Natuurkunde (2017) Havo/Vwo Watervallen Natuurkunde (2017) Havo/Vwo
Overzicht onderdelen vandaag Inleiding Oefening 1: het letterfestival Naar het examen toe Oefening 2: herkennen van type vragen (1) Het correctievoorschrift Oefening 3: Rekening houden met het correctieschrift Watervallen (deel 2): samenvatten of extra vragen maken. Eerste pauze Tweede pauze 5 minuten
Het belang mentale voorbereiding Spanning/ontspanning Stress Inleiding Het belang mentale voorbereiding Spanning/ontspanning Stress Visualisatie De start van het examen: de do en dont’s 15 minuten
Oefening 1 (Het letterfestival) Grootheden en eenheden worden in de natuurkunde aangegeven met letters. Geef zoveel mogelijk betekenissen van de letters uit het alfabet. Je mag hierbij zowel de betekenis voor grootheden, als voor eenheden geven. 20 minuten
Procedures: Het herkennen van de vraag Herken waar de vraag in de leerstof past: Oefening (2). Lees het examen van 2016-II globaal door en deel de vragen in op hoofdstuk van Newton. (Gebruik hiervoor 10 minuten). Herken waar gegevens bij horen: De “witregel” in opgave: Geen witregel, gegevens gelden voor meerdere vragen. Wel witregel, gegevens gelden alleen voor die ene vraag. 10 minuten
Pauze (1) 15 minuten
Herken welk type vraag je hebt: Type vragen: Bereken (type 1 en 2). Bepaal. Leg uit, of ander type vraag. 30 minuten
Wat te doen bij de verschillende vragen? Bij bereken vragen: Je begint altijd met het opschrijven van de letter van de gevraagde grootheid. Je zoekt formules die passen bij die letter. Je noteert de gegevens uit de tekst die relevant zijn. Je maakt mogelijk een “formuleboom”. Je lost het vraagstuk op. Je let op significantie en eenheid. Er zijn 2 type rekenvragen: eenvoudig (R1) en complex (R2). Vaak zijn deze vragen te herkennen aan het aantal punten die er voor de vraag staan. Bij een complexe rekenvraag moeten er meerdere stappen gemaakt worden. Bij een eenvoudige rekenvraag heb je één formule al of niet met het opzoeken van een constante in de Binas. Oefening (3): Zoek in het examen alle rekenvragen op en deel ze in, in R1 en R2.
Je kijkt of er een “foto” of diagram gegeven is. Bij “foto”: Bij bepaalvragen: Je kijkt of er een “foto” of diagram gegeven is. Bij “foto”: Foto’s zijn altijd op schaal, dat betekent dat je iets zult moeten gaan opmeten in de foto. Daarna kan het zijn dat je alsnog een berekening moet uitvoeren, (zie daarvoor de dia “berekening”). Vraag: “Schat de maximale hoogte die de ketting bereikt”
Bij diagram: Bij een diagram kun je: Punten aflezen. Helling bepalen: Gebruik formules van de vorm: c = Δy/Δx. Als de niet recht is moet je een raaklijn tekenen waarvan je de helling bepaald. Oppervlak bepalen: Gebruik formules van de vorm c = y ∙ x . Bij een niet rechte lijn, hokjes tellen, of een ‘slimme lijn’ tekenen.
Bepaal met behulp van een constructie: Teken altijd op schaal. Teken altijd een parallellogram, (die soms een rechthoek is). Krachten optellen, krachten splitsen. Blokje op de helling
Oefening (3): Zoek in het examen alle bepaalvragen op en deel ze in, in B(f) en B(d) en B(c). Voeg dit toe aan je lijst. Hierbij staat B(f) voor bepalen met foto, B(d) voor bepalen met diagram en B(c) voor het bepalen met een constructie.
De verschillende vormen waarin je deze vraag kunt tegen komen: Leg uit: De verschillende vormen waarin je deze vraag kunt tegen komen: Beredeneer, leg uit De kandidaat moet gegevens uit de opgave combineren met natuurkundige kennis en een of meer denkstappen zetten om te komen tot hetgeen beredeneerd of uitgelegd moet worden. Noem, geef (aan), wat, welke, wanneer, hoeveel De kandidaat kan volstaan met een (eind)antwoord, tenzij vermeld staat: ‘licht toe’. In dat geval moet de kandidaat aangeven hoe hij aan het antwoord is gekomen. Toon aan / laat zien dat De kandidaat moet laten zien dat een gegeven waarde en/of bewering correct is. Hij kan daarbij gebruik maken van berekeningen en/of redeneringen.
Leid af De kandidaat moet van een formule (of eenheid) laten zien, dat deze volgt uit gegeven en/of bekende formules gebruik makend van wiskundige bewerkingen, zoals combineren, herschrijven en substitueren. Een getallenvoorbeeld volstaat niet bij het afleiden van een formule of een eenheid. Bij het afleiden van een formule volstaat bovendien een eenhedenbeschouwing niet. Schets De kandidaat moet door middel van een grafische voorstelling kenmerkende eigenschappen aangeven, zonder dat de waarden precies hoeven te kloppen. Teken De kandidaat moet door middel van een grafische voorstelling kenmerkende eigenschappen aangeven, waarbij de waarden precies moeten kloppen. In het correctievoorschrift wordt een marge voor deze waarden gegeven. Schat De kandidaat moet de waarde van een grootheid ongeveer aangeven, zonder de exacte waarde te bepalen.
Oefening (4): Zoek in het examen alle uitlegvragen op en deel ze in, in u(rb), u(u), u(l) en u(o). Voeg dit toe aan je lijst. Hierbij staat u(rb) voor een uitleg met berekening en of bepaling. U(u) voor een uitleg palen met diagram en u(l) voor een vraag waarbij je moet afleiden. U(o) staat voor alle overige vragen.
Oefening (5): We gaan nu aan de slag met de eerste eindexamen opgaven Oefening (5): We gaan nu aan de slag met de eerste eindexamen opgaven. Je maakt deze of alleen, of in een tweetal en maximaal in drietal. Je mag aan je docent geen vragen stellen dus wat dat betreft is het net als het “echte” examen.
Pauze (2) 15 minuten
Het correctievoorschrift Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 2 Algemene regels 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerst gegeven antwoord beoordeeld; 20 minuten
3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerst gegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 5 Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. 6 Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld.
3 Vakspecifieke regels 1 Een afwijking in de uitkomst van een berekening door acceptabel tussentijds afronden wordt de kandidaat niet aangerekend. 2 Het laatste scorepunt, aangeduid met ‘completeren van de berekening/bepaling’, wordt niet toegekend als: − een fout in de nauwkeurigheid van de uitkomst gemaakt is (zie punt 3), − een of meer rekenfouten gemaakt zijn, − de eenheid van een uitkomst niet of verkeerd vermeld is, tenzij gezien de vraagstelling het weergeven van de eenheid overbodig is, (In zo'n geval staat in het beoordelingsmodel de eenheid tussen haakjes.) − antwoordelementen foutief met elkaar gecombineerd zijn, − een onjuist antwoordelement een substantiële vereenvoudiging van de berekening/bepaling tot gevolg heeft.
3 De uitkomst van een berekening mag één significant cijfer meer of minder bevatten dan op grond van de nauwkeurigheid van de vermelde gegevens verantwoord is, tenzij in de vraag is vermeld hoeveel significante cijfers de uitkomst dient te bevatten. 4 Het scorepunt voor het gebruik van een formule wordt toegekend als de kandidaat laat zien kennis te hebben van de betekenis van de symbolen uit de formule. Dit blijkt als: − de juiste formule is geselecteerd, én − voor minstens één symbool een waarde is ingevuld die past bij de betreffende grootheid.
Oefening (5): We gaan nu de eerste eindexamen opgaven nakijken op grond van wat je net gehoord hebt. (Je mag natuurlijk vragen stellen als je het niet snapt nadat je in het antwoordmodel gekeken hebt. 15 minuten
Watervallen (deel 2) We hebben de keuze tot het doornemen van een samenvatting of het maken van extra opgaven. Rest van de tijd