Spellingregels G1.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Redekundig ontleden Over waarom, wat en hoe....
Advertisements

Spelling en Schrijven en formuleren hoofdstuk 1,2&3
Overige spellingregels
Bijvoeglijk gebruikt werkwoord
Taaloefeningen.
Persoonsvorm Saskia Hoekx.
Bezittelijk voornaamwoord
Het Voltooid Deelwoord
Voltooid deelwoord.
Meervoud in het Nederlands / Engels
Spelling college 4.
WERKWOORDSPELLING Hoe doe je dat ?.
Brugklas Werkwoordspelling.
Taaloefeningen.
WERKWOORDSPELLING Met dit overzicht vind je uit hoe je de werkwoordsvorm moet schrijven. Dit is de knop om te beginnen.
Het bijvoeglijk naamwoord
Wat gaan we doen vandaag?
Overige spellingsregels
Voltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoord
GRAMMATICA Groepjes woorden uit een zin die bij elkaar horen:
Overige spellingsregels
Hoofdstuk 1 Spelling Verkleinwoorden
samenstellingen, aan elkaar of los, trema
Woordsoorten Maud Hutten.
Hoe gebruik je een woordenboek?
Bijvoeglijk naamwoord Functie: zegt iets over het zelfstandig naamwoord voorbeeldde grote auto la grande voiture het blauwe boek le livre bleu.
Spelling Blok 1 t/m Kader 3.
DAG VAN HET LEREN Hoe komt zo'n taal eigenlijk in je hoofd? door Henk Wolf.
Thema 10 We ruilen van plek. Les zakenreis 2.industrieën 3.raketten 4.percentage 5.demonstratie.
Werkwoordspelling -d of –t?
Samengestelde zin + Tussenletters in samenstellingen.
De tussenklank in samenstellingen spelling
Bijvoeglijk naamwoord
Grammatica woordsoorten H1 t/m H6
Werkwoordsvormen. Spoorboekje 1)Wat weet je al? 2)Oefening werkwoordsvormen 3)Bespreken 4)Zelfstandig aan het werk Wat gaan we leren? - Je kunt werkwoordsvormen.
SPELLING BIJVOEGLIJK GEBRUIKT DEELWOORD HOOFDLETTERGEBRUIK.
KOPPELTEKEN TREMA EN APOSTROF NA-APEN REÜNIE `S AVONDS,
Hoofdstuk 6 Spelling Voltooid deelwoord en bijvoeglijk naamwoord.
 Grammar year 1 Everything you need to know for your test in the test week!
SPELLING BLOK Uitleg en voorbeelden Basis leerjaar 4.
Cursus werkwoordspelling Goed spellen? Kwestie van regels.
GRAMMATICA BLOK 1 T/M 4 Uitleg en voorbeelden Woordsoorten Basis leerjaar 4.
Spelling H1 t/m H6 In deze powerpoint kun je stap voor stap door de theorie: Klas 1 havo/vwo Hoofdletters Voltooid deelwoord (vd) Leestekens Onvoltooid.
Werkwoorden vervoegen
Uitleg en voorbeelden Basis leerjaar 4
Werkwoordspelling.
Spelling 1 3 vwo Op niveau, 1e druk (2014)
Grammatica woordsoorten H1 t/m H6
Engels Alles nog even herhalen hoofdstuk 13 Nu Engels boek B
Welke woorden horen erbij en hoe werkt het?
Onvoltooid deelwoord/bijvoeglijk gebruikt deelwoord
Hoofdstuk 1 Grammatica woordsoorten
Regels en uitzonderingen
Trappen van vergelijking Dan mij?…als ik?
Trappen van vergelijking
Bijvoeglijk naamwoord
De tussenklank in samenstellingen
Taal is het vervoermiddel van onze gedachten
Grammatica hoofdstuk 1.
Stijlfouten.
Hoofdstuk 3 Grammatica woordsoorten
Hoofdstuk 5 Grammatica en spelling
Spelling.
Bijvoeglijk naamwoord
Grammatica en spelling 4.1 en 4.2
Bijvoeglijk gebruikt deelwoord hoofdlettergebruik
Spelling.
Hoofdstuk 4 Taalverzorging
Grammatica en spelling 4.1 en 4.2
Woordbenoemen Zelfstandig naamwoord, eigennaam, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel, telwoord.
Transcript van de presentatie:

Spellingregels G1

Hoofdletters en kleine letters Namen (mensen, organisaties, geografische etc.) schrijf je met een hoofdletter. Woorden die zijn afgeleid van een geografische naam, schrijf je ook met een hoofdletter. Rijn, Atlantische Oceaan, de vakken Nederlands en wiskunde, Nederlandse Spoorwegen, mevrouw De Boer, mevrouw J. de Boer Namen van feestdagen krijgen een hoofdletter. Woorden die hiervan zijn afgeleid, krijgen een kleine letter. Pasen, paasei, Koninginnedag, Kerstmis, kerstvakantie De eerste letter van de titel van een boek, film, programma enz. krijgt een hoofdletter. het boek ‘De verboden kamer’, de film ‘Inception’, het programma ‘Boer zoekt vrouw’

Meervoud: -en Als zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud eindigen op –ee en het meervoud eindigt op –n, dan voeg je –ën toe. slee – sleeën, zee – zeeën Als zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud eindigen op –f of –s verandert die letter in het meervoud vaak in –v of –z. graaf – graven, grens - grenzen Let op: dit gebeurt niet altijd: Als een woord eindigt op –soof of –graaf blijft de ‘f’ in het meervoud staan filosoof – filosofen, fotograaf- fotografen

Meervoud: -’s Zelfstandige naamwoorden die eindigen op -a, -i, -o, -u of –y (voor de -y moet een medeklinker staan) krijgen ‘s in het meervoud. Truc: ik hou van y’s pizza’s, ski’s, foto’s, accu’s, baby’s Uitzonderingen: Woorden op e of é: tante – tantes, café – cafés Leenwoorden die eindigen op meerdere klinkers: bureau- bureaus, jockey - jockeys

Liggend streepje of trema Er zijn twee tekens waarmee je letterverwarring kunt voorkomen: het liggend streepje en het trema: auto-onderdeel; ruïne Vraag: wanneer gebruik je het liggend streepje en wanneer het trema? In samenstellingen gebruik je het liggend streepje, maar alleen als er anders uitspraakverwarring optreedt: astma-aanval, radio-uitzending Maar: boekenkast, loonkosten, windvlaag, politieoptreden In niet-samenstellingen schrijf je een trema: beëindigen; ruïne

Liggend streepje Je gebruikt het liggend streepje in samenstellingen bij twee gelijke klinkers astma-aanval; mede-eigenaar; auto-onderdeel bij andere letters waar letterverwarring kan ontstaan milieu-inspecteur; ski-jack

Trema (deelteken) Je gebruikt het trema: bij letterverwarring (in niet-samenstellingen) ruziën, beëdigen 2. in getallen tweeënhalf, drieëndertigjarige Je gebruikt geen trema: In sommige woorden die het Nederlands heeft overgenomen van andere talen museum, opticien, fonduen Als het woord niet verkeerd gelezen kan worden. financieel, verdraaiing, naoorlogs

Verkleinwoorden Meestal kun je horen hoe je het verkleinwoord schrijft: raampje, tangetje 2. Bij zelfstandige naamwoorden die eindigen op de heldere klinker a, é, o en u, moet je de klinker verdubbelen: pyjama – pyjamaatje (mv: pyjama’s) saté – sateetje (mv: satés) kano – kanootje (mv: kano’s) Bij zelfstandige naamwoorden op - i schrijf je - ie - en bij woorden op - y schrijf je - y’ ski – skietje (mv ski’s) lolly – lolly’tje (mv: lolly’s)

Verkleinwoorden (vervolg) 4. Bijzondere gevallen: chocola – chocolaatje jongen – jongetje koning – koninkje aspirine - aspirientje

Bijvoeglijke naamwoorden De uitgang van het bijvoeglijk naamwoord is meestal: –e De grote tafel, het grappige kind Uitzondering: als het lidwoord een voor een het-woord staat Een grappig kind

Bijvoeglijke naamwoorden stoffelijke bn-en Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen meestal op een –n gouden, zijden, papieren, houten Let op! “Nieuwere” stofnamen krijgen geen uitgang plastic, polyster

Bijvoeglijk naamwoord afgeleid van een voltooid deelwoord Als het voltooid deelwoord eindigt op –en, eindigt het bijvoeglijk naamwoord ook op –en Ik heb de vaas gebroken – de gebroken vaas Als het voltooid deelwoord eindigt op –t of –d (zwakke werkwoorden), dan komt er een –e achter. Ik heb de tekst geprint – de geprinte tekst Het vliegtuig was geland – het gelande vliegtuig De gevangen zijn gevlucht – de gevluchte gevangenen Let op! de gewitte muur, de geredde drenkeling

Trappen van vergelijking Op bijvoeglijke naamwoorden kunnen de trappen van vergelijking worden toegepast: Stellende trap Vergrotende trap Overtreffende trap Regelmatig groot groter grootst Onregelmatig (voorbeeld) goed beter best Woorden op –sd, -st of isch verbaasd verbaasder het meest verbaasd