HERHALING U5 en U6 3 H.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
En español gustar significa “leuk vinden”
Advertisements

Bienvenidos a la clase de español
Redekundig ontleden Over waarom, wat en hoe....
Mariela Elisa Ibarra Jacob Nicolaas Bol Mariela Elisa Ibarra Jacob Nicolaas Bol.
P OR Y PARA. W ANNEER P OR ? Niet-exacte tijdsaanduidingen (rond) - rond de jaren 50 (por los años cincuenta) Niet-exacte plaatsaanduidingen (door, langs,
P LANNER - s.com s.com.
Bienvenidos a la clase de español conjugar los siguientes verbos hablar llevar Escribir leer Escuchar aprender vivir 2.
Estar De vertaling van dit werkwoord: (yo) estoy (tú) estás
Persoonsvorm Saskia Hoekx.
Dit is een ode als eerbetoon aan de schoonheid van de zachtste vrouwelijke rondingen. Een ware “ontboezeming” in de let. & fig. betekenis van het woord.
El Futuro Toekomstige tijd. Er zijn verschillende manieren om over een aktie in de de toekomst te spreken :  Ir + a + infinitive  Vamos a estudiar en.
Ser De vertaling van dit werkwoord: (yo) soy (tú) eres
Ser/Estar/Hay en de Gerundio
PASSÉ COMPOSÉ VERVOEGD MET ÊTRE
2 hv en 2 A+ Grammaire chapitre 4.
3 vwo+ Grammaire chapitre 2
Verbos/werkwoorden.
MI VIDA LOCA Lessen week 2. Wat gaan we doen? Herhalen laatste les Test woordenkennis (steekproef) Bekijken aflevering 2 en 3 en bijbehorende thema’s.
Bezittelijk voornaamwoord
Capítulo 6 Frases Clave, bron E ¿Qué hacemos? © Noordhoff Uitgevers 2010.
Grammar Chapter 4 – G2 If + past simple. Je wist al dat je voor het woordje als in het Engels if kunt gebuiken. We gaan hier even mee verder. Het kan.
Persoonsvorm Saskia Hoekx.
¿ ¿QUÉ HORA ES? HOE LAAT IS HET? ¿Qué hora es? Perdone, ¿tiene hora? Pardon, heeft u de tijd? DE TIJD VRAGEN ( PREGUNTAR LA HORA) No tengo reloj. Nee.
Grammaire thème 5 4 vwo.
¡me gusta España! spellen zoveel mogelijk adjetivos
3 VWO (+) Grammaire chapitre 3. Bijvoeglijke naamwoorden: bijzondere vormen Sommige bijv. nw. veranderen wanneer ze vóór een mannelijk zn. staan dat begint.
WERKWOORDSPELLING Hoe doe je dat ?.
Brugklas Werkwoordspelling.
Grammaire chapitre 3 3 havo.
2 hv en 2 vwo+ Grammaire chapitre 5.
Nog een verleden tijd…… De imperfecto. In de pretérito imperfecto zitten weinig onregelmatige werkwoorden. Hier onder de uitgangen van de regelmatige.
Inhoud 1 Grammatica en woordenschat blokken 1 + 2:
Vraagzinnen met vraagwoord
Het bijvoeglijk naamwoord
Reijn, Bart, Leny, Nick & Bjarny Spaans A5A
Wat gaan we doen vandaag?
GRAMMATICA Groepjes woorden uit een zin die bij elkaar horen:
LES 1 EIGEN WOORDENLIJST 15 WOORDEN SP/NL INGELEVERD? INTRODUCTIE BOEK Week 37: 7-11 september.
Hoy es viernes el 30 de octubre Vandaag is het vrijdag 30 oktober
3HD Unidad 3: Y tú, ¿cómo eres? Granada. Programa Start Unidad 3 Filmpje: Granada (3 op reis) Start taak Unidad 3 + eigen woordenlijst.
2 HAVO Unidad 3: Mi casa es tu casa ¿Qué día es hoy? Hoy es miércoles el 2 de diciembre Welke dag is het vandaag? Vandaag is het 2 december.
Hoy es lunes Vandaag is het maandag. Programa Proefwerk bespreken in vorm van SPEL Proefwerk uitdelen Eigen woordenlijst afmaken en inleveren Bron C Bron.
Hoy es miércoles el 28 de octubre Vandaag is het woensdag 28 oktober.
Woordsoorten benoemen
3HD Unidad 3: Y tú, ¿cómo eres? Granada. Programa Inleveren eigen woordenlijst Nakijken opdr. 1 Bron C (maken opdr. 3 en opdr. 8) Bron D (uitleg en maken.
Spaans week 9 les 1 3HD.
WEEK 2: 11 T/M 15 JANUARI Unidad 3: Y tú, ¿cómo eres?
Melanie en Suzanne Plan de clases. Clases ¿Qué? ¿Por qué? ¿Cuándo? ¿Cómo?
HERHALING U5 EN U6 2HSP. BRON D – UNIDAD 5 Het bezittelijk vnw geeft aan van wie iets of iemand is. In het Spaans hangt de vorm van het bezittelijk vnw.
Tot nu toe ken je: De tegenwoordige tijd (ik eet, ik praat etc.) (Yo) como, (Yo) hablo. De toekomende tijd (wat je van plan bent om te gaan doen, morgen.
MI CASA ES TU CASA ¡VAMOS AL INSTITUTO! 2HSP2. PROGRAMA ¿Qué día es hoy? Hoy es miércoles el dos de marzo Unidad 4 herhalen Proeftoets Unidad 4 Spelletjes.
MI CASA ES TU CASA ¡VAMOS AL INSTITUTO! 2HSP2. PROGRAMA ¿Qué día es hoy? Hoy es martes el primer de marzo Leestoets afronden (20 min./22 min. extra tijd)
Quel jour sommes-nous aujourd’hui ?
SO’s en toets SO  maandag 3 november Leren: TB blz. 16  alleen de persoonlijke voornaamwoorden TB blz. 21 helemaal! Dus ook de Frases clave!!! TB blz.
POR y PARA POR PARA Oorzaak/reden (vanwege)
Profesora: Edna Trilleros
Toets boekje gramm v5.
Wedekerend ww en vnw Wederkerig vnw
El presente perfecto.
Persoonlijk voornaamwoord

Stijlfouten.
Introductieles Spaans  ¡Bienvenido! Mart de Weerd // September 2017
Gedachten voor februari 2010:
Nee-zeggen Footer Text 12/30/2018.
Om iets of om een gunst vragen
Los verbos : SER (zijn) ESTAR (zich bevinden) LLEVAR (dragen)
NEW INTERFACE UNIT 2 : GRAMMAR
Spaans 2019 ©JvdB.
WOORDSOORTEN HAVO-2.
Transcript van de presentatie:

HERHALING U5 en U6 3 H

Bron D – Unidad 5 Verbos reflexivos Bij een wederkerend werkwoord gebruik je altijd een wederkerend voornaamwoord. Een wederkerend werkwoord herken je aan SE. Bijvoorbeeld: levantarse, ducharse, etc. Sommige werkwoorden zijn niet wederkerend in het Nederlands, wel in het Spaans. Bijvoorbeeld llamarse (heten), levantarse (opstaan), acostarse (naar bed gaan). Het wederkerend vnw staat voor de PV, behalve als er een HEEL ww in de zin staat, dan plak je het wed vnw direct achter het ww. Voy a levantarme Ik ga opstaan Voy a ducharme Ik ga douchen Me levanto Ik sta op Me lavo Ik was me

Zich voorstellen Presentarse Ik stel me voor Me presento Jij stelt je voor Te presentas Hij,zij, u stelt zich voor Se presenta Wij stellen ons voor Nos presentamos Jullie stellen je voor Os presentáis Zij stellen zich voor Se presentan PRESENTE O.T.T Zich voorstellen Presentarse Ik heb me voorgesteld Me he presentado Jij hebt je voorgesteld Te has presentado Zij, hij, u heeft zich voorgesteld Se ha presentado Wij hebben ons voorgesteld Nos hemos presentado Jullie hebben je voorgesteld Os habéis presentado Zij hebben zich voorgesteld Se han presentado PRESENTE PERFECTO V.T.T.

BRON G – UNIDAD 5 Werkwoorden die eindigen op –ECER, - OCER, -UCIR zijn regelmatig, behalve in de 1e persoon enkelvoud (IK), dan verandert de C in ZC. ofrecer conocer conducir ofrezco conozco conduzco ofreces conoces conduces ofrece conoce conduce ofrecemos conocemos conducimos ofrecéis conocéis conducís ofrecen conocen conducen

BRON J – UNIDAD 5 Vergrotende trap: Verkleinende trap: Pedro is groter dan Elvira De trui van Pedro is duurder dan de trui van Elvira Verkleinende trap: Elvira is kleiner dan Pedro De trui van Elvira is goedkoper dan de trui van Pedro

De verkleinende trap maak je in het Spaans met: MENOS (minder -> verkleinend) De vergrotende trap maak je in het Spaans met: MÁS (meer -> vergrotend ) Deze woorden staan voor het bijv. nw Het woordje que (dan) staat achter het bijv. nw

Ejemplos Juan se despierta más tarde que Elvira (Juan staat later op dan Elvira) Yo como más temprano que tú Ik eet eerder dan jij Tú hermano es más pesado que el mío. Jouw broer is vervelender dan die van mij.

De stellende trap (=net zo… als) TAN + bijv nw + COMO Mi vestido es tan bonito como tu vestido

Juego peor al fútbol que Iniesta. Een aantal bijvoeglijke naamwoorden zijn onregelmatig in de VERGROTENDE TRAP Voorbeelden: Yo soy peor en matemáticas que tú. (EN NIET: Yo soy más peor en matemáticas que tú). Juego peor al fútbol que Iniesta. Bijv nw vergelijking vertaling Bueno/a mejor goed – beter Malo/a Peor Slecht - slechter

POR PARA Oorzaak/reden (vanwege) Mi hermano me ha regalado un dvd por mi cumple. Vanwege mijn verjaardag heeft mijn broer me een dvd cadeau gedaan. Voor een ontvanger Tengo un regalo para ti. Ik heb een cadeau voor jou. Bij dagdelen Por la mañana tengo clase de español. ‘s Ochtends heb ik Spaanse les. Mening Para mi hermana el inglés es difícil. Mijn zus vindt Engels moeilijk. Prijs of ruil Puedes comprar el cd por 10 euros en internet. Voor 10 euro kun je de cd op internet kopen. Doel (om te + heel ww) Quedamos para tomar algo? Spreken we af om iets te gaan drinken?

1. La carta es. Carlos. 2. Puedes comprar esta falda 1. La carta es ..................... Carlos. 2. Puedes comprar esta falda .................... 30 euros en mi tienda favorita. 3. .................los americanos el holandés es difícil. 4. ....... la noche tengo clases de baile. 5. Voy a tu casa ...... ayudarte (om je te helpen). 6. He cambiado mis euros ....... dólares. 7. Mi amigo está enfermo, ..... eso no puede salir con nosotros. 8. El sábado ..... la mañana vamos de compras.

BRON G – UNIDAD 6 Tener (hebben) Venir (komen) Decir (zeggen) Seguir (volgen) Presente (ott) Tengo Tienes Tiene Tenemos Tenéis Tienen Vengo Vienes Viene Venimos Venís Vienen Digo Dices Dice Decimos Decís Dicen Sigo Sigues Sigue Seguimos Seguís Siguen Presente Perfecto (vtt) He tenido Has tenido … He venido Has venido He dicho Has dicho He seguido Has seguido Gerundio (iets is bezig) Teniendo Viniendo Diciendo Siguiendo

BRON I – UNIDAD 6 Om uit te drukken dat je iets leuk vindt/wat je van iets vindt gebruik je bijvoorbeeld het werkwoord GUSTAR, ENCANTAR, PARECER, INTERESAR, etc. (blz. 63). Deze werkwoorden vervoeg je net zo als GUSTAR. Me gustan las vacaciones Me gusta la salsa

NIET VERPLICHT VERPLICHT Gusta/gustan Wie of wat iemand leuk vindt A mí me gusta el flamenco. Victoria. bailar. A ti te A él, ella, usted, a Luis le A nosotros/nosotros nos gustan bailar y hacer fotos. los bailes típicos. el flamenco y la salsa. Victoria y Marcos. A vosotros/vosotras os A ellos/a ellas/a ustedes/a Laura y a Luis/a mis hermanos les

No me gustan las matemáticas. A mí tampoco (Ik ook niet) Me encanta el castellano A mí también (Ik ook) No me gusta el holandés A mí sí (Ik wel)

26, 27b,c, 28a,b,c Proeftoetsen maken