief getal: een getal kleiner dan nul, bijvoorbeeld -3 ℃: Graden Celcius Saldo: Het bedrag dat op je rekening staat Credit: Bedrag wat erbij komt of je tegoed hebt Debet: Het bedrag wat eraf gaat of wat je tekort komt Rood staan: Je hebt een schuld aan de bank, je staat in de min

Onthouden + en –  - dus: 10 + -2 = 10 – 2 = 8 - en –  + dus: 10 – -5 = 10 + 5 = 15 Niet te verwarren met: -10 – 4 = - 14 Maar: -10 – -4 = -6 Vind je rekenen met negatieve getallen lastig? Gebruik een getallenlijn Denk aan de temperatuur.  hoe kouder, hoe hoger het negatieve getal

Oefenen 4 + -3 = -3 – 3 = -3 – -3 = 10 – -6 = -5 – 4 = -40- - 19 = 4 + -3 = -3 – 3 = -3 – -3 = 10 – -6 = -5 – 4 = -40- - 19 =  4 – 3 = 1 -6  -3 + 3 = 0  10 + 6 = 16  -9  -40 + 19 = -21

Debet en credit Credit: Bedrag wat erbij komt of je tegoed hebt Debet: Het bedrag wat eraf gaat of wat je tekort komt

Oefenen 51,00-20,50 = 30,50 -10,50 + 30,50 = 20

+24,8 + 36,8 -24.8 0 36.8 Antwoord: 61,6

Rekenen in een contextsituatie Nadia krijgt 100 euro aan kleedgeld per maand. Ze ziet in de winkel de volgende artikelen: - Tshirt: 23,70 - Broek: 57,05 - Trui: 32,05 - Sokken: 6,99 Vraag 1: Nadia koopt een T-shirt, broek en sokken. Hoeveel moet ze betalen?

Vraag 3: Nadia koopt een T-shirt, broek en sokken Vraag 3: Nadia koopt een T-shirt, broek en sokken. Hoeveel moet ze betalen? !! Komma’s recht onder elkaar! !! Schrijf het getal dat je moet onthouden erboven! !! Schat eerst het antwoord

Schrijf de goede som in je schrift Wat gaat hier fout? Schrijf de goede som in je schrift !! Komma’s recht onder elkaar! !! Schrijf het getal dat je moet onthouden erboven! !! Schat eerst het antwoord

20,18 29,18 19,55 251,45

huiswerk Les 3: 3, 4, 5, 8, 9, 10,13, 14, 15 + lestoets 3