Aardrijkskunde samenvatting V2 Hoofdstuk 2 Europa: Van de bergen naar de zee
§1 De Alpen - Natuurlandschap Ontstaan Verdeeld in breuklijnen, 3 bewegingen: uit elkaar, langs elkaar, naar elkaar. Vroeger 1 continent: Pangea Door botsen van platen, Pangea viel uit elkaar ontstaan o.a. de Alpen Laatste periode gebergte vorming: alpiene, oorzaak, botsing Afrikaanse plaat en Euraziatische plaat.
Jong gebergte Alpen: jong gebergte. Niet lang door exogene krachten afgesleten: Verwering speelt grote rol. Jong gebergte: Steile hellingen, hoge toppen, diepe dalen Verwering: o.a. vorst, bevriest, zet uit, scheuren, afbrokkelen. Zwaartekracht: Verweringsmateriaal valt naar beneden. Tijdens transport, erosie, gebergten vlakker en dalen breder
Basisboek 66 Endogene en exogene krachten. Buitenaf; endogene krachten Binnenuit; exogene krachten Verwering; afbrokkelen gesteente Erosie; afslijten gesteente
Basisboek 77 Reliëf Hooggebergte; +1500 meter Middelgebergte; 500-1500 meter Heuvelland; 200-500 meter Laagland -200 meter
Basisstof 81 Verwering 2 soorten; Mechanische en chemische Mechanische verwering: Vorstverwering; bevriezen van gesteente, exfoliatieverwering; extreme temperatuurverschillen, Biologischeverwering; bv. Boomwortels Chemischeverwering: bv. Zuur water lost sommige gesteente op
§2 Rivieren van ijs De gletsjer Firn opgehoopt in firnbekken, gletsjer stroomt vanuit hier naar beneden. Door mechanische verwering zij- en grondmorenen. Gletsjer schuift puin voor zich uit; erosie; U-dal. Smeltwater onderin gletsjer; gletsjertunnel: gletsjerpoort smeltwater naar buiten; vormt gletsjerrivier.
De ijstijd en daarna Ijstijd=glaciaal Fjorden: smalle diepe inhammen in de rotskust
Basisboek 83 Afvoer van verweringsmateriaal Zwaartekracht Stromend water Gletsjers en landijs Wind
Basisboek 86 Ijstijden Een ijstijd is een glaciaal. Tijd van opwarming van de aarde is een interglaciaal
Basisboek 87 Gletsjers Firn: soort korrelige sneeuw. Firnbekken: verzamelbekken sneeuw hoog in de bergen. Gletsjerrivier: smeltwaterbeekjes onderaan gletsjer.
§3 Het stroomgebied van de Rijn Een rivier met afwisseling Deel bij de bron is de bovenloop Dan middenloop Bij de monding benedenloop
De bovenrijnse laagvlakte Slenk: lager gelegen delen. Horst: hoger gelegen delen. Lage stroomsnelheid, ruime bochten: Meanderen Buitenbocht: erosie, binnenbocht; zand klei en grind afgezet. 2 buitenbochten afgesneden: hoefijzermeer.
Wat doen rivieren? Bij lagere stroomsnelheid vindt sedimentatie plaats: zand, grind en stenen bezinken en blijven achter.
De bovenloop van de Rijn Ontspringt op 2100 meter hoog. Gemengde rivier; smeltwater wordt aangevuld met regenwater. Door stroomsnelheid; erosie; V-dal.
Basisboek 121 Verval en verhang Verval: hoogteverschil tussen 2 plaatsen. Verhang is verval per km (m/km) Delta: Vertakking rivier
§4 Kustvormen Breken golven: branding Sterke kuststroom; neemt zand mee Zwakke kuststroom; laat zand achter; sprake van aanslibbingskust
Basisstof 91 De Nederlandse en Engelse kust Nederland; aanslibbingskust Engeland; afbraakkust
Basisstof 93 Systeem aarde Lithosfeer; aardkorst Atmosfeer; de lucht om ons heen Hydrosfeer; al het water op aarde Biosfeer; het leven op aarde
§5 Karstlandschappen in Andalusië Kalksteen Kalksteen; Afgestorven schelpen en zeedieren waar door grote druk kalksteen is ontstaan.
Oplossen van kalk Door chemische verwering onstaan spleten en onderaardse grotten: karstverschijnselen
Druipsteengrotten Aan het plafond: stalagtieten Op de grond: stalagmieten
Basisstof 82 Karstverschijnselen Karstverschijnsel: chemische verwering. Dolines: Kuilen in landschap door oplossen van kalk.
Basisstof 85 Geologie Ontstaan en veranderen aardoppervlak. Ouderdom aangegeven op geologische tijdschaal. Fossielen: versteende afdrukken van planten of dieren.