Spellingregels G1
Hoofdletters en kleine letters Namen (mensen, organisaties, geografische etc.) schrijf je met een hoofdletter. Woorden die zijn afgeleid van een geografische naam, schrijf je ook met een hoofdletter. Rijn, Atlantische Oceaan, de vakken Nederlands en wiskunde, Nederlandse Spoorwegen, mevrouw De Boer, mevrouw J. de Boer Namen van feestdagen krijgen een hoofdletter. Woorden die hiervan zijn afgeleid, krijgen een kleine letter. Pasen, paasei, Koninginnedag, Kerstmis, kerstvakantie De eerste letter van de titel van een boek, film, programma enz. krijgt een hoofdletter. het boek ‘De verboden kamer’, de film ‘Inception’, het programma ‘Boer zoekt vrouw’
Meervoud: -en Als zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud eindigen op –ee en het meervoud eindigt op –n, dan voeg je –ën toe. slee – sleeën, zee – zeeën Als zelfstandige naamwoorden in het enkelvoud eindigen op –f of –s verandert die letter in het meervoud vaak in –v of –z. graaf – graven, grens - grenzen Let op: dit gebeurt niet altijd: Als een woord eindigt op –soof of –graaf blijft de ‘f’ in het meervoud staan filosoof – filosofen, fotograaf- fotografen
Meervoud: -’s Zelfstandige naamwoorden die eindigen op -a, -i, -o, -u of –y (voor de -y moet een medeklinker staan) krijgen ‘s in het meervoud. Truc: ik hou van y’s pizza’s, ski’s, foto’s, accu’s, baby’s Uitzonderingen: Woorden op e of é: tante – tantes, café – cafés Leenwoorden die eindigen op meerdere klinkers: bureau- bureaus, jockey - jockeys
Liggend streepje of trema Er zijn twee tekens waarmee je letterverwarring kunt voorkomen: het liggend streepje en het trema: auto-onderdeel; ruïne Vraag: wanneer gebruik je het liggend streepje en wanneer het trema? In samenstellingen gebruik je het liggend streepje, maar alleen als er anders uitspraakverwarring optreedt: astma-aanval, radio-uitzending Maar: boekenkast, loonkosten, windvlaag, politieoptreden In niet-samenstellingen schrijf je een trema: beëindigen; ruïne
Liggend streepje Je gebruikt het liggend streepje in samenstellingen bij twee gelijke klinkers astma-aanval; mede-eigenaar; auto-onderdeel bij andere letters waar letterverwarring kan ontstaan milieu-inspecteur; ski-jack
Trema (deelteken) Je gebruikt het trema: bij letterverwarring (in niet-samenstellingen) ruziën, beëdigen 2. in getallen tweeënhalf, drieëndertigjarige Je gebruikt geen trema: In sommige woorden die het Nederlands heeft overgenomen van andere talen museum, opticien, fonduen Als het woord niet verkeerd gelezen kan worden. financieel, verdraaiing, naoorlogs
Verkleinwoorden Meestal kun je horen hoe je het verkleinwoord schrijft: raampje, tangetje 2. Bij zelfstandige naamwoorden die eindigen op de heldere klinker a, é, o en u, moet je de klinker verdubbelen: pyjama – pyjamaatje (mv: pyjama’s) saté – sateetje (mv: satés) kano – kanootje (mv: kano’s) Bij zelfstandige naamwoorden op - i schrijf je - ie - en bij woorden op - y schrijf je - y’ ski – skietje (mv ski’s) lolly – lolly’tje (mv: lolly’s)
Verkleinwoorden (vervolg) 4. Bijzondere gevallen: chocola – chocolaatje jongen – jongetje koning – koninkje aspirine - aspirientje
Bijvoeglijke naamwoorden De uitgang van het bijvoeglijk naamwoord is meestal: –e De grote tafel, het grappige kind Uitzondering: als het lidwoord een voor een het-woord staat Een grappig kind
Bijvoeglijke naamwoorden stoffelijke bn-en Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen meestal op een –n gouden, zijden, papieren, houten Let op! “Nieuwere” stofnamen krijgen geen uitgang plastic, polyster
Bijvoeglijk naamwoord afgeleid van een voltooid deelwoord Als het voltooid deelwoord eindigt op –en, eindigt het bijvoeglijk naamwoord ook op –en Ik heb de vaas gebroken – de gebroken vaas Als het voltooid deelwoord eindigt op –t of –d (zwakke werkwoorden), dan komt er een –e achter. Ik heb de tekst geprint – de geprinte tekst Het vliegtuig was geland – het gelande vliegtuig De gevangen zijn gevlucht – de gevluchte gevangenen Let op! de gewitte muur, de geredde drenkeling
Trappen van vergelijking Op bijvoeglijke naamwoorden kunnen de trappen van vergelijking worden toegepast: Stellende trap Vergrotende trap Overtreffende trap Regelmatig groot groter grootst Onregelmatig (voorbeeld) goed beter best Woorden op –sd, -st of isch verbaasd verbaasder het meest verbaasd