Benadrukt persoonlijk voornaamwoord Vormen als onderwerp met nadruk ik je moi jij tu toi hij il lui zij elle wij nous jullie/u vous zij (mannelijk) ils eux zij (vrouwelijk elles
Gebruik Je gebruikt het benadrukt persoonlijk voornaamwoord: Om een persoon te benadrukken. bijvoorbeeld Maman, elle, elle aime le chocolat! Mama, zíj houdt van chocola!
2. Na een voorzetsel. bijvoorbeeld Il donne le livre à moi. Hij geeft het boek aan mij.
3. Na een c’est of ce sont (dat is/zijn). bijvoorbeeld C’est toi qui a fait cela. Jij bent het die dat heeft gedaan. Ce sont eux qui ont joué au foot. Zij hebben gevoetbald.
4. Als het alleen staat. bijvoorbeeld Qui veut du coca? – Lui! Wie wil cola? – Hij!