Tijd van burgers en stoommachines 1800 – 1900

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Liberalisme voor de rijken en Socialisme voor de arbeiders
Advertisements

Staatsinrichting 1 Veranderingen herkennen/ beschrijven die in 1848 werden doorgevoerd in het kiesrecht door de liberalen o.l.v. Thorbecke.
Gelijkheid voor iedereen
Hoofdstuk 6 Democratisering
Do’s and Don’ts presentaties
4.3 Politieke stromingen.
de tijd van burgers en stoommachines
Hoofdstuk 6 Democratisering
Het socialisme Paragraaf 7..
Liberalen, socialisten confessionelen
De staatsinrichting van Nederland.
Geschiedenis van de democratische rechtsstaat in Nederland
de tijd van burgers en stoommachines
de tijd van burgers en stoommachines
Ontstaan en ontwikkeling van een politieke stroming
Paragraaf 2: Socialistische ideeën
Historisch overzicht Nederland
1.1 Verlichting Stroming tegen de macht van de koning en kerk en wilde dat men zelf meer ging nadenken. Kennis moest gebaseerd worden op wetenschap en.
H2 Politieke stromingen
De staatsinrichting van Nederland.
Liberalisme en socialisme
Paragraaf 1.2 Bestuur en cultuur.
Hoofdstuk 2. Recht op een stem
de tijd van burgers en stoommachines
Inleiding politieke stromingen
Staatsinrichting, Paragraaf 2
De liberale revolutie in 1848
Wat moet je weten aan het einde van de les?
Op weg naar een eerlijker bestuur
Hoe werkt de maatschappij? Is deze maakbaar? Hoe beïnvloed je de economie?
 Industriële revolutie Uitleg  Periode waarin de landbouw voor de meeste mensen in Europa als belangrijkste middel van bestaan verdrongen werd door.
-Scheiding der machten -Gekozen parlement -Verlichte ideeën
Tijdvak 8: de negentiende eeuw - de industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving - discussies over de.
Koning Willem II Zoon van de krachtdadige Willem I Was in 1848 bang zijn koningschap te verliezen Werd in één nacht liberaal Stemde in met de liberale.
Tijdvak 8: de negentiende eeuw
Politieke stromingen De liberalen
30De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap 36De opkomst van de politiek-maatschappelijke.
Tijd van jagers en boeren
§2: politieke stromingen en partijen:
Politiek – maatschappelijke stromingen:
Politieke situatie Europa rond 1800
De sociale kwestie = het sociale probleem (dat ontstaat door de IR)
H10.2 Feminisme en socialisme
Burgers en Stoom- machines H10.1 CONSERVATISME EN LIBERALISME.
De tijd van burgers en stoommachines H10 Politieke strijd en emancipatie Vroegmoderne tijd 19 e eeuw Paragraaf 10.1 ‘Conservatisme en liberalisme’
Staatsinrichting van Nederland (deel 1)
…..LET OP…………. Deze powerpoint gaat over de “Politieke Stromingen”.
…..LET OP…………. Deze powerpoint gaat over de “Politieke Stromingen”.
Burgers en stoommachines 4.3 Politieke stromingen
De Grondwet van 1848.
Democratie in Nederland
Revolutie in Frankrijk
de tijd van burgers en stoommachines
Tijd van pruiken en revoluties 1700 – 1800
Socialisme: wij Meer gelijkheid (einde maken aan armoede en ongelijkheid) Meer sociale rechtvaardigheid De zwakkeren in de samenleving moeten beschermd.
Burgers en stoommachines 4.3 Politieke stromingen - Ismen
Paragraaf 10.3 ‘Naar de verzuilde samenleving’
de tijd van burgers en stoommachines
Tijd van pruiken en revoluties 1700 – 1800
de tijd van burgers en stoommachines
Welke koning ondertekende de grondwetswijziging van Thorbecke?
1.4 SOCIALISTEN EN FEMINISTEN
HOOFDSTUK 1 NEDERLAND VAN 1848 TOT 1914
Politieke stromingen 2.1 t/m 2.3.
Welke koning ondertekende de grondwetswijziging van Thorbecke?
1.1 Verlichting Stroming tegen de macht van de koning en kerk en wilde dat men zelf meer ging nadenken. Kennis moest gebaseerd worden op wetenschap.
Geschiedenis van de parlementaire democratie in Nederland
§3.4 Politieke stromingen
Ter voorbereiding op de toets van as. woensdag.
Tijd van jagers en boeren Jagers-verzamelaars -Jagen / verzamelen -Taakverdeling -Nomaden -geloof Boeren -Akkerbouw / veeteelt -Ontstaan verschillen in.
Transcript van de presentatie:

Tijd van burgers en stoommachines 1800 – 1900 Politieke stromingen Tijd van burgers en stoommachines 1800 – 1900

Eisen inspraak in bestuur Ontstaan industriële samenleving ‘Gewone’ man steeds belangrijker Eisen inspraak in bestuur Liberalisme

Burgers krijgen vrijheid en Franse Revolutie Standenmaatschappij afgeschaft Burgers krijgen vrijheid en inspraak in bestuur Liberalisme

Conservatisme conservare= Latijn: bewaren [conservenblikje] De standenmaatschappij “bewaren”. Standenmaatschappij door God gegeven De koning en adel moeten regeren. Tegen de ideeën van de Franse Revolutie. Tegen liberalen: geen inspraak voor burgers. Tegen socialisten: geen inspraak voor arbeiders. Verandering leidt alleen maar tot chaos

Liberalisme Liber = Latijn: vrij Meer inspraak voor de burgers Het individu is vrij om eigen leven te bepalen. De regering en de Kerk moeten zich niet bemoeien met het leven van burgers Alleen belasting voor veiligheid: politie, leger, wetten voor veiligheid

Johan Rudolf Thorbecke Liberalisme Liber = Latijn: vrij Meer inspraak voor de burgers Het individu is vrij om eigen leven te bepalen. De regering en de Kerk moeten zich niet bemoeien met het leven van burgers Alleen belasting voor veiligheid: politie, leger, wetten voor veiligheid Johan Rudolf Thorbecke

Liberalen over armoede Geld geven aan armen helpt niet. Daar blijven ze lui van. Dat spoort niet aan om te gaan werken. Arme mensen kiezen zelf voor armoede. Het zijn domme en luie zuipschuiten!! Laat ze maar gaan werken, dan komen ze vanzelf uit de armoede!!! Mensen die arm zijn hebben hun eigen lot in hun eigen handen…. Liberalen over armoede

Liberalisme Liberalen zijn voor het kapitalisme Liberalen zijn voor een vrije markt economie Ondernemers bepalen zelf de productie Concurrentie bepaalt de prijs De overheid moet zich niet bemoeien met economie Geen wetten  geen vrijheid Geen belastingen  minder winst Geen subsidies  oneerlijke concurrentie

Industrialisering bracht veel ellende met zich mee

Industrialisatie Wat te doen aan de ellende van de arbeiders? Niets doen Overheid moet ingrijpen Liberalisme Socialisme

Socialisme Societas= Latijn: verbond, bondgenoten Industriële Revolutie  meer arbeiders. Arbeiders leefden en werkten onder zeer slechte omstandigheden. In de industriële samenleving is er een groot verschil tussen: rijk en hoogopgeleid arm en kansloos Socialisten willen dit verschil kleiner maken

Socialisme de bezitters Van geld, grond en productiemiddelen Kapitalistische en liberale groep De bourgeoisie de bezitlozen De arbeiders zonder bezit Hebben alleen hun arbeid Uitgeknepen om zo veel mogelijk winst te maken Karl Marx

Socialisme Marx: ellende van de arbeiders wordt steeds groter Grotere ellende  revolutie: arbeiders nemen de macht over. Alle bezit in beslag genomen en eerlijk verdeeld over iedereen. De arbeiders krijgen macht over de productiemiddelen Fabrieken en machines Eerlijkere verdeling van geld en macht Beter leven voor arbeiders

Socialisme Voorspelling van Marx kwam niet uit. Sociale wetten  beter voor de arbeiders Geen grote ellende geen revolutie De socialisten verdeeld in twee groepen: Communisten Zij vonden dat er toch een revolutie moest komen. Als die niet vanzelf kwam, dan moest de revolutie maar een handje geholpen worden. Sociaaldemocraten Zij verwachten geen revolutie meer. Zij wilden de arbeiders helpen door sociale wetten. Zij proberen in het parlement te komen.

Confessionalisme Het christendom staat centraal in de politiek. Het Woord van God is bepalend. In Nederland zijn 2 belangrijke confessionele stromingen: protestanten (of: antirevolutionairen) en katholieken. Niet de overheid, maar de Kerk en de geestelijken moeten zich actief bemoeien met het leven van de mensen. Protestanten en katholieken waren lang vijanden, maar in de politiek gingen ze steeds vaker samenwerken

Wie is wie? Welke politieke stromingen herken je in de Tweede Kamer? C A B D Klik op de blauwe vakjes om je antwoord te controleren

Hij wil alles bij het oude laten en niets veranderen. A = Conservatisme Hij wil alles bij het oude laten en niets veranderen. Klik hier om terug te gaan

Hij verwijst naar een klooster: dat hoort bij de katholieken. B = Katholieken Hij verwijst naar een klooster: dat hoort bij de katholieken. Klik hier om terug te gaan

Hij wil dat iedereen zelf mag kiezen wat hij wil. C = Liberalisme Hij wil dat iedereen zelf mag kiezen wat hij wil. Klik hier om terug te gaan

D = Antirevolutionairen Hij is tegen revoluties. Dat is typisch voor de protestanten in de politiek. Klik hier om terug te gaan

Liberalisme Kapitalisme Vrijheid Vrije markt economie Voor rijke burgers Socialisme Voor gelijkheid Voor arbeiders Tegen kapitalisme Tegen standen Conservatisme Niets willen veranderen Tegen revolutie Voor koning en adel Geen macht voor burgers/arbeiders Confessionalisme Voor god, Kerk en bijbel Tegen revoluties Tegen gelijkheid Voor standen

Ontwikkeling van de ideologieën Franse Revolutie Voorstanders: meer inspraak voor het volk Tegenstanders: geen veranderingen Voor arbeiders Rijkdom eerlijk verdelen Voor rijke burgers Verschil in rijkdom Macht voor koning en adel Grote rol staat Macht voor het christendom Grote rol Kerk socialisme liberalisme conservatisme confessionalisme communisme Sociaaldemocraten protestanten (antirevolutionairen) katholieken

Feminisme Emancipatiebeweging Gelijke rechten voor vrouwen Feminisme Vrouwen mogen ook studeren Vrouwen mogen ook werken Vrouwen mogen ook stemmen 1919: algemeen kiesrecht Aletta Jacobs

1820 1850 1900 1890 Feminisme in Nederland 1848 Liberale grondwet. Liberalen worden het machtigste 1880 Socialisten in Nederland 1917 Algemeen mannenkiesrecht Vanaf 1815 Conservatieven zijn de belangrijksten in de politiek 1870 Confessionelen worden belangrijk in de politiek 1919 Algemeen vrouwenkiesrecht