Hoofdstuk 5 Les 1: Markten
Markten Welk kenmerk heeft elke markt? Er zijn vragers naar producten Er zijn aanbieders van producten Als één van deze twee er niet zou zijn, zou er ook geen markt ontstaan.
Vraaglijn
Klassikale oefenopgave 1 Vul op je blaadje in bij de grafiek: De verticale-as geeft de prijs weer en loopt tot €10,- (Maak stappen van €1,-) De horizontale-as geeft de hoeveelheid weer (Q) en loopt tot 35. (Maak stappen van 5)
Een pizza margarita Schrijf bij elke prijs op hoeveel pizza’s er gevraagd worden: € 10,- € 9,- € 8,- € 7,- € 6,- € 5,- €4,- €3,- €2,- €1,- Gratis!
De grafiek invullen Teken de gevraagde hoeveelheid in de grafiek. Welke conclusie kun je maken over de combinatie tussen de gevraagde hoeveelheid en de prijs van een pizza? Hogere prijs minder vraag. Redenen: Er zijn mensen die het niet kunnen betalen bij een hoge prijs. Betalingsbereidheid ligt daar lager. Bij een hogere prijs ga je op zoek naar een vervangbaar product. Een substituut. Bv. Frietjes of kebab.
De vraaglijn TIP! Hoe onthoud ik hoe de vraaglijn loopt? Dalend verloop(als de prijs lager wordt wil ik meer) Het is de eerste streep die je trekt als je een v opschrijft! P Qv Q LET OP: Dit is gebaseerd op vereenvoudigde modellen en een ideale situatie. We gaan uit van een bepaalde theorie. De werkelijkheid wijkt vaak af!
Formule voor de vraagcurve Qv = aP + b Qv = gevraagde hoeveelheid P = Prijs van het product Qv = - 0.2p + 75 a = Mate waarin de vraag reageert op de prijs (Negatief!) b = Gedeelte van de vraag dat niet afhankelijk is van de prijs
De vraag is afhankelijk van…. Prijs van het product Goedkoop Veel vraag. Duur Weinig vraag Budget van de koper Hoog budget Meer vraag. Laag budget Minder vraag Behoeften en voorkeuren van kopers Als weinig kopers voorkeuren hebben voor jouw product, zal de vraag ook laag zijn. (In de winter veel vraag naar chocomel, in de zomer minder.) Prijs van andere goederen (zie ook volgende dia) Als de concurrent goedkopere producten heeft, gaat de koper daar naar toe.
Aan de slag! Maak oefenopgave 2 uit het stencil
De prijs van concurrenten Substitutiegoederen = Goederen die op elkaar lijken en die je door elkaar kunt vervangen. (Bv Lays & Croky) Stel we kijken naar de vraag van Coca Cola. De prijs van Pepsi daalt, wat gebeurt er met de vraag naar Cola? Deze daalt. Men gaat meer Pepsi kopen. Complementaire goederen = Goederen die je eigenlijk NIET los van elkaar kunt zien. (Bv. Playstation + Spellen, Benzineauto + Benzine) Stel we kijken naar de vraag van Benzine. De prijs van benzine auto’s wordt goedkoper, wat gebeurt er met de vraag naar benzine? Deze stijgt. Er worden meer benzine auto’s verkocht Dus ook meer vraag naar benzine.
Aan de slag. Maak oefenopgave 3 uit het stencil Aan de slag! Maak oefenopgave 3 uit het stencil. Mocht je over je voorbeelden twijfelen, vraag dan de docent om deze te controleren.
Aan de slag. Maak opgave 1 t/m 4 uit het boek pincode. (Blz Aan de slag! Maak opgave 1 t/m 4 uit het boek pincode. (Blz. 106 t/m 108) Wat niet af is, is huiswerk voor de volgende les.