Woorden/uitdrukkingen met een vast voorzetsel

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Grammatica hoofdstuk 2 blz 68-69
Advertisements

Hoe maak je schooltaal toegankelijk?
Hoofdstuk 3 terugblik.
Feiten, meningen en argumenten
Paragraaf twee: verkeerde verwijswoorden
Veel werkwoorden hebben een vast voorzetsel
Briant College Cursus formuleren h1 Correct formuleren.
Paragraaf 1.2 Les 3: Hoe blijven planten stevig?.
AANEENSCHRIJVEN VAN WOORDEN. Aaneenschrijven  Basisregel: als het bij elkaar hoort, en over één ding gaat, schrijf je het ook aan elkaar, zelfs als het.
Briant College Cursus formuleren h1 Par 1 ‘Dubbelop’
LEZEN 4.2 BETOOG, SOORTEN ARGUMENTEN EN KRITISCH LEZEN VAN EEN BETOOG.
HET GEZEGDE MOET IETS DUIDELIJK MAKEN OVER HET ONDERWERP Het naamwoordelijk gezegde en koppelwerkwoord.
WOORDEN 5.7 Spreekwoorden en uitdrukking uit de bijbel.
WOORDEN 5.3 SPREEKWOORDEN EN UITDRUKKINGEN. AAN HET EINDE VAN DEZE LES WEET JE: Een aantal spreekwoorden en hoe je betekenis daarvan kunt afleiden Wat.
LEZEN 3.4 PUBLIEK, TEKSTDOEL, TEKSTSOORT. AAN HET EINDE VAN DEZE LES WEET JE.. Hoe een schrijver rekening houdt met zijn publiek bij het schrijven van.
Briant College H2 het onderwerp. Briant College H1 De persoonsvorm vinden en zinsdeelstrepen zetten Hoe vind je de pv? -zin vragend maken -de zin van.
GEDICHT 2.8 EINDRIJM EN SONNET. WAT GAAN WE DEZE LES LEREN? 1.Wat eindrijm is 2.Wat mannelijk, vrouwelijk en onzijdig rijm is. 3.Wat rijmschema`s zijn.
WOORDEN 3.7 STIJLFIGUREN De betekenis van de woorden uit deze paragraaf 2.Wat stijlfiguren zijn: hyperbool, eufemisme, understatement, litotes.
WOORDEN 6.7 Spreekwoorden en uitdrukking uit de oudheid.
GRAMMATICA TIJDEN VAN HET WERKWOORD. WAT GAAN WE DEZE LES LEREN Wat de acht tijden van het werkwoord zijn. Wat toekomende tijd is.
LEZEN 2.4 INFORMATIEVE TEKSTEN, INTERVIEWVERSLAG, INLEIDING EN SLOT EN FUNCTIES DAARVAN.
WOORDEN 5.7 VERSTERKINGEN. WAT GAAN WE DEZE LES LEREN? 1.Herhaling: Wat een samenstelling is 2.Wat een versterking is van een bijvoeglijk naamwoord.
WOORDEN 2.7 Stijlfiguren 1. 1.De betekenis van de woorden uit deze paragraaf 2.Wat stijlfiguren zijn: pleonasme en tautologie 2 AAN HET EINDE VAN DEZE.
FICTIE 1.1 VERHAALPERSONEN. AAN HET EINDE VAN DEZE LES WEET JE Wat hoofd- en bijfiguren zijn en hoe je deze herkent in een tekst. Hoe het komt dat je.
WOORDEN 2.7 HOMONIEMEN. WAT GAAN WE DEZE LES LEREN? 1.De betekenis van de leerwoorden in deze paragraaf. 2.Wat homoniemen zijn.
Woordenschat Letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
GRAMMATICA BLOK 1 T/M 4 Uitleg en voorbeelden Woordsoorten Basis leerjaar 4.
Grammatica voorzetselvoorwerp.
Woordenschat H4 In deze powerpoint: Opfrissen: Wat is een voorzetsel?
Werkwoordelijk gezegde en werkwoordelijke uitdrukking
Beeldspraak: de vergelijking
Taalverzorging Voorbereiding toets.
Betrekkelijk voornaamwoord
Betrekkelijk voornaamwoord en bijvoeglijke bepaling
Hij,ze,hem,haar,zijn,deze,dit,die,dat
Woordbenoemen Groep 6 en 7.
Hoofdstuk 1 Grammatica zinsdelen
Griekse leenwoorden samenstelling en afleiding
Taal en woordenschat h3 Werkwoorden met vaste voorzetsels
Taalverzorging Voorbereiding toets.
Lezen 1.2 Leesstrategieën, tekstverband/signaalwoorden onderwerp en hoofdgedachte.
Gedicht 2.9 Eindrijm.
Lijdende en bedrijvende vorm
Een reisverslag schrijven
Wedekerend ww en vnw Wederkerig vnw
Onbepaald voornaamwoord
Zinsdelen Verdelen in zinsdelen.
Aantrekkelijk formuleren
Woorden 4.7 Stijlfiguren.
Mannelijke en vrouwelijke woorden
Schrijven Een Verslag.
Paragraaf lezen h5 Feiten, meningen en argumenten
Het 24 spel.
Interview voorbereiden
Soorten zinnen en verbindingswoorden
Les 5 Hoofdstuk Ecologie
Inleiding, slot, functies, samenvattend tekstverband
Informatieve teksten, interviewverslag
Vergelijkingen oplossen
Interview verslag schrijven
H2 het onderwerp.
Zinsdelen Uitleg met voorbeelden
Vandaag De Alpen: wat, waar, waarom daar?
Boekpresentatie.
Hoofdstuk 5 Grammatica woordsoorten
lezen Feiten, meningen en argumenten
Twee gezegdes Er bestaan twee gezegdes:
Grammatica: werkwoorden
WOORDSOORTEN HAVO-2.
En natuurlijk wat opdrachten uit het huiswerk
Transcript van de presentatie:

Woorden/uitdrukkingen met een vast voorzetsel

Wat gaan we deze les leren? Een aantal werkwoorden die altijd een vast voorzetsel hebben. Een aantal uitdrukkingen met vaste voorzetsels De woorden uit deze paragraaf

Wat gaan we doen Uitleg theorie Maken opdrachten 1 t/m 8 Kahoot spelen ter controle

Maak de onderstaande zinnen eens af De jongen ontkwam maar net …..de politie. De jongen ontkwam maar net aan de politie. De klas zag erg …. tegen het proefwerk. De klas zag erg op tegen het proefwerk. Hij houdt erg …. macaroni! Hij houdt erg van macaroni!

LET OP: De betekenis van het werkwoord kan veranderen door het voorzetsel Vergelijk de volgende zinnen maar eens: De vereniging bestaat tien jaar De vereniging bestaat uit tien leden Meneer Vrancken houdt al jaren kippen in zijn achtertuin. Meneer Vrancken houdt van kip.

Werkwoordelijke uitdrukking Werkwoord+ander woord (bn/zn)+vast voorzetsel= werkwoordelijke uitdrukking Welke uitdrukkingen met vast voorzetsel herken je? Meneer Vrancken heeft last van lawaai in de klas. Leerlingen hebben een hekel aan huiswerk! Hij heeft medelijden met dat dier.

huiswerk Maken opdrachten 1 t/m 8