Les 3. Regel: het regelmatig presens 1 2 3.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Natuur en natuur beleving in de BSO 2
Advertisements

Werkwoordspelling Volg de weg!.
Spreekbeurt Kinderarbeid
Persoonsvorm Saskia Hoekx.
Vandaag hebben we het over :
Wat is een persoonsvorm?
Les 7 Deze les duurt 90 minuten
Doe-woorden of … Werkwoorden.
Onderwijsexpeditie Kenia Kenia Het land ligt in Afrika. De hoofdstad van Kenia is Nairobi. In Kenia wonen heel veel mensen. Kenia is vooral in trek.
gaat het? ik ben mama kwijt Geen paniek vriendje. Ik vind jouw mama wel. Hoe ziet ze eruit?
Albert I.
Werkwoordspelling Hoe ging het ook alweer?.
Kinderen op De Schouw maken ook hun eigen keuze
Kunst met jonge kinderen
workshop praten werkt! Karianne Kalshoven François Raymond
Romeinen 8:11 En indien de geest van Degene, die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont…
Gisteren was ik aan het ……. …………………. Gisteren was ik aan het ………………….
Thema 2 (Les 6a) Regels. Thema 2 (Les 6a) Wat waren regels ook alweer?
GOD BESTAAT Galaten 4:6 U bent kinderen! De gelezen preek is van Prof. Jakob van Bruggen.
Almere in vogelvlucht!. Doel v/d les? Voorkennis activeren over Almere/Flevoland.
Les 1: Het Heden Wat weet jij van het kanaal?. Wat weten we? 3 minuten: schrijf zo veel mogelijk waar jij aan denkt bij het Apeldoorns kanaal. 4 minuten:
Hoe volgen wij de kinderen?
Kikker in de kou Dit is een PowerPoint Presentatie van:
Workshop werken met de Rapucation ‘hulpmiddelen’.
Workshop werken met de Rapucation ‘hulpmiddelen’
Normale zin Subject + verbum + complementen zonder prepositie + complementen met prepositie Voorbeelden: Hij vertrekt elke morgen om 8 uur met de bus naar.
Wat is de persoonsvorm?. Wat is de persoonsvorm?
…?.
WERKWOORDSPELLING Met dit overzicht vind je uit hoe je de werkwoordsvorm moet schrijven. Dit is de knop om te beginnen.
Paniek !!!.
De bel rinkelde om 8u15 Iedereen was op tijd aanwezig Nu zijn we bezig met spelling We moesten eerst wiskunde maken We willen foutloos kunnen schrijven.
Herhaling Spelling Hoofdstuk 1 en 2 Klas 2A.
Hoofdstuk 2 Grammatica woordsoorten
Pesten Nee, dat doen wij niet..
Cultuur in de klas. Les 1.  Stromae => maestro Nathalia => Nathalie Axelle red => Fabienne Demal Bruno Mars => Peter Gene Hernandez Wie ben jij?
Advent – leven in verwachting Niet alleen Kerst, maar ook en misschien vooral: Verwachting van terugkomst van Jezus.
MEDIATOR INHOUD Wat is een mediator? Hoe kan je mediator worden? Wat moet een mediator kunnen? Wat doet een mediator? Gesprek met de kinderen die een.
Werkwoordspelling Tegenwoordige tijd. Stam zoeken (infinitief –en) PersoonVormPersoon Ik …Stam Je/JijStam + t StamJe Hij/zij/hetStam + t Wij/jullie/zijStam.
Wat is de infinitief? Van Dale: de onverbogen vorm van het werkwoord
SPORTCENTRUM HELSDINGEN: OOG VOOR JOUW KIND! Oog voor jouw kind. Dat is wat wij belangrijk vinden. Onze bevlogen zwemonderwijzers kijken waar jouw kind.
lopen, vallen, gamen, nadenken
Regelmatige werkwoorden
Maak indruk op social media
Als God onze Vader is, hoe kunnen wij dan een kind van God worden?
Jij en ik.
Moederdag elfje.
Toren van Dubai.
Tegenwoordige tijd:.
Hoofdletters en leestekens
Isa Zonder toedoen van een man uit Maria geboren Sprak vanuit de wieg Deed grote wonderen Deed geen zonde Boodschapper van God Niet de zoon van God.
Zorgvragers in de VVT.
This is my brother. He lives in London.
Wedekerend ww en vnw Wederkerig vnw
Laaggeletterdheid en de BPV
Persoonlijk voornaamwoord
…?.
Goedemorgen.
Gebed. ‘Lessen in gebed’ Thema’s: vergeving, voorziening, opdracht, leiding, gebed, relatie.
Lukas 11 vers 5 t/m 8 5 Daarna zei ​Jezus: ‘Stel dat je midden in de nacht naar het huis van een vriend gaat en roept: ‘Kan ik drie broden van je lenen?
de hemel de nieuwe aarde gaan Gods kinderen direct na hun dood heen
OPP Hoe kun je taal geven aan gedragsinterventies?
lopen, vallen, gamen, nadenken
Le futur De futur is de toekomende tijd.
? Wie zijn dat? Ik weet het niet.  Ik VRAAG het. 2, 3, 4 personen.
Ik kies bewust Films Les 1 Groep 3-4. Ik kies bewust Films Les 1 Groep 3-4.
DE ANDERE KANT VAN DE WERELD ERUIT?
Les 3: regels en afspraken met de klas
blok 1 les 4: samen praten samen leren
Social media Wat deel je wel en niet?.
Transcript van de presentatie:

Les 3. Regel: het regelmatig presens 1 2 3

Voorbeeld: “roepen” (infinitief) Les 3. Regel: het regelmatig presens Voorbeeld: “roepen” (infinitief) 1 2 3

Regel: het regelmatig presens “roepen” meervoud=plural 1 Wij 2 U Jullie 3 Zij

Regel: het regelmatig presens Infinitief “roepen” 1 Wij roepen. 2 Jullie 3 Zij

Regel: het regelmatig presens Infinitief “roepen” 1 Wij roepen. 2 Jullie roepen. 3 Zij

Regel: het regelmatig presens Infinitief “roepen” 1 Wij roepen. 2 Jullie roepen. 3 Zij roepen.

Regel: het regelmatig presens Infinitief “roepen” 1 Wij roepen. 2 Jullie roepen. 3 Zij roepen. De kinderen roepen.

Regel: het regelmatig presens roepen 1 2 3

meervoud/pluraal =infinitief Regel: het regelmatig presens Infinitief 1 meervoud/pluraal =infinitief 2 3

Regel: het regelmatig presens roepen 1 Ik 2 Jij U 3 Hij Zij Het

Regel: het regelmatig presens roepen 1 Ik 2 … jij Jij …. U 3 Hij Zij Het

Regel: het regelmatig presens roepen 1 Ik 2 3

Regel: het regelmatig presens roepen 1 Ik roepen 2 3

Regel: het regelmatig presens roepen 1 Ik roep. 2 3

Regel: het regelmatig presens roepen 1 Ik roep. 2 Roepen jij? Jij …. 3

Regel: het regelmatig presens roepen 1 Ik roep. 2 Roep jij? Jij …. 3

Regel: het regelmatig presens roepen 1 Ik roep. 2 Dan roep jij. Jij …. 3

Regel: het regelmatig presens roepen 1 Ik roep. 2 Roep jij? Jij roepT. 3

Regel: het regelmatig presens roepen 1 Ik roep. 2 Roep jij… Jij roept. U roepT ook. 3

Regel: het regelmatig presens roepen 1 Ik roep. 2 Roep jij. Jij roept. U roept./Roept u? 3

1 Roep jij de ober? 2 Jij roept. U roept. 3

Regel: het regelmatig presens roepen 1 Ik roep. Roep jij. 2 Jij roept. U roept. 3 Hij roept.

Regel: het regelmatig presens roepen 1 Ik roep. Roep jij. 2 Jij roept. U roept. 3 Hij roept. Zij roept.

Regel: het regelmatig presens roepen 1 Ik roep. Roep jij. 2 Jij roept. U roept. 3 Hij roept. Zij roept. Het roept.

Regel: het regelmatig presens roepen 1 Ik roep. Roep jij. 2 Jij roept. U roept. 3 Hij roept. Zij roept. Het roept. Het kind roept.

Regel: het regelmatig presens roepen 1 Ik roep. Roep jij. 2 Jij roept. U roept. 3 Roept hij? Roept het kind?

Regel: het regelmatig presens roepen 1 Ik roep. Roep jij. 2 Jij roept. U roept. 3 Hij roept. Zij roept. Het roept.

Regel: het regelmatig presens roepen 1 Ik roep. Roep jij. 2 Jij roept. U roept. Hij roept. Zij roept. Het roept. 3

Regel: het regelmatig presens roepen 1 roep 2 roept 3

Regel: het regelmatig presens roepen 1 ... roep roep … ... roepen 2 … roept 3

Wij/Jullie/Zij roepen. Regel: het regelmatig presens roepen 1 ... roep roep … Wij/Jullie/Zij roepen. 2 … roept 3

Wij/Jullie/Zij roepen Regel: het regelmatig presens roepen 1 Ik roep roep jij Wij/Jullie/Zij roepen 2 … roept 3

Wij/Jullie/Zij roepen Regel: het regelmatig presens roepen 1 Ik roep roep jij Wij/Jullie/Zij roepen 2 Jij roept U/Hij/Zij/Het roept. 3

Regel: het regelmatig presens roepen 1 ik … jij Wij Jullie Zij 2 Jij … U Hij Het 3