Profesora: Edna Trilleros

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
En español gustar significa “leuk vinden”
Advertisements

Bienvenidos a la clase de español
Ovtt = onvoltooid verleden toekomstige tijd = ik zou…. = LA CONDICIONAL.
Spaans Hoy: Werkwoordoefeningen afmaken p. 21 t/m 27 (check antwoorden achterin) werkboek (25 minuten) Números (bingo) (20 minuten) Recepción hotel (45.
Mariela Elisa Ibarra Jacob Nicolaas Bol Mariela Elisa Ibarra Jacob Nicolaas Bol.
IMPERFECTO Kijk nog eens naar de volgende PPP: de Imperfecto Wanneer gebruik je die precies?
P LANNER - s.com s.com.
Bienvenidos a la clase de español conjugar los siguientes verbos hablar llevar Escribir leer Escuchar aprender vivir 2.
Estar De vertaling van dit werkwoord: (yo) estoy (tú) estás
El Futuro Toekomstige tijd. Er zijn verschillende manieren om over een aktie in de de toekomst te spreken :  Ir + a + infinitive  Vamos a estudiar en.
Ser De vertaling van dit werkwoord: (yo) soy (tú) eres
Mi vida loca Lessen week 3.
Ser/Estar/Hay en de Gerundio
PASSÉ COMPOSÉ VERVOEGD MET ÊTRE
Grammaire chapitre 4 1 hv.
2 hv en 2 A+ Grammaire chapitre 4.
Verbos/werkwoorden.
MI VIDA LOCA Lessen week 2. Wat gaan we doen? Herhalen laatste les Test woordenkennis (steekproef) Bekijken aflevering 2 en 3 en bijbehorende thema’s.
Persoonsvorm Saskia Hoekx.
Los adjetivos en español
¿ ¿QUÉ HORA ES? HOE LAAT IS HET? ¿Qué hora es? Perdone, ¿tiene hora? Pardon, heeft u de tijd? DE TIJD VRAGEN ( PREGUNTAR LA HORA) No tengo reloj. Nee.
Bienvenue à tous.
Vrijdag 19 november 2010 Spaans 7 e uur Info:
¡me gusta España! spellen zoveel mogelijk adjetivos
23 januari 2015 universitair onderwijscentrum groningen dag van taal, kunsten & cultuur januari 2015 universitair onderwijscentrum groningen dag.
WERKWOORDSPELLING Met dit overzicht vind je uit hoe je de werkwoordsvorm moet schrijven. Dit is de knop om te beginnen.
2 hv en 2 vwo+ Grammaire chapitre 5.
Nog een verleden tijd…… De imperfecto. In de pretérito imperfecto zitten weinig onregelmatige werkwoorden. Hier onder de uitgangen van de regelmatige.
Inhoud 1 Grammatica en woordenschat blokken 1 + 2:
Grammatica en spelling
In de supermarkt Au supermarché Wat vind jij lekker om te eten? Qu’est-ce que tu aimes manger, toi?
La pronunciación De uitspraak
Faire 3 VMBO - Frans.
Reijn, Bart, Leny, Nick & Bjarny Spaans A5A
HET AANWIJZEND VOORNAAMWOORD
Hoy es viernes el 30 de octubre Vandaag is het vrijdag 30 oktober
2 HAVO Unidad 3: Mi casa es tu casa ¿Qué día es hoy? Hoy es miércoles el 2 de diciembre Welke dag is het vandaag? Vandaag is het 2 december.
Hoy es lunes Vandaag is het maandag. Programa Proefwerk bespreken in vorm van SPEL Proefwerk uitdelen Eigen woordenlijst afmaken en inleveren Bron C Bron.
Hoy es miércoles el 28 de octubre Vandaag is het woensdag 28 oktober.
Bezittelijk voornaamwoord
3HD Unidad 3: Y tú, ¿cómo eres? Granada. Programa Inleveren eigen woordenlijst Nakijken opdr. 1 Bron C (maken opdr. 3 en opdr. 8) Bron D (uitleg en maken.
Spaans week 9 les 1 3HD.
Spanje!. Typisch Spaans Bekend door toerisme Typisch Spanje Siësta Schilderkunst Stierengevechten Sport Bezienwaardigheden Gastronomie.
Programa Leestekst (in stilte) Uitleg Bron G/oefenen Zelfstandig werken aan tarea (tijdschrift)
Tot nu toe ken je: De tegenwoordige tijd (ik eet, ik praat etc.) (Yo) como, (Yo) hablo. De toekomende tijd (wat je van plan bent om te gaan doen, morgen.
MI CASA ES TU CASA ¡VAMOS AL INSTITUTO! 2HSP2. PROGRAMA ¿Qué día es hoy? Hoy es miércoles el dos de marzo Unidad 4 herhalen Proeftoets Unidad 4 Spelletjes.
MI CASA ES TU CASA ¡VAMOS AL INSTITUTO! 2HSP2. PROGRAMA ¿Qué día es hoy? Hoy es martes el primer de marzo Leestoets afronden (20 min./22 min. extra tijd)
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
HERHALING U5 en U6 3 H.
SO’s en toets SO  maandag 3 november Leren: TB blz. 16  alleen de persoonlijke voornaamwoorden TB blz. 21 helemaal! Dus ook de Frases clave!!! TB blz.
Les 3. Regel: het regelmatig presens
Terms definition AS2.
Hoofdstuk 2 Grammatica woordsoorten
Benadrukt persoonlijk voornaamwoord
El presente perfecto.
Aanwijzend voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord
Het lidwoord: de, het mannelijk enkelvoud Le garçon - de jongen
Bezittelijk voornaamwoord
Persoonlijk voornaamwoord
Introductieles Spaans  ¡Bienvenido! Mart de Weerd // September 2017
Bezittelijk voornaamwoord
formar (yo) canto  (yo) bebo  (yo) vivo  (yo) llevo una camisa  (Tú) bailas  (tú) llamas  (él) toca la guitarra  (ella) baila salsa 
Gedachten voor februari 2010:
Los verbos : SER (zijn) ESTAR (zich bevinden) LLEVAR (dragen)
? Wie zijn dat? Ik weet het niet.  Ik VRAAG het. 2, 3, 4 personen.
Estar + gerundio aan het doen.
Spaans 2019 ©JvdB.
Samen maken we De Connectie
Preterite of IR.
Transcript van de presentatie:

Profesora: Edna Trilleros

Het persoonlijk voornaamwoord in het Spaans (x) 1e persoon (enkelvoud) Yo Ik 2e persoon (enkelvoud) Tú Jij (informeel) 3e persoon (enkelvoud) Él hij Ella zij Usted U (formeel)

LOS PRONOMBRES Yo (ik) Tú (jij) Ella (zij) Él (hij)

Het persoonlijk voornaamwoord in het Spaans (xxx) 1e persoon (meervoud) Nosotros Nosotras Wij (mannelijk) Wij (vrouwelijk) 2e persoon (meervoud) Vosotros vosotras Jullie(mannelijk) (informeel) Jullie (vrouwelijk) 3e persoon (meervoud) Ellos Zij (mannelijk) Ellas Zij (vrouwelijk) ustedes U (meervoud)

nosotros Nosotras

Ellas Ellos

Ustedes (formeel) Vosotros (informeel)

Regelmatige Werkworden Los verbos que terminan en –AR (1ª conjugación) TRABAJAR Los verbos que terminan en –ER (2ª conjugación) COMER Los verbos que terminan en –IR (3ª conjugación) VIVIR

Weerwoorden op AR Estudiar (studeren) Hablar (spreken) Trabajar(werken) Bailar(dancen) Entrenar (trainen) Cantar (zingen) Escuchar (luisteren)

AR TRABAJ werken

PRESENTE (tegenwoordige tijd) Het persoonlijke voornaamwoord TRABAJAR =werken Yo TRABAJO / Trabajo en una oficina Tú TRABAJAS/ Trabajas en Amsterdam Él, Ella Usted TRABAJA/Juan trabaja en una fabrica Nosotros/as TRABAJAMOS/Trabajamos en Arnhem Vosotros/as TRABAJÁIS/Trabajáis en el hotel Hilton. Ellos/as/Ustedes TRABAJAN/Ellos trabajan en una tienda

COMER ETEN

COMER COMER =eten COMO / Como en una cafetería. COMES/ Comes en casa. Het persoonlijke voornaamwoord COMER =eten Yo COMO / Como en una cafetería. Tú COMES/ Comes en casa. Él, Ella Usted COME/Juan come en un restaurante. Nosotros/as COMEMOS/comemos una paella. Vosotros/as COMÉIS/Coméis tacos mexicanos. Ellos/as/Ustedes COMEN/Ellos comen churros.

VIVIR LEVEN/WONEN

VIVIR VIVIR =leven, wonen VIVO / vivo con mis padres. Het persoonlijke voornaamwoord VIVIR =leven, wonen Yo VIVO / vivo con mis padres. Tú VIVES/ vives en la casa de Juan. Él, Ella Usted VIVE/Juan vive en una casa grande. Nosotros/as VIVIMOS/vivimos en un apartamento. Vosotros/as VIVÍS/vivís con tu familia en Barcelona. Ellos/as/Ustedes VIVEN/Ellos viven muy felices.

PRESENTE TRABAJAR COMER VIVIR TRABAJO COMO VIVO TRABAJAS COMES VIVES Yo TRABAJO COMO VIVO Tú TRABAJAS COMES VIVES Él/Ella/Usted TRABAJA COME VIVE Nosotros/as TRABAJAMOS COMEMOS VIVIMOS Vosotros/as TRABAJÁIS COMÉIS VIVÍS Ellos/as/Ustedes TRABAJAN COMEN VIVEN