7 lessen tot het eindexamen – Tips en Tricks Examentraining 7 lessen tot het eindexamen – Tips en Tricks
Hoe zat het ook alweer? Gezamenlijk doel: IEDEREEN EEN VOLDOENDE VOOR NEDERLANDS!!!
Kernzinnen De zin die het belangrijkste van een alinea weergeeft, noem je de kernzin. Deze kernzin leidt je naar de hoofdgedachte van die alinea. Deze zin staat meestal aan het begin van de alinea, maar soms ook aan het eind of zelfs in het midden van de alinea. Deze kernzin wordt verder uitgewerkt in de alinea. Dat wil zeggen dat er argumenten, informatie, voorbeelden en illustraties worden gegeven. Elke alinea levert een bijdrage aan de hoofdgedachte van de tekst als geheel.
Tekstverbanden in alinea’s Zinnen staan in een tekst altijd met elkaar in verband. Zinnen die bij elkaar horen, vormen samen een alinea. Ook alinea’s kunnen bij elkaar horen en vormen samen een deelonderwerp. Tussen alinea’s zitten vaak bepaalde verbanden die je kunt herkennen aan signaalwoorden.
Verbindings-/signaalwoorden Het herkennen van verbindings-/of signaalwoorden helpt je bij het begrijpen van de tekst. Een overzicht van de 11 belangrijkste tekstverbanden met signaalwoorden.
Tekstverbanden + signaalwoorden Chronologisch: nadat, voordat, later, eerst, vroeger, daarna, wanneer Opsommend: en, ook, vervolgens, ten eerste, ten slotte, bovendien, daarnaast Tegenstellend: maar, echter, hoewel, toch, daarentegen Vergelijkend: zoals, zo, evenals, in vergelijking met, soortgelijk(e)
Tekstverbanden + signaalwoorden Toelichtend: bijvoorbeeld, zo, zoals, een voorbeeld hiervan, ter illustratie redengevend (argument): daarom, want, omdat, immers, namelijk, vanwege, Voorwaardelijk: als, wanneer, mits, tenzij, in het geval dat Doel-middel: om te, daarmee, waarmee, opdat, door middel van
Tekstverbanden + signaalwoorden Oorzakelijk: doordat, waardoor, door, te danken/wijten aan, zodoende Samenvattend: samengevat, kortom, hieruit volgt, met andere woorden, hieruit volgt Concluderend: dus, daarom, concluderen, kortom, al met al
Conclusie signaalwoorden/tekstverbanden Sommige signaalwoorden komen bij meerdere verbanden voor: check de context! Markeer, onderstreep of omcirkel altijd de signaalwoorden als je ze tegenkomt in de tekst.
Les 1 – strategie bepalen 3 uur de tijd! 5 teksten, dus meteen grondig lezen. Hoe dan? voorkennis ophalen kerzinnen arceren autoriteiten aanstrepen signaalwoorden omcirkelen Zet in de kantlijn een trefwoord (of twee) waarin je die alinea beschrijft. Dit levert tijdwinst op! Zet je hoofd in Ikea-stand: denk niet: het zal wel goed zijn zo, maar doe precies wat ze zeggen.
Les 2 – soorten vragen Examentraining H5
Les 2 – de vragen Soort vragen bij deze examentekst Sorteren in groepen! Tekstafhankelijk of tekstonafhankelijk? Bij welk deelonderwerp horen ze? Kijk in je examenbundel bij de theorie om te bepalen wat voor soort vragen het zijn.
Wat te doen bij een vraag? Wat willen ze van mij weten? (vraagstructuur) Wat moet ik daarvoor doen? (antwoordstructuur) Komen mijn vraag en antwoordstructuur met elkaar overeen? (check)
Open vraag Lees de vraag nauwkeurig. Lees het stuk tekst waar de vraag over gaat gedetailleerd. Onderstreep het gedeelte waarin het antwoord staat. Formuleer een antwoord. Lees de vraag nog eens door en check of je wel precies antwoord geeft op de vraag.
Meerkeuze Om meerkeuzevragen goed te kunnen beantwoorden, zoek je naar aanwijzingen in de tekst waarop de vraag betrekking heeft. Soms leiden aanwijzingen niet direct naar het juiste antwoord. Vaak lijken meerdere antwoorden juist. In dat geval moet je de afstreepmethode gebruiken.
Soort tekst De waarheid over CSE-teksten: Gemengd, dus uiteenzetttend en betogend deel (bijvoorbeeld) Gemengd, dus zakelijke en fictionele teksten Binnen een tekstsoort: een betoog kan ook informerende gedeeltes bevatten Binnen een tekstsoort: een beschouwing kan overtuigende stukken bevatten OPLETTEN DUS!
Publieksgerichtheid – voorspellend lezen Een schrijver schrijft een tekst voor een bepaald publiek Bepaalde CSE-vragen kunnen specifiek over het soort publiek gaan waarvoor de tekst is geschreven Let op de volgende onderdelen: Onderwerp Inhoud Taalgebruik Lay-out Plaats van publicatie
Tekststructuur Veel teksten zijn opgebouwd volgens een vaste structuur. Het is belangrijk dat je die herkent, omdat je daardoor de tekst beter begrijpt. Op het CSE worden hier aparte vragen over gesteld Elke tekst bestaat uit een inleiding (1 of 2 alinea’s), een middenstuk (meerdere) en een slot (1 of 2). Elk deel heeft een aparte functie en kan uit meerdere alinea’s bestaan.
Functies inleiding Inleiding: Eerst belangstelling: actualiteit, anekdote, belang benadrukken, Daarna doel: introduceren onderwerp of vraagstelling (beschouwing) of standpunt (betoog) Ten slotte opbouw: opbouw aankondigen, deelonderwerpen benoemen
Functies middenstuk Elke alinea heeft binnen een tekst een functie, deze functie geeft je informatie over de verhoudingen tussen de alinea’s. Een alinea of groepje alinea’s bevat een deelonderwerp van de tekst. De ene alinea levert bijvoorbeeld: bewijzen of feiten en de andere alinea trekt conclusies. Samenvatting geven Tegenargumenten geven Illustraties en voorbeelden geven Commentaar leveren op meningen of bewijsmateriaal
Middenstuk De hoofdgedachte wordt uitgewerkt Per alinea of groepje alinea’s worden deelonderwerpen besproken Eerste of laatste (kern)zinnen introduceren vaak deelonderwerp Verbindings-/signaalwoorden (maar, bovendien, echter, daarnaast…) geven betekenisverband tussen alinea’s aan
Tekststructuur Het belangrijkste wat de schrijver van een tekst wil vertellen, noem je de hoofdgedachte. De hoofdgedachte is datgene wat de lezer absoluut moet onthouden. De hoofdgedachte van een tekst bestaat uit één zin.
Tekststructuur Wanneer je hebt bekeken hoe een tekst is opgebouwd en wat de belangrijkste informatie is, kun je de hoofd- en de bijzaken benoemen. Hoofdzaken zijn de belangrijkste feiten en meningen uit een tekst. Een bijzaak is informatie die je kunt weglaten, zonder de rode draad van de tekst kwijt te raken.
Functies slot Eerst: samenvatting en/of conclusie Ook mogelijk: oproep, afweging of aanbeveling
Verschillende tekststructuren: inleiding – middenstuk – slot Argumentatiestructuur: standpunt – argumenten – herhaling standpunt Probleem-oplossing: probleem – oorzaken, gevolgen, mogelijke oplossingen – de beste oplossing Verklaringsstructuur: verschijnsel beschrijven – redenen, oorzaken, gevolgen noemen – samenvatting, beste verklaring
Verschillende tekststructuren: inleiding – middenstuk – slot Verleden/heden/toekomststructuur: introduceren onderwerp – situatie vroeger en nu – link naar de toekomst? Vraag-antwoordstructuur: vraag – antwoorden – samenvatting of conclusie
Examenfilmpjes leesvaardigheid Lezen 1 :https://www.youtube.com/watch?v=15GySyrXDo4&list=PLHhHafFcp92UeC4vtm KqG6KpxPFAc6zNU Lezen 2: https://www.youtube.com/watch?v=6gBCD5EuayU&index=2&list=PLHhHafFcp92 UeC4vtmKqG6KpxPFAc6zNU Lezen 3: https://www.youtube.com/watch?v=TcdFhcW- IB8&list=PLHhHafFcp92UeC4vtmKqG6KpxPFAc6zNU&index=3 Lezen 4: https://www.youtube.com/watch?v=M5t5lbZqu_I&index=4&list=PLHhHafFcp92Ue C4vtmKqG6KpxPFAc6zNU Lezen 5: https://www.youtube.com/watch?v=4F81- tWCfJw&list=PLHhHafFcp92UeC4vtmKqG6KpxPFAc6zNU&index=5