8.8 De Moeder van de Ida Wie is de beste man? 280 Eo accessit consultatio de matre Idaea accipienda, quam, praeterquam 281 quod M. Valerius unus ex legatis praegressus actutum in Italia fore 282 nuntiaverat, recens nuntius aderat Tarracinae iam esse. O Ac O I O I
8.8 De Moeder van de Ida Wie is de beste man? 282 Haud parvae rei 283 iudicium senatum tenebat qui vir optimus in civitate esset; veram certe 284 victoriam eius rei sibi quisque mallet quam ulla imperia honoresve suffragio 285 seu patrum seu plebis delatos. P. Scipionem Cn. filium eius qui in Hispania 286 ceciderat, adulescentem nondum quaestorium, iudicaverunt in tota civitate 287 virum bonorum optimum esse. O LV O ND LV O Ac O ND I
8.8 De Moeder van de Ida Wie is de beste man? 287 — Id quibus virtutibus inducti ita iudicarint, 288 sicut traditum a proximis memoriae temporum illorum scriptoribus libens 289 posteris traderem, ita meas opiniones coniectando rem vetustate obrutam 290 non interponam. LV LV LV LV
8.8 De Moeder van de Ida De Moedergodin arriveert 291 P. Cornelius cum omnibus matronis Ostiam obviam ire deae iussus; isque 292 eam de nave acciperet et in terram elatam traderet ferendam matronis. 293 Postquam navis ad ostium amnis Tiberini accessit, sicut erat iussus, in 294 salum nave evectus ab sacerdotibus deam accepit extulitque in terram. O est O LV O LV
8.8 De Moeder van de Ida De Moedergodin arriveert 295 Matronae primores civitatis, inter quas unius Claudiae Quintae insigne est 296 nomen, accepere; cui dubia, ut traditur, antea fama clariorem ad posteros 297 tam religioso ministerio pudicitiam fecit. O ND O O LV
8.8 De Moeder van de Ida De Moedergodin arriveert 297 Eae per manus, succedentes 298 deinde aliae aliis, omni obviam effusa civitate, turibulis ante ianuas positis 299 qua praeferebatur atque accenso ture precantibus ut volens propitiaque 300 urbem Romanam iniret, in aedem Victoriae quae est in Palatio pertulere 301 deam pridie idus Apriles; isque dies festus fuit. Populus frequens dona deae 302 in Palatium tulit, lectisterniumque et ludi fuere, Megalesia appellata. O WW+ LV O LV O ND O LV O O
8.8 De Moeder van de Ida Wie is de beste man? 280 Eo* accessit consultatio de matre Idaea accipienda, quam, praeterquam 281 quod M. Valerius unus ex legatis praegressus actutum in Italia fore nuntiaverat, recens nuntius aderat Tarracinae iam esse. Eo accessit ‘bij dit/daarbij kwam’ Wat wordt bedoeld met eo? In het voorafgaande (zie inleiding p.149 t/m 151) is sprake van allerlei prodigia, onheilspellende wondertekenen, die vroegen om de organisatie van een supplicatio (‘biddag’ om de goden om genade te smeken) en van een negendaags offerfeest. Hiernaar verwijst eo . Naast deze zaken moesten de Romeinen nu dus óók nog gaan uitzoeken wie de ‘beste man van de stad’ was, aangezien díe de mater Idaea moest ontvangen... BESTUDEER DE INLEIDING (P.149-151) GOED 280 Daarbij kwam het beraad over het ontvangen van de Moeder van de Ida, (quam … M. Valerius …fore nuntiaverat ‘die M. Valerius bericht had te zullen zijn’ , ACI dus, die lijd.vwp. is van nuntiaverat =) over wie, behalve dat Marcus Valerius, die als een van de gezanten vooruit was gegaan, bericht had dat ze dadelijk in Italië zou zijn, er een recent bericht was (wéér + ACI, waarbij opnieuw quam als subjectsacc. fungeert: quam … Tarracinae iam esse: ) dat ze al in Tarracina was.
8.8 De Moeder van de Ida Wie is de beste man? 282 Haud parvaelitotes rei 283 iudicium senatum tenebat qui vir optimus in civitate esset; veram certe 284 victoriam eius rei sibi quisque mallet quam ulla imperia honoresve suffragio 285 seu patrum seu plebis delatos. P. Scipionem Cn. filium eius qui in Hispania 286 ceciderat, adulescentem nondum quaestorium, iudicaverunt in tota civitate 287 virum bonorum optimum esse. Het oordeel van/over de (‘niet kleine’ =) niet onbelangrijke* zaak, (‘welke man de beste’ =) wie de beste man in de staat was, hield de senaat bezig; zeker zou iedereen de echte overwinning van/in deze zaak voor zichzelf wel liever gewild hebben dan (‘enige’ =) welke opperbevelen of ereambten dan ook, 285 (aangeboden) door een stemming hetzij van de senatoren, hetzij van het volk. Ze oordeelden dat Publius Scipio, de zoon van die Gnaeus die in Spanje gevallen/gesneuveld was, een jongeman die nog niet de leeftijd had om quaestor te worden, in de hele staat de beste man van de goede [burgers] (of: de beste van de goede mannen) was. * Waarom eigenlijk ‘niet onbelangrijk’? –Het ging om een religieus voorschrift, dus moest het per se goed uitgevoerd worden - én door één man aan te wijzen als de optimus, zou de senaat vele anderen voor het hoofd kunnen stoten.
8.8 De Moeder van de Ida Wie is de beste man? 287 — Id quibus virtutibus inducti ita iudicarint, 288 sicut* traditum a proximis memoriae temporum illorum scriptoribus libens 289 posteris traderem, ita* meas opiniones coniectando rem vetustate obrutam non interponam. * sicut…, ita…: weliswaar…, maar… – Door welke deugden [van hem] ertoe gebracht zij dit zo hebben geoordeeld, [dát] zou ik weliswaar (= sicut), (als het) overgeleverd (was) door schrijvers (die) zeer dichtbij de herinnering van/aan die tijden (waren), graag aan de nakomelingen/het nageslacht overleveren/vertellen, maar (= ita) ik zal niet mijn (eigen) meningen 290 invoegen door te gissen (gerundium) naar een zaak (die) door het verre verleden (is) bedolven. Ofwel: Livius heeft geen bronnen uit die tijd, die vermelden wélke geweldige eigenschappen Publius Scipio dan had, op grond waarvan de senaat hem als de optimus vir heeft uitgeroepen. Was dat wél het geval, dan zou hij dat dolgraag in zijn werk vermelden. Maar omdat deze kwestie bedolven is door de tijd gaat hij niet zijn eigen meningen (die niet meer dan gissingen kunnen zijn) vermelden.
8.8 De Moeder van de Ida De Moedergodin arriveert 291 P. Cornelius cum omnibus matronis Ostiam obviam ire deae iussusest; isque 292 eam de nave acciperet et in terram elatam* traderet ferendam matronis. 293 Postquam navis ad ostium amnis Tiberini accessit, sicut erat iussus, in salum nave evectus ab sacerdotibus deam accepit extulitque in terram. * efferre (ex+ferre), extuli, elatus P. Cornelius (is) bevolen/kreeg de opdracht om samen met alle getrouwde dames naar Ostia te gaan de godin tegemoet; en hij moest haar vanaf het schip aannemen en, (‘aan land gebracht’ =) na haar aan land te hebben gebracht, moest hij (haar) overdragen aan de dames om (haar verder) te dragen. Toen het schip bij de monding van de rivier de Tiber was gekomen, heeft hij, nadat hij, zoals (‘hij bevolen was’ =) hem was opgedragen, met een schip naar volle zee uitgevaren was, de godin van de priesters aangenomen en naar het land gedragen.
8.8 De Moeder van de Ida De Moedergodin arriveert 295 Matronae primores civitatis, inter quas unius Claudiae Quintae insigne est 296 nomen, accepere; cui* dubia, ut traditur, antea fama clariorem ad posteros tam religioso ministerio pudicitiam fecit. * cui: = et illi (relatieve aansluiting) 295 De aanzienlijkste dames van de staat, onder wie van alleen Quinta Claudia (van Quinta Claudia als enige) de naam bekend is, hebben haar in ontvangst genomen; en voor haar maakte haar voorheen twijfelachtige, zoals verteld wordt, reputatie door die zo vrome taak haar kuisheid bij het nageslacht des te beroemder. De vertaling van mevr. Van Rooijen-Dijkman maakt deze zin wat begrijpelijker: ‘Deze Claudia had volgens de overlevering in de tijd daarvóór een dubieuze reputatie (= er werd over haar geroddeld); des te meer bekendheid kreeg haar deugdzaamheid bij het nageslacht door het vervullen van deze religieuze taak’. Men achtte hierdoor dus bewezen dat ze ten onrechte van onkuisheid beschuldigd was. Zie ook vr.54 p.162
8.8 De Moeder van de Ida De Moedergodin arriveert 297 Eae per manus, succedentes 298 deinde aliae aliis, omni obviam effusa civitate, turibulis ante ianuas positis 299 qua praeferebatur atque accenso ture precantibus ut volens propitiaque 300 urbem Romanam iniret, in aedem Victoriae quae est in Palatio pertulere=-erunt 301 deam pridie idus Apriles; isque dies festus fuit. Populus frequens dona deae in Palatium tulit, lectisterniumque et ludi fuere=fuerunt, Megalesia appellata. HZ van r.298 t/m 301: Eae pertulere (= pertulerunt) deam in aedem Victoriae Zij brachten vervolgens de godin van hand tot hand, (‘anderen achtereenvolgens in de plaats komend voor anderen’ =) elkaar aflossend, nadat de hele burgerij tegemoet was (uit)gestroomd, nadat wierookvaten voor de deuren waren geplaatst waarlangs zij werd gedragen en terwijl men bad (= precantibus, zie aant.), nadat de wierook was aangestoken, dat zij welwillend en goedgunstig 300 de stad Rome zou binnengaan, op 12 april naar de tempel van Victoria die op de Palatijn is/staat; en die dag was een feestdag. Een talrijke menigte (volk) bracht geschenken voor de godin naar de Palatijn, en er waren een godenmaaltijd en spelen, de Megalesia genoemd.