Semantiek 2016-2017 week 3.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Wat is er met mijn mama? Informatie over de ziekte ALS bedoeld voor kinderen op de basisschool. (Met nadruk bedoeld om samen met uw kind door te nemen)
Advertisements

Introductie tot het mentaal lexicon
Bloemen, vruchten, zaden
tekstbegrip Probleem; hoeveelheid vragen bij tekst.
brugklas ruimte en perspectief
MEDMEC01 – Q1 – JAAR /2010 THEMA: Het creatieve proces.
HET CURRICULUM VITAE = VISTEKAARTJE NUMMER 2
Een lessenserie van drie lessen
BRAND DESIGN MERKIDENTITEIT IN WOORD EN BEELD.
Principe 6 Om te leren zijn tijd en ruimte nodig
Media en creativiteit module 2 Identiteit Jaar 1.
Thema 1 Het landje is van ons.
Namen van landen Les noms des pays.
Kenmerken van de concept contextbenadering
E XAMEN SAMENVATTEN 2010 II 1. Hoe luidt de beoordeling van de samenvatting? 2. Hoe ziet de samenvatting eruit?
MET DANK AAN COLLEGA’S IN DEN LANDE ! vee 2012
Woordposters in de klas
Cognitieve linguïstiek
Woordenschat en kijk op taal Hoofdstuk 2 en 3
Woordenschat groep 5 Thema 3 Les 6
QUIZ hoofdstuk 1.
Communicatie en relatie
Samenvatten Klas 4A de Foorakker.
Aantrekkelijk formuleren
Woordenschat groep 5, thema 6, les 5
Woordenschat groep 5 Thema 5, les 1
Morfologie G41 Plantenfysiologie.
Woordraadstrategieën
Woordraadstrategieën
BLOK 4 Rust en jouw voorbereiding Mijn lijfstijl, mijn keuze.
Stijlvormen beeldspraak, hyperbool, understatement, (anti)climax, retorische vraag, eufemisme, spot, woordspeling, tegenstelling, paradox.
RAAR of WAAR Mediabegrip week 41/42.
hoe kun je krachten grafisch ontbinden?
Gecijferdheid 2 (Meten 1 – ME144X) week 4
Shake Song Fort van de Verbeelding Bovenbouw Groep 7 en 8 (en soms ook groep 6)
Briant College Cursus woordenschat woordraadstragieën.
Talentgebieden – Interesses –Leervoorkeuren
Kennen en kunnen Wat je moet kennen en kunnen voor de SO Woordenschat H1 t/m H4 1. Woordraadstrategieën: -zoek een synoniem; -zoek een omschrijving of.
WOORDEN 5.3 SPREEKWOORDEN EN UITDRUKKINGEN. AAN HET EINDE VAN DEZE LES WEET JE: Een aantal spreekwoorden en hoe je betekenis daarvan kunt afleiden Wat.
WOORDEN 2.7 HOMONIEMEN. WAT GAAN WE DEZE LES LEREN? 1.De betekenis van de leerwoorden in deze paragraaf. 2.Wat homoniemen zijn.
Week 5 Pragmatiek. 1. Begrippen vorige week kort herhalen 2. Beurtwisseling in de klas: vragen stellen 3. Reacties op antwoorden leerlingen: face + repair.
EEN MANIER OM DE BETEKENIS VAN ONBEKENDE WOORDEN IN EEN TEKST TE VINDEN Woordraadstrategieën.
Woordenschat Letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
Semantiek week 4.
Cursus 1.2 Werken met een Atlas Klas 1 BK Lesweek 5
Hoe ga je om met de ATLAS Met behulp van deze presentatie leer je hoe je moet werken met de de Grote Bosatlas.
Psychopathologie v0or 1e jaars BBL 2017
Semantiek
1. Wat gaan we vandaag doen ?
Het werk van de Geest.
Semantiek week 2.
Cursus 1.2 Werken met een Atlas Klas 1 KGT Lesweek 5
Poëzie “Hoe breek ik een gedicht open?”.
Houd je aandacht erbij! Trainers: Jan de Groot Henk Torreman.
Semantiek week 7.
Dicteewoorden Eczeem Huis-aan-huisblad Juffrouw Gedownload
Kenmerken van de concept contextbenadering
Psychopathologie v0or 1e jaars BBL 2017
Excursiedidactiek Radboud Docenten Academie
Gesprekstechnieken Les 3.
Small Basic Console deel 2
week 2.8 Pragmatiek + conversatieanalyse
Onderzoek water!! Les 2 WaterLab www. onderzoekwater.nl Regenmeter
Les 4: iedereen is anders
Retorische analyse.
Taal en Theorie les 3.4 Wat kan er misgaan bij het spreken, verstaan en lezen? Het proces van spreken Het proces van verstaan Afasie Dyslexie.
Hoofdstuk 1.
Woordbenoemen Zelfstandig naamwoord, eigennaam, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel, telwoord.
Examen samenvatten 2010 II Hoe luidt de beoordeling van de samenvatting? Hoe ziet de samenvatting eruit?
Gehele getallen vermenigvuldigen en delen
Transcript van de presentatie:

Semantiek 2016-2017 week 3

Welke vragen staan centraal? Woordrelaties: Waarom noemen we de ABN/AMRO naar een zitmeubel, nl. 'bank'? Waardoor zeggen we soms 'schuimrubber' als we 'piepschuim' bedoelen? Hoe zorgt figuurlijk taalgebruik voor taalverandering?

wat gaan we vandaag doen? 1. Kahoot woordrelaties 2. ABN/AMRO en bank 3. Waardoor zeggen we soms 'schuimrubber' als we 'piepschuim' bedoelen? 4. Hoe zorgt figuurlijk taalgebruik voor taalverandering?

doelen 1. Je kent de verschillende woordrelaties: synonymie, homonymie, polysemie, hypo- en hyperonymie, meronymie, antonymie (absoluut, gradueel, perspectivisch, meervoudig), eufemisme en dysfemisme 2. Je kent de overeenkomst en het verschil tussen homonymie en polysemie. 3. Je kent de overeenkomst en het verschil tussen metaforisering en metonymisering. 4. Je kunt het begrip ‘woordveld’ koppelen aan ‘hyponiemen + hyperoniemen’ en aan ‘intensie + extensie’.

1. Kahoot woordrelaties kahoot.it inlognaam gamepin: nummer op scherm invullen

1. woordrelaties Laatste vraag: 'arts' + 'dokter' dezelfde connotatie: zijn er wel echte synoniemen in onze taal? Kun je woorden zomaar onderling uitwisselen? kim - horizon fiets - rijwiel arts - dokter zuster - verpleegkundige

1. woordrelaties: connotatie Als een referent of een concept vaak in een negatieve context wordt genoemd, kan het teken een negatief feature 'beledigend', 'grof', 'informeel' krijgen. Vaak wordt er dan een nieuw teken geïntroduceerd. Dat wordt een 'eufemisme' genoemd. Voorbeelden vind je vaak bij: ziekte en dood (overleden, ka) verstandelijke beperktheid (achterlijk, debiel) negatieve berichtgeving (Marokkanen, Fransozen)

1. woordrelaties: eufemisme/dysfemsime Dysfemisme (pejoratief of lekker stoer?) geuzen niggers platpraters barrel vette bek halen

wat gaan we vandaag doen? 1. Kahoot woordrelaties 2. ABN/AMRO en bank 3. Waardoor zeggen we soms 'schuimrubber' als we 'piepschuim' bedoelen? 4. Hoe zorgt figuurlijk taalgebruik voor taalverandering?

2. ABN/AMRO en bank = ? Is hier sprake van homonymie of van polysemie?

2. ABN/AMRO en bank: polysemie Betekenisverwantschap tussen onderstaande woorden: niet zomaar willekeurig. boomstam werkwoordstam boomblad tafelblad, dagblad, zaagblad voet (uiteinde been) voet van de berg hoofd (op je nek) hoofd van de tafel

2. ABN/AMRO en bank: polysemie tol tol Geen overeenkomst: homoniemen.

2. ABN/AMRO en bank: polysemie Polysemie = product (≠ proces) Processen: a. metaforisering b. metonymisering a. Hetzelfde woord in nieuwe context op grond van gedeeltelijke betekenisovereenkomst. (zwijnenstal) b. Creatieve verbanden tussen bepaalde kenmerken, bepaald aspect. (onder de wol kruipen, Oranje speelt) Reader p. 31 + 32: overzicht soorten metonymia.  

2. ABN/AMRO en bank = ? Is hier sprake van homonymie of van polysemie? Hand-out: printje etymologiebank.nl.

2. ABN/AMRO en bank = ? Is hier sprake van homonymie of van polysemie? etymologiebank

2. ABN/AMRO en bank: polysemie Betekenissen kunnen dus verruimen. Hand-out: column Paulien Cornelisse over 'slaken'.

wat gaan we vandaag doen? 1. Kahoot woordrelaties 2. ABN /AMRO en bank 3. Waardoor zeggen we soms 'schuimrubber' als we 'piepschuim' bedoelen? 4. Hoe zorgt figuurlijk taalgebruik voor taalverandering?

3. Waardoor zeggen we soms 'schuimrubber' als we 'piepschuim' bedoelen? Mentale lexicon ≠ woordenlijst. Wat wel? Netwerk, met heel veel soorten informatie aan elkaar gekoppeld. Netwerk associatief geordend, bv. hiërarchisch - hyponiemen - hyperoniemen (= taxonomie)

3. Waardoor zeggen we soms 'schuimrubber' als we 'piepschuim' bedoelen?

3. Waardoor zeggen we soms 'schuimrubber' als we 'piepschuim' bedoelen? Andere vormen van ordening in het mentale lexicon: Piepschuim - schuimrubber: 'schuim' zorgt voor koppeling. Rijm sterke factor. Betekenis: priming.

wat gaan we vandaag doen? 1. Kahoot woordrelaties 2. ABN /AMRO en bank 3. Waardoor zeggen we soms 'schuimrubber' als we 'piepschuim' bedoelen? 4. Hoe zorgt figuurlijk taalgebruik voor taalverandering?

4. Hoe zorgt figuurlijk taalgebruik voor taalverandering? De denotatie van een woord verandert soms. Een paar gebruikelijke manieren: 1. Verruiming bijv. 'limonade', 'manuscript' 2. Polysemie bijv. 'voet', 'muis' 3. Gaten vullen bijv. 'brusjes', 'motorrijtuigenbelasting'

4. Hoe zorgt figuurlijk taalgebruik voor taalverandering? Figuurlijk taalgebruik niet alleen in proza + poëzie. Opdracht hand-out.

4. Hoe zorgt figuurlijk taalgebruik voor taalverandering? Gebruik metaforen voordelen: - verduidelijking (een beeld zegt meer dan duizend woorden: bv. 'een berg werk'), - verfraaiing/verlevendiging woordenschat - gaten in woordenschat ('geheugen van een computer')

4. Hoe zorgt figuurlijk taalgebruik voor taalverandering? Beeldspraak spreekt het meeste aan als het beeld en het afgebeelde essentiële features delen. → voorbeeld uit artikel NRC:   1. ‘George Washington is het vlaggenschip van de Amerikaanse politici’.   2. ‘De condor is de goudvis van het luchtruim’.

4. Hoe zorgt figuurlijk taalgebruik voor taalverandering?

wat gaan we vandaag doen? 1. Kahoot woordrelaties 2. ABN /AMRO en bank 3. Waardoor zeggen we soms 'schuimrubber' als we 'piepschuim' bedoelen? 4. Hoe zorgt figuurlijk taalgebruik voor taalverandering?

Welke vragen staan centraal? Woordrelaties: Waarom noemen we de ABN/AMRO naar een zitmeubel, nl. 'bank'? Waardoor zeggen we soms 'schuimrubber' als we 'piepschuim' bedoelen? Hoe zorgt figuurlijk taalgebruik voor taalverandering?

doelen 1. Je kent de verschillende woordrelaties: synonymie, homonymie, polysemie, hypo- en hyperonymie, meronymie, antonymie (absoluut, gradueel, perspectivisch, meervoudig), eufemisme en dysfemisme 2. Je kent de overeenkomst en het verschil tussen homonymie en polysemie. 3. Je kent de overeenkomst en het verschil tussen metaforisering en metonymisering. 4. Je kunt het begrip ‘woordveld’ koppelen aan ‘hyponiemen + hyperoniemen’ en aan ‘intensie + extensie’.

Volgende week Prototypen Waarom lees je zelden dat een gemeente "een mannelijke burgemeester" heeft? Reader: § 2.2. Materiaal op Blackboard bij deze les (geen tentamenstof).