Overzicht van de zinsdelen

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Redekundig ontleden Over waarom, wat en hoe....
Advertisements

De samengestelde zin.
Herhaling van hoofdstuk
Naamvallen In tegenstelling tot het Nederlands heeft het Duits vier naamvallen: Eerste naamval: Tweede naamval: Derde naamval: Vierde naamval: Nominativ.
Grammatica Donderdag 12 januari 2012.
Grammatica hst. 1 t/m 3 Woordsoorten Zinsdelen PV H1 WG LW H. 1 NG BNW
Basisschool de Wester 9 mei 2014.
Fouten met verwijswoorden
Latijn en Grieks Wie volgde bijscholing bij DL/GH? taalverwerving
Het meewerkend voorwerp (lastige gevallen)
WOORDLEER EEN OVERZICHT.
Stappenplan ontleden Enkelvoudige zinnen.
Three steps to success Foutloos zinnen vertalen in drie stappen
Grammatica Nederlands
HERHALING ZINSLEER.
HERHALING ZINSLEER.
DE DATIEF E10-E12 De datief kan bij verschillende soorten dominanten voorkomen: Dominant = werkwoord Dominant = adjectief.
Grammatica Blok 1 opdr. 9 De antwoorden.
"Demaratus verzint een list"
Hoofdstuk 4 Grammatica zinsdelen
Hoofdstuk 1 Grammatica zinsdelen
Naamvallen NAAMVALLEN.
Het werkwoord ontleed(t)
Module Grammatica K3 zinsontleding.
Module Grammatica K3 zinsontleding.
Nederlands Woensdag 6 januari 2va.
WERKWOORDELIJK GEZEGDE
Grammatica zinsdelen H1 t/m H6
Bijvoeglijke bepalingen Wat? zinsdeelstuk extra info bij kern Vb. Mieke gaat naar school. Vb. De lieve, lachende Mieke van de buren, die blonde haren heeft,
Grammatica woordsoorten H1 t/m H6
PERIODE 4: KAPITEL 4 + 5C + 6C Grammatik 4: C +I Grammatik 5: C Grammatik 6: C Redemittel D + J.
De zinsdelen De onderdelen van een zin. Zinsdelen  Het onderwerp  Het gezegde  Het lijdend voorwerp  Het meewerkend voorwerp  Het voorzetselvoorwerp.
HET GEZEGDE MOET IETS DUIDELIJK MAKEN OVER HET ONDERWERP Het naamwoordelijk gezegde en koppelwerkwoord.
persoonsvorm de De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
Hoofdstuk 4 Grammatica zinsdelen
Grammatica zinsdelen 2vwo, periode 2a.
Grammatica woordsoorten H1 t/m H6
3 vwo Grammatica 1
Betrekkelijk voornaamwoord en bijvoeglijke bepaling
3a Grammatica
Hoofdstuk 1 Grammatica zinsdelen
De samengestelde zin.
Bijwoordelijke bepaling
Verschil: redekundig en taalkundig ontleden
voorzetselvoorwerpszin
Lijdendvoorwerpszin, onderwerpszin en bijwoordelijke bijzin
Naamvallen met het bepaald lidwoord
Wedekerend ww en vnw Wederkerig vnw
Meewerkendvoorswerpzin
Verwijswoorden.
Bijzin als zinsdeel Gezegdezin.
Het werkwoord (ww) Kenmerken van een werkwoord: Activiteit Sprake van
Naamvallen en het onbepaald lidwoord
Grammatica Hoofdstuk 2.
Betrekkelijk voornaamwoorden
Het persoonlijk voornaamwoord
Grammatica zinsdelen Redekundig ontleden.
De apen aan de andere kant van het hek kregen vandaag heel wat grappige mensen te zien
Grammatica Voorbereiding SO.
Extra oefenen Hoofdstuk 1 & 2 Ta!ent: Grammatica & Spelling
Grammatica (redekundig)
Hoe ontstaan naamvallen?
Samentrekking.
Hoe ontleed je een zin in zeven stappen?
Soorten werkwoorden.
Grammatica zinsdelen 2havo, periode 2a.
Zinsdelen Uitleg met voorbeelden
BINGO! Persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, naamwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling en voorzetselvoorwerp.
Hoe ontstaan naamvallen?
ZINSDELEN HAVO-2.
Transcript van de presentatie:

Overzicht van de zinsdelen functie vorm (van de kern) dominant ontledingsvraag noodzakelijke zinsdelen gezegde WWG ZWW / NWG KWW + NDG in de nominatief NDG: Wie/Wat + KWW + ond.? onderwerp nominatief Wie/Wat + gez.? infinitief Wat + gez.? bijzin: - infinitiefzin (onderwerp infinitiefzin: accusatief) lijdend voorwerp accusatief Wie/Wat + WWG + ond.? Wat + WWG + ond.? meewerkend voorwerp datief Aan wie + WWG + ond. + LV? voorwerp gezegde met vaste naamval vaak: Wie/Wat + WWG + ond.? voorwerp ( bezitter) gezegde = vorm van esse Aan wie + behoren + ond.? bepaling van gesteldheid (= BVG) meestal nominatief of accusatief gezegde + zindeel waarmee BVG in NGG overeenkomt Hoe / Waartoe + gez. + ond. (+LV)?

kern = voorzetsel + substantief niet-noodzakelijk zinsdeelstuk functie vorm (van de kern) dominant ontledingsvraag niet-noodzakelijke zinsdelen bijwoordelijke bepaling (= BWB) (verschillende rollen!) ablatief gezegde Wanneer/Hoe/Waarmee/Waarom … + gez. + ond.? voorzetsel + acc. Waarheen/Waar … + gez. + ond.? voorzetsel + abl. Door wie/Waaruit/Waar…+ gez.+ ond.? bijwoord Hoe/Waar/Wanneer … +gez. + ond.? datief Voor wie + gez. + ond.? bijzin: - onderschikkend voegwoord + ind. Wanneer/Waarom … + gez. + ond. + …? bepaling van gesteldheid (= BVG) alle naamvallen, maar vooral nominatief of accusatief gezegde + zinsdeel waarmee BVG in NGG overeenkomt Hoe (= in welke gesteldheid) +gez. + ond. + …? Overzicht van de zinsdeelstukken de kern is een noodzakelijk zinsdeelstuk en kan de vorm hebben van een substantief, voorzetsel + substantief of adjectief functie vorm dominant ontledingsvraag kern = substantief kern = voorzetsel + substantief niet-noodzakelijk zinsdeelstuk bijvoeglijke bepaling (= BVB) adjectief kern Welk(e) + kern? Wat voor (een) + kern? substantief in de genitief bijstelling: substantief in dezelfde naamval als de kern BVB-zin: betrekkelijk voornaamwoord + ind. kern: antecedent /