Huisarts & Wetenschap 07/’16 Hanna

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Nascholing Antistolling
Advertisements

Cardiovasculair risicomanagement
Naam spreker Datum Maagprotectie. Programma 0.00 uurInleiding en doel 0.05 uurStellingen I 0.15 uurSignalen in de praktijk 0.45 uurPreventie in de praktijk.
Nascholing Antistolling
Diabetes mellitus type 2
Leerpunten EPCCS 2010 Identificatie van risicomarkers: (CHD blijft moeilijk te voorspellen) -20 % van een de patiënten met een 1 ste gebeurtenis.
Frank-Erik de Leeuw neuroloog
Mustafa Dönmez AIOS interne-oncologie Erasmus MC
Antiaggregantia en antitrombotica in de cardiologie
Bloedverdunners: wat te stoppen en wanneer?
De vasculaire patiënt Wiens zorg is het?.
afdeling Eerstelijnsgeneeskunde
Atriumfibrilleren in het kort
Cardiovasculair risico management
De Grote ACS Kennis Quiz
CAT Véronique Hornikx.
Statine na een herseninfarct (of TIA)
Dr. Marc A. Brouwer Cardiologie, UMC Nijmegen
Dr. M.M.C. Hovens, internist-vasculair geneeskundige
Nascholing Antistolling
Nascholing Antistolling
Nascholing Antistolling
CVA preventie bij atriumfibrilleren (AF)
Streefwaarden bij behandeling van diabetes mellitus type 2
Risk of Ischaemic Events (CAPRIE). Lancet 1996;348:
Nieuwe orale anticoagulantia bij atriumfibrilleren.
Invloed van patiënt- en praktijkkenmerken op kwaliteitsindicatoren voor diabetes mellitus in de huisartsenpraktijk Dr. Mark Nielen Dr. Joke Korevaar Dr.
Trombose en Longembolie Wat is het en hoe kom ik er aan?
Afdeling Trombose en Hemostase; Trombosedienst Leiden
EASBFZ01K => Modulewijzer + ppt per week op med.hro.nl/kesmh/EASBFZ01K Les 1 Inleiding: Functies van bloed Les 2 Anemie / Hemoglobinopathie Les 3.
Assistente scholing 12 november 2015
Bewegen en gezondheid Bruno Reynders. Gezondheid  WHO 2011 : Gezondheid is het vermogen van mensen zich aan te passen en eigen regie te voeren, in.
Nascholing Antistolling
Camille Coussée 1 BaTP B2 DEPRESSIE PREVENTIE.  Betekenis: voorkomen van een ziekte  Doel:  meer kwaliteit van leven  mensen minder/korter ziek 
SPC ONDERZOEKS- INFORMATIE VOETNOTEN SPC ONDERZOEKS- INFORMATIE VOETNOTEN SUPERIORITEIT aangetoond in de preventie van CVA/ SYSTEMISCHE EMBOLIE vs. warfarine.
Niet te missen ECG’s voor de huisarts
Informatie over gezondheidsrisico’s Hebben mensen hier iets aan? Ja Begrip van huidige gezondheid en verwachte gezondheidsproblemenBegrip van huidige.
PICO 24 april 2012 Judith Post. PICO P-toegenomen risico recidief bij voortzetten OAC bij status na arterieël event? (young stroke) I-continueren OAC.
Terschelling Medicatie herzien ! Leo Veehof,Jan Schuling.
ZORGVRAGER MET VAATAANDOENINGEN. CEREBRAAL VASCULAIR ACCIDENT/ CVA Wat is het? = Hersenbeschadiging tgv een probleem in de bloedvaten die het hersenweefsel.
Zorgvragers met hartaandoeningen
Effectiviteit van gedeelde besluitvorming in de huisartspraktijk bij diabetes type 2: OPTIMAAL studie Dr. R.C. (Rimke) Vos, Julius Centrum UMC Utrecht.
Symposium Medicatiebeoordeling 30 juni 2016 Mevr. Dr. M.F. Warlé-Van Herwaarden ‘Laag hangend fruit: nu in de praktijk.’
Zoekvraag S.Duzenli PICO P: Armvene trombose I: Trombolyse C: Groep zonder trombolyse O: wel of geen posttrombotische complicaties.
75 jaar Routineconsultatie Dokter, is mijn bloeddruk niet te hoog? Want ik heb in de krant gelezen dat lager beter is…
Geneesmiddelen bij angina pectoris
Prof. Dr. Saskia Middeldorp Drs. Suzanne M. Bleker
Nascholing Antistolling
Praten over seks: waarom, wanneer en hoe; wat zijn belemmeringen?
Transmurale antistolling
ProtonpomPinhibitoren – langdurig gebruik
Hypertensie indicatie en behandeling
Bloedstolling.
vaataandoening ARTHERIOSCLEROSE – kalkstapeling
Disclosure belangen NHG spreker
Journal Cafe 15/9/2016 Ellen Van Leeuwen.
Preventie en behandeling van early-onset neonatale infecties
Disclosure belangen NHG spreker en co-auteurs
Vraag 1 Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen van de afgelopen 10 jaar die de inzichten in de kliniek hebben veranderd?
Meten van de bloeddruk.
Nascholing Antistolling
Dr. Karina Meijer Hematoloog, UMCG
Aandoeningen van hart en vaten
Bloedstolling Hoofdstuk 18.
Hoofdstuk 7. Middelen voor het hart- en vaatstelsel
Cholesterol en triclyceriden
Disclosure belangen NHG spreker
Wat doet de overheid: Gezondheidszorgbeleid
Het verschil tussen aspirine en acenocoumarol / fenprocoumon
Groeihormoon-stoornis..
Transcript van de presentatie:

Huisarts & Wetenschap 07/’16 Hanna Bloedverdunning anno 2016 Huisarts & Wetenschap 07/’16 Hanna

Ziekte door bloedstolling arteriële hart- en vaatziekten: atherosclerotische endotheelschade  stollingsactivatie met infarcering tot gevolg (myocardinfarct, herseninfarct)  stabiele stenosering zonder stollingsactivatie (stabiel kransslagaderlijden) veneuze trombotische aandoeningen: trias van Virchow - veranderde bloedsamenstelling - vaatwandschade - trage bloedstroom

Antitrombotische medicatie werkt ófwel door aan te grijpen op het systeem van de trombocyten (de groep van de plaatjesremmers of trombocytenaggregatieremmers) ófwel door aan te grijpen op het systeem van de stollingsfactoren (de groep van de orale antistollingsmiddelen of orale anticoagulantia, afgekort als OAC). 

Indicaties Indicatie Voorkeurs- behandeling Opmerking NNT Primaire preventie en diabetes mellitus type 2 Géén antitrombotische therapie Enige reductie van optreden hart- en vaatziekten, maar weegt niet op tegen bloedingsrisico primaire preventie: NNT = 720/j om 1 CVE te voorkomen 1/438 kreeg bij aspirinegebruik een bloeding, geen effect op de totale sterfte.  Stabiele angina pectoris Aspirine (levenslang) Bij overgevoeligheid aspirine: clopidogrel NNT = 120/jaar (CVE) Perifeer arterieel vaatlijden Aneurysma aortae abdominalis Niet goed onderzocht, algemeen advies: aspirine gezien belangrijke correlatie aneurysma aortae abdominalis en atherosclerose

Voorkeurs- behandeling Opmerking NNT Indicatie Voorkeurs- behandeling Opmerking NNT Acuut coronair syndroom Aspirine (levenslang) Bij overgevoeligheid aspirine: clopidogrel NNT = 63/jaar met ST-elevaties en/of stentplaatsing DAPT gedurende de eerste 9-12 maanden   NNT = 32/eerste jaar (DAPT tov aspirine alleen) zonder ST-elevaties en/of stentplaatsing DAPT gedurende de eerste 12 maanden

Voorkeurs- behandeling Opmerking NNT Indicatie Voorkeurs- behandeling Opmerking NNT Herseninfarct/ TIA zonder atriumfibrilleren Eerste twee weken aspirine met dipyridamol óf met clopidogrel. Daarna onderhoud: clopidogrel monotherapie óf DAPT (te weten aspirine en dipyridamol) Monotherapie met clopidogrel is goedkoper en leidt tot minder hoofdpijn én minder bloedingscomplicaties, maar wordt vooral door de neuroloog voorgeschreven. In de NHG-Standaard wordt aspirine met dipyridamol als eerste keus aangehouden. Aspirine: NNT = 79 om één geval van sterfte of afhankelijkheid binnen een half jaar na het eerste herseninfarct te voorkomen DAPT (dipyridamol en aspirine) tov aspirine: minder vasculaire sterfte, niet fataal herseninfarct en niet fataal myocardinfarct(NNT = 100/j)   met atriumfibrilleren Zie ‘atriumfibrilleren met CHA2DS2- Vasc-score > 1’

Voorkeurs- behandeling Opmerking NNT Indicatie Voorkeurs- behandeling Opmerking NNT Diepe veneuze trombose OAC (VKA of NOAC) Keuze OAC: VKA en NOAC gelijkwaardig Duur: - 3 m bij directe aanleiding (bv. postoperatief) - 6 m bij idiopathisch ná de behandelfase met OAC plaatjesremmer als onderhoudstherapie: lager recidiefrisico (NNT = 42 /j) MAAR slechts in kleine groep onderzocht Longembolie Duur: - 6 m - levenslang bij recidief

Voorkeurs- behandeling Opmerking NNT Indicatie Voorkeurs- behandeling Opmerking NNT Atriumfibrilleren met CHA 2DS 2-Vasc-score≥ 1 (ESC) of ≥ 2 (NHG) OAC Bij CHA 2DS 2-Vasc-score ≤ 1 géén aspirine, noch andere antitrombotische therapie ESC-richtlijn adviseert ook bij CHA 2DS 2-Vasc- score = 1 OAC (met uitzondering van score van 1 door vrouwelijk geslacht zonder andere risicofactoren) Keuze OAC: - NHG-Standaard voorkeur VKA - ESC-richtlijn voorkeur NOAC - plaatjesremmers enkel bij intolerantie OAC - + kleplijden: VKA (geen NOAC) VKA tov placebo: NNT = 26/j om één herseninfarct te voorkomen (ongeacht CHA 2DS 2-VASc-score)   Aspirine: NNT = 74/j op gecombineerd eindpunt van herseninfarct en hersenbloeding OAC tov plaatjesremming: NNT = 71/j om één herseninfarct te voorkomen Aspirine heeft bovendien, vooral bij ouderen, een gelijkwaardig risico op ernstige bloedingen als OAC.  Ook DAPT is inferieur aan OAC bij atriumfibrilleren.  Vergeleken met patiënten die goed zijn ingesteld op VKA, neemt het aantal herseninfarcten bij atriumfibrilleren met NOAC’s niet af. 53 NOAC’s leiden wel tot minder intracraniële bloedingen als complicatie, in vergelijking met VKA. Het NNT om één intracraniële bloeding te voorkomen met een NOAC versus een VKA is 500 per jaar. 35 Bij ouderen (≥ 75 jaar) is er wel sprake van een hoger aantal tractus digestivus-bloedingen bij NOAC-gebruik. 54 Een ander onderzoek laat op alle leeftijden bij dabigatran-gebruik meer majeure, meer tractus digestivus-, maar minder intracraniële bloedingen zien. 55 Anderzijds neemt in dit onderzoek het intracraniële bloedingsrisico bij VKA-gebruik toe bij patiënten vanaf 75 jaar. Op grond hiervan is geen eenduidig beleid bij ouderen te formuleren; de keuze voor een VKA of een NOAC blijft bij deze groep patiënten voorlopig een individuele afweging.

Meerdere aandoeningen bij 1 pt Indicatie Voorkeurs- behandeling Opmerking Atriumfibrilleren én acuut coronair syndroom Afhankelijk van comorbiditeit en bloedingsrisico individuele patiënt: triple-therapie Bewijs voor optimale strategie ontbreekt nog, individuele afweging. Triple-therapie of OAC combineren met 1 type plaatjesremmer. Bij te veel risico eventueel monotherapie met OAC Atriumfibrilleren en herseninfarct OAC Want CHA2DS2-Vasc-score≥ 2 Acuut coronair syndroom én herseninfarct DAPT Indien ook atriumfibrilleren triple therapie overwegen

Bloedingen en complicaties Risico op belangrijke bloeding onder VKA is 2%/j  maar ook bij oudere patiënten met atriumfibrilleren en een valrisico geen contra- indicatie voor OAC, omdat het risico op herseninfarct het grootst is en het vallen niet leidt tot significant meer bloedingen Risico op een bloeding bij een patiënt met atriumfibrilleren is uit te rekenen met behulp van de HAS-BLED-score (http://www.mdcalc.com/has-bled-score-for-major-bleeding- risk/):  aantal factoren uit de HAS-BLED-score verhoogt óók – en vaak nog sterker – het risico op stolselvorming (leeftijd en hypertensie).  zelfs bij een hoge HAS-BLED-score prevaleert daardoor in de regel het antitrombotische effect en is er dus een gunstig effect van OAC, vooral bij een CHA2DS 2-VASc-score ≥ 2.   de HAS-BLED-score kent geen afkappunt waarboven antitrombotische medicamenten gecontraïndiceerd zijn, maar is wél behulpzaam bij het vaststellen en corrigeren van reversibele factoren die bijdragen aan het bloedingsrisico (hypertensie of NSAID-gebruik).   doorgemaakte bloeding niet altijd een contra-indicatie voor (continueren van) antitrombotische therapie.