Hoofdstuk 5 Les 7: Markten
Start met het nakijken van: Opgave 6 (Blz Start met het nakijken van: Opgave 6 (Blz. 109: € 200,- is oud, € 100,- is nieuw) Opgave R4 (blz. 126) Opgave H21(Blz. 124)
Opgave 6 (€200 is oud, €100 is nieuw), Opgave R4 ∆% 𝑝𝑟𝑖𝑗𝑠 (100 – 200) * 100% = -50% 200 ∆% 𝑔𝑒𝑣𝑟𝑎𝑎𝑔𝑑𝑒 ℎ𝑜𝑒𝑣𝑒𝑒𝑙ℎ𝑒𝑖𝑑 ( 55 – 35) * 100% = +57,1% 35 Elasticiteit: Ev = Δ%𝑄𝑣 Δ%𝑃 = 57,1 −50 = -1,14
Opgave R4 (blz. 126) Opgave R4 A. ∆% 𝐺𝑒𝑣𝑟𝑎𝑎𝑔𝑑𝑒 ℎ𝑜𝑒𝑣𝑒𝑒𝑙ℎ𝑒𝑖𝑑 B. ∆% 𝑃𝑟𝑖𝑗𝑠 (74.875 – 75.000) * 100% = -0,17% 75.000 B. ∆% 𝑃𝑟𝑖𝑗𝑠 ( 1,51 – 1,45) * 100% = +4,14% 1,45 Elasticiteit: Ev = Δ%𝑄𝑣 Δ%𝑃 = −0,17 +4,14 = -0,04 C. De vraag naar benzine is prijsinelastisch. De vraag daalt veel minder dan dat de prijs is toegenomen.
Opgave R4 (blz. 126) Opgave R4 D. (1,20 – 1,10) /1,10 x 100% = 9,1% De prijs stijging van koffie is dus maar liefst 9,1% terwijl de prijs stijging van benzine slechts 4% bedroeg. E. ∆% 𝐺𝑒𝑣𝑟𝑎𝑎𝑔𝑑𝑒 ℎ𝑜𝑒𝑣𝑒𝑒𝑙ℎ𝑒𝑖𝑑 (650 – 870) * 100% = -25,3% 870 ∆% 𝑃𝑟𝑖𝑗𝑠 ( 1,20– 1,10) * 100% = +9,1% 1,10 Elasticiteit: Ev = Δ%𝑄𝑣 Δ%𝑃 = −25,3 +9,1 = -2,8
Opgave R4 (blz. 126) Opgave R4 F. De prijselasticiteit van de vraag naar koffie is zeer elastisch. De vraag naar koffie neemt veel sterker af dan de prijs is gestegen G. De benzineprijs verhogen is wel verstandig omdat de omzet en de winst daar van stijgen. Maar door de prijs van koffie te verhogen maken ze alleen maar minder winst. Dat kunnen ze dus beter laten.
Opgave H21(Blz. 124) Opgave H21 A. Als de prijs stijgt, zal ook de vraag veranderen. B.
Opgave H21(Blz. 124) Opgave H21 C. Prijs: (1,50 – 1,25) / 1,25 * 100%= +20% QV: (101-110)/110 * 100% = - 8,2% Prijselasticiteit: -8,2 / +20 = -0,41 D. Wanten zijn prijselastisch. De prijselasticiteit is ruim -1,08 dus de vraag verandert meer dan de prijs. Sokken zijn prijsinelastisch. De prijselasticiteit is ongeveer -0,41 dus de vraag verandert minder dan de prijsstijging.
Opgave H21(Blz. 124) Opgave H21 E. Ze zou kunnen kijken welke goederen wel en welke goederen niet prijselastisch zijn. Zo kan ze bepalen of een prijsverandering leidt tot meer of minder omzet en winst.
Maak oefenopgave 16+17+18+19