Betrekkelijk voornaamwoord Grammatica Betrekkelijk voornaamwoord
Aan het einde van deze les weet je… Wat een betrekkelijk voornaamwoord is en hoe je ze uit een zin haalt.
Wat gaan we doen deze les? Startopdracht, neem de zin van opdracht 1 op blz 179 over en benoem de woordsoorten (10m) Uitleg theorie (10-15m) Maken opdrachten 2, 3, 4, ,5 blz 180 en 181 (30m) Pauze (5m) Stil lezen
startopdracht Neem onderstaande zin over en benoem ALLE woorden. Bij woorden die je niet kan benoemen zet je een streepje. Wie wil vanavond met mij en mijn twee broertjes naar de Disneyfilm over dat schattige chimpanseetje Oscar?
Wie : vragend vnw Wil: werkwoord vanavond : bijwoord Met:voorzetsel Mij: persoonlijk voornaamwoord En: voegwoord Mijn: bezittelijk voornaamwoord Twee: telwoord broertjes: zelfstandig voornaamwoord naar: voorzetsel de: lidwoord Disneyfilm : zelfstandig voornaamwoord Over: voorzetsel dat: aanwijzend voornaamwoord schattige: bijvoeglijk naamwoord chimpanseetje : zelfstandig naamwoord Oscar?: zelfstandig naamwoord
Betrekkelijk voornaamwoord (bvn) wat is dat? Het bvn (die,dat,wie,wat) verwijst naar een woord/groepje woorden dat er vlak voor staat (het antecedent). Kijk maar eens naar de volgende zinnen Meneer Vrancken die altijd een mooie PowerPoint maakt, gaat zo naar huis. Het bord, dat nog even gekalibreerd werd, werkt weer.
Wanneer gebruik je het bvn die/dat Ligt aan het lidwoord van het antecedent. Lidwoord de=die De man die daar op straat loopt ken ik van vroeger. Lidwoord het=dat Het meisje dat daar op straat loopt ken ik van vroeger.
Wanneer wat? Wat gebruik je als het antecedent: Een onbepaald vnw is (niets, iets, alles) Niets wat ik doe is goed. Een overtreffende trap is. Het hardste wat hij ooit liep was 28km per uur. Een hele zin is. Hij uitte kritiek op haar opstel, wat zij niet leuk vond.
Wanneer wie? Wie gebruik je als het antecedent: Een de-woord is en verwijst het naar personen. Vaak staat er een voorzetsel voor. De man op wie velen rekenen, heeft zich kandidaat gesteld. De leerlingen aan wie hij les gaf, snapten het uiteindelijk.
Even oefenen Wijs in de volgende zinnen de het betrekkelijke vnw aan. Het meisje, dat voor mij staat, vind ik wel leuk. Alles wat ik doe vindt hij geweldig! De docent gaf mij nog extra uitleg, wat ik heel fijn vond. De mensen voor wie ik het doe zijn jullie. Die jongen die daar loopt is heel goed in Nederlands.