uit Gruwelijke rijmen – van Roald Dahl

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
De schaduw van Jan Harrie Geelen Querido.
Advertisements

Kleine engelen Foto’s, tekst en geluid!.
Wie heeft de stickers van de juf gepakt?
Cursus1 thema gevoelens. Verhaal:
Mondeling Nederlands nieuw cursus 2 thema werk en vrije tijd.
Een ontroerend verhaal met een sterke boodschap !!!
De regen Celine Dion ‘Prayer’.
Opkomen voor jezelf.
Het kleine meisje op dit plaatje is natuurlijk Roodkapje
“Een reis naar Licht”.
Verrassing!!.
De Slippertjes.
Vraag het maar als je jarig bent
Lees tot het einde ... (denk dan na en kies optie 1)
Powerpoint gemaakt door
De beloning van de dwerg
GOED OF FOUT - QUIZ.
Om bij stil te staan KLIKKEN OM DOOR TE GAAN.
De krokodil.
De sok van Lientje.
Agentmevrouw 1 Agentmevrouw Hoe zit dat nou? Waarom kijk jij zo kwaad?
Het sprookje Roodkapje.
Ik voel me zo alleen !.
Meneertje Blij en Somber
Kikker en het vogeltje Max Velthuijs.
Les 11 Wacht even, straks... Bewerkt door Annelyn, Astrid en Inez
De ooievaar als dokter Niveau 6 Bewerkt door: Jan, Inte en Yannick
muizemuis was zo alleen dat hij op weg ging om ‘n vriendje te zoeken.
Verhaal 1“Hallo ik ben nieuwe juf”
Ik hou er niet van om op dergelijke momenten te praten
Jezus roept de leerlingen
Kikker en de stoelendans!
door groep 1-2 a basisschool De Bukehof
Pasen 2015 Groep 5, 6, 7 en 8 ‘t Bolwerk.
DE SPIEGEL.
Marleen loopt met de tijd mee Tekeningen en tekst: Dick de Jong.
Help!!!Er zit een monster onder mijn bed!!!
Werkwoorden in de v.t. Reeks 1.
Welkom Voorganger: Ds. F. Westermann Ouderling van dienst: K. Muis Muziek: Huisband Schriftlezing: Mattheus 26: 69 t/m 75.
De robot en de uitvinder! Geschreven door de kinderen van groep 3 en 4a!
Ik ben 10 jaar Ja ik ga vandaag voor het eerst naar de heksen school. Het is ver lopen maar later kan ik vliegen en hoef ik niet meer te lopen. En later.
HAAR Juf staat voor de klas en schrijft wat op het bord. Jantje roept:
Hoeveel hou je van haar... ? Als je een vrouw bent, ben ik zeker dat dit je zal interesseren... En ben je een man, dan ken je zeker een vrouw die echt.
Schilderijen Hoi! Ik ben Schattebout. Ik ga schilderijen laten zien.
Uitleg bij de vragenlijst Veiligheidsbeleving
Een ontroerend verhaal met een sterke boodschap !!!
‘Tot morgen. ’ roept de juf
Dat doet hij normaal nooit!
DE POSTBODE.
Arembergschool Hallo Wereld groep 1 en 2b
Werkwoordspelling. Werkwoordspelling Tegenwoordige tijd Als de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd staat, kun je kiezen uit drie vormen: 1 = ik-vorm.
Springen Marco houdt van stoere dingen.
Matteüs 9:9-13 Jezus zag een man bij een kantoortje zitten.
Jezus ging naar de woestijn. Hij was daar 40 dagen en 40 nachten,
Reddingsboeien Opdracht: Speel drie op een rij, op de grond!
Nee Zeggen!.
De schaduw van Jan Harrie Geelen Querido.
Grammatica zinsdelen Redekundig ontleden.
De deur vliegt open. Poes Muis rent naar binnen. Ze huilt
Het is winter. In het park bij het bos is het koud.
Gemaakt en ingesproken door Carolien Martens – November 2008
Jij bent niet anders maar bijzonder!
Blijf bij mij Jolink.
Uitleg bij de vragenlijst ZIEN. Leerling 5-8 Leer- en leefklimaat ZIEN
Jezus zit met zijn leerlingen te eten
Blijf bij mij Jolink.
“Papa zullen we een hol bouwen? ; vraagt Emma. “Het spijt me lieverd, maar ik heb geen tijd. Ik moet dit vanmiddag af hebben”; zegt papa.
Gemaakt en ingesproken door Carolien Martens – November 2008
De 3 keuzes .. De 3 keuzes . A presentation by song by Sarah Mclachlan.
De 3 keuzes .. De 3 keuzes . A presentation by song by Sarah Mclachlan.
Transcript van de presentatie:

uit Gruwelijke rijmen – van Roald Dahl Roodkapje en de wolf uit Gruwelijke rijmen – van Roald Dahl Door een technisch foutje zijn enkele werkwoorden weg gevallen. Kan jij ze terug aan de tekst toevoegen? Als je het even niet weet kan de help knop je de weg wijzen… Veel succes! Help START

Op één der eerste lentedagen _____wolf de honger knagen, voelen voelde voelt Help

Op één der eerste lentedagen voelde wolf de honger knagen, dus _____ hij bij grootmoe aan. klopt klopde klopte Help

Die ____ open, zag hem staan Op één der eerste lentedagen voelde wolf de honger knagen, dus klopte hij bij grootmoe aan. Die ____ open, zag hem staan deed doet doen Help

Hij _____ grijnzend: “Goedendag” Op één der eerste lentedagen voelde wolf de honger knagen, dus klopte hij bij grootmoe aan. Die deed open, zag hem staan met scherpe tanden, valse lach. Hij _____ grijnzend: “Goedendag” gromde gromt gromte Help

Hij gromde grijnzend: “Goedendag” De arme grootmoe _____ zich naar: Op één der eerste lentedagen voelde wolf de honger knagen, dus klopte hij bij grootmoe aan. Die deed open, zag hem staan met scherpe tanden, valse lach. Hij gromde grijnzend: “Goedendag” De arme grootmoe _____ zich naar: schrikt schrok schrikte Help

Ze ______ de spijker op de kop, Op één der eerste lentedagen voelde wolf de honger knagen, dus klopte hij bij grootmoe aan. Die deed open, zag hem staan met scherpe tanden, valse lach. Hij gromde grijnzend: “Goedendag” De arme grootmoe schrok zich naar: Straks eet hij me op, met huid en haar. Ze ______ de spijker op de kop, slaat slaagde sloeg Help

Ze sloeg de spijker op de kop, want hij _____ haar in één hap op. Op één der eerste lentedagen voelde wolf de honger knagen, dus klopte hij bij grootmoe aan. Die deed open, zag hem staan met scherpe tanden, valse lach. Hij gromde grijnzend: “Goedendag” De arme grootmoe schrok zich naar: Straks eet hij me op, met huid en haar. Ze sloeg de spijker op de kop, want hij _____ haar in één hap op. vrat vreet vreette Help

Ze sloeg de spijker op de kop, want hij vrat haar in één hap op. Op één der eerste lentedagen voelde wolf de honger knagen, dus klopte hij bij grootmoe aan. Die deed open, zag hem staan met scherpe tanden, valse lach. Hij gromde grijnzend: “Goedendag” De arme grootmoe schrok zich naar: Straks eet hij me op, met huid en haar. Ze sloeg de spijker op de kop, want hij vrat haar in één hap op. Hetgeen de wolf maar slecht ______. bevalt bevalde beviel Help

Ze sloeg de spijker op de kop, want hij vrat haar in één hap op. Op één der eerste lentedagen voelde wolf de honger knagen, dus klopte hij bij grootmoe aan. Die deed open, zag hem staan met scherpe tanden, valse lach. Hij gromde grijnzend: “Goedendag” De arme grootmoe schrok zich naar: Straks eet hij me op, met huid en haar. Ze sloeg de spijker op de kop, want hij vrat haar in één hap op. Hetgeen de wolf maar slecht beviel. “Ze is te weinig”, klaagde hij. “dat is toch geen heel maal voor mij.” “Na zo een schril scharminkel moet je, als wolf minstens nog een toetje.” Terwijl hij heel boosaardig _______, lachte lachtte lacht Help

Ze sloeg de spijker op de kop, want hij vrat haar in één hap op. Op één der eerste lentedagen voelde wolf de honger knagen, dus klopte hij bij grootmoe aan. Die deed open, zag hem staan met scherpe tanden, valse lach. Hij gromde grijnzend: “Goedendag” De arme grootmoe schrok zich naar: Straks eet hij me op, met huid en haar. Ze sloeg de spijker op de kop, want hij vrat haar in één hap op. Hetgeen de wolf maar slecht beviel. “Ze is te weinig”, klaagde hij. “dat is toch geen heel maal voor mij.” “Na zo een schril scharminkel moet je, als wolf minstens nog een toetje.” Terwijl hij heel boosaardig lachte, zei hij: “Ik denk dat ik zal ________ wacht wachten wachte Help

Ze sloeg de spijker op de kop, want hij vrat haar in één hap op. Op één der eerste lentedagen voelde wolf de honger knagen, dus klopte hij bij grootmoe aan. Die deed open, zag hem staan met scherpe tanden, valse lach. Hij gromde grijnzend: “Goedendag” De arme grootmoe schrok zich naar: Straks eet hij me op, met huid en haar. Ze sloeg de spijker op de kop, want hij vrat haar in één hap op. Hetgeen de wolf maar slecht beviel. “Ze is te weinig”, klaagde hij. “dat is toch geen heel maal voor mij.” “Na zo een schril scharminkel moet je, als wolf minstens nog een toetje.” Terwijl hij heel boosaardig lachte, zei hij: “Ik denk dat ik zal wachten, tot Roodkapje, ‘t mals jong ding, ________ van haar wandeling.” terugkwam terugkomt terugkom Help

Grootmoe’s kleren, moet je weten, die had hij natuurlijk niet __________, gegeten opgegeten opgeëet Help

Grootmoe’s kleren, moet je weten, die had hij natuurlijk niet opgegeten, heeft hij opgeraarpt en____________, aangetrekt aangetrokken aangetrekken Help

Hij _______ en krulde zelfs zijn haar. Grootmoe’s kleren, moet je weten, die had hij natuurlijk niet opgegeten, heeft hij opgeraarpt en aangetrokken, haar jas, haar muts en ook haar sokken. Hij _______ en krulde zelfs zijn haar. kamde kamt kamte Help

Grootmoe’s kleren, moet je weten, die had hij natuurlijk niet opgegeten, heeft hij opgeraarpt en aangetrokken, haar jas, haar muts en ook haar sokken. Hij kamde en krulde zelfs zijn haar. In grootmoe’s stoel ____ wolf toen klaar. zit zitten zat Help

Grootmoe’s kleren, moet je weten, die had hij natuurlijk niet opgegeten, heeft hij opgeraarpt en aangetrokken, haar jas, haar muts en ook haar sokken. Hij kamde en krulde zelfs zijn haar. In grootmoe’s stoel zat wolf toen klaar. Het kleine meisje _____ al gauw kwam komt komde Help

Grootmoe’s kleren, moet je weten, die had hij natuurlijk niet opgegeten, heeft hij opgeraarpt en aangetrokken, haar jas, haar muts en ook haar sokken. Hij kamde en krulde zelfs zijn haar. In grootmoe’s stoel zat wolf toen klaar. Het kleine meisje kwam al gauw en ______ aan wolf traditiegetrouw vraagt vraagde vroeg Help

“Dan ____ ik je beter horen.” Grootmoe’s kleren, moet je weten, die had hij natuurlijk niet opgegeten, heeft hij opgeraarpt en aangetrokken, haar jas, haar muts en ook haar sokken. Hij kamde en krulde zelfs zijn haar. In grootmoe’s stoel zat wolf toen klaar. Het kleine meisje kwam al gauw en vroeg aan wolf traditiegetrouw “O grootmoe, wat heb je ‘n grote oren.” “Dan ____ ik je beter horen.” kan kun kon Help

“Dan kan ik je beter horen.” “Wat ‘n grote ogen!” _____ ze zoet. Zegt Grootmoe’s kleren, moet je weten, die had hij natuurlijk niet opgegeten, heeft hij opgeraarpt en aangetrokken, haar jas, haar muts en ook haar sokken. Hij kamde en krulde zelfs zijn haar. In grootmoe’s stoel zat wolf toen klaar. Het kleine meisje kwam al gauw en vroeg aan wolf traditiegetrouw “O grootmoe, wat heb je ‘n grote oren.” “Dan kan ik je beter horen.” “Wat ‘n grote ogen!” _____ ze zoet. Zegt Zei Zegde Help

“Dan kan ik je beter horen.” “Wat ‘n grote ogen!” Zei ze zoet. Grootmoe’s kleren, moet je weten, die had hij natuurlijk niet opgegeten, heeft hij opgeraarpt en aangetrokken, haar jas, haar muts en ook haar sokken. Hij kamde en krulde zelfs zijn haar. In grootmoe’s stoel zat wolf toen klaar. Het kleine meisje kwam al gauw en vroeg aan wolf traditiegetrouw “O grootmoe, wat heb je ‘n grote oren.” “Dan kan ik je beter horen.” “Wat ‘n grote ogen!” Zei ze zoet. “Dan kan ik beter zien wat je doet”, zei wolf terwijl hij naar haar _______, staarte staardde staarde Help

“Dan kan ik je beter horen.” “Wat ‘n grote ogen!” Zei ze zoet. Grootmoe’s kleren, moet je weten, die had hij natuurlijk niet opgegeten, heeft hij opgeraarpt en aangetrokken, haar jas, haar muts en ook haar sokken. Hij kamde en krulde zelfs zijn haar. In grootmoe’s stoel zat wolf toen klaar. Het kleine meisje kwam al gauw en vroeg aan wolf traditiegetrouw “O grootmoe, wat heb je ‘n grote oren.” “Dan kan ik je beter horen.” “Wat ‘n grote ogen!” Zei ze zoet. “Dan kan ik beter zien wat je doet”, zei wolf terwijl hij naar haar staarde, en watertandde en likkebaardde. Na dat karkas vol bot en haar, _____ hij, smaakt zij als kaviaar. dacht dachtte denkte Help

Maar Roodkapje __________ en zei: knipoogte knipoogde knipoogt Help

Maar Roodkapje knipoogde en zei: “O wat een mooie bontjas heb jij Maar Roodkapje knipoogde en zei: “O wat een mooie bontjas heb jij!” “Fout!” _____ wolf haar nijdig toe. Roepte Riep Riepte Help

“Wat heb je grote tanden, grootmoe, dàt moet je _______, ezelskop! Maar Roodkapje knipoogde en zei: “O wat een mooie bontjas heb jij!” “Fout!” Riep wolf haar nijdig toe. “Wat heb je grote tanden, grootmoe, dàt moet je _______, ezelskop! zeggen zegde zei Help

Maar Roodkapje knipoogde en zei: “O wat een mooie bontjas heb jij Maar Roodkapje knipoogde en zei: “O wat een mooie bontjas heb jij!” “Fout!” Riep wolf haar nijdig toe. “Wat heb je grote tanden, grootmoe, dàt moet je zeggen, ezelskop! Nou ja, dan ____ ik je zo wel op.” at eten eet Help

‘t Kind _____ en trekt in een wipje Maar Roodkapje knipoogde en zei: “O wat een mooie bontjas heb jij!” “Fout!” Riep wolf haar nijdig toe. “Wat heb je grote tanden, grootmoe, dàt moet je zeggen, ezelskop! Nou ja, dan eet ik je zo wel op.” ‘t Kind _____ en trekt in een wipje lach lacht lachen Help

‘t Kind lacht en trekt in een wipje een revolver uit haar slipje. Maar Roodkapje knipoogde en zei: “O wat een mooie bontjas heb jij!” “Fout!” Riep wolf haar nijdig toe. “Wat heb je grote tanden, grootmoe, dàt moet je zeggen, ezelskop! Nou ja, dan eet ik je zo wel op.” ‘t Kind lacht en trekt in een wipje een revolver uit haar slipje. Ze _____ hem op het grote beest richt richtte richten Help

‘t Kind lacht en trekt in een wipje een revolver uit haar slipje. Maar Roodkapje knipoogde en zei: “O wat een mooie bontjas heb jij!” “Fout!” Riep wolf haar nijdig toe. “Wat heb je grote tanden, grootmoe, dàt moet je zeggen, ezelskop! Nou ja, dan eet ik je zo wel op.” ‘t Kind lacht en trekt in een wipje een revolver uit haar slipje. Ze richt hem op het grote beest en BENG, BENG… die is er geweest! Een week of wat later, ik ____ ‘t nog goed, wist weet weten Help

‘t Kind lacht en trekt in een wipje een revolver uit haar slipje. Maar Roodkapje knipoogde en zei: “O wat een mooie bontjas heb jij!” “Fout!” Riep wolf haar nijdig toe. “Wat heb je grote tanden, grootmoe, dàt moet je zeggen, ezelskop! Nou ja, dan eet ik je zo wel op.” ‘t Kind lacht en trekt in een wipje een revolver uit haar slipje. Ze richt hem op het grote beest en BENG, BENG… die is er geweest! Een week of wat later, ik weet‘t nog goed, _____ ik in het bos Roodkapje ontmoet. Hebben Had Heb Help

‘t Kind lacht en trekt in een wipje een revolver uit haar slipje. Maar Roodkapje knipoogde en zei: “O wat een mooie bontjas heb jij!” “Fout!” Riep wolf haar nijdig toe. “Wat heb je grote tanden, grootmoe, dàt moet je zeggen, ezelskop! Nou ja, dan eet ik je zo wel op.” ‘t Kind lacht en trekt in een wipje een revolver uit haar slipje. Ze richt hem op het grote beest en BENG, BENG… die is er geweest! Een week of wat later, ik weet‘t nog goed, Heb ik in het bos Roodkapje ontmoet. Ik ______ haar bijna niet, dat snap je herkende herkente herkennen Help

‘t Kind lacht en trekt in een wipje een revolver uit haar slipje. Maar Roodkapje knipoogde en zei: “O wat een mooie bontjas heb jij!” “Fout!” Riep wolf haar nijdig toe. “Wat heb je grote tanden, grootmoe, dàt moet je zeggen, ezelskop! Nou ja, dan eet ik je zo wel op.” ‘t Kind lacht en trekt in een wipje een revolver uit haar slipje. Ze richt hem op het grote beest en BENG, BENG… die is er geweest! Een week of wat later, ik weet‘t nog goed, Heb ik in het bos Roodkapje ontmoet. Ik herkende haar bijna niet, dat snap je zo zonder cape en zonder rood kapje. “Hallo,” ______ ze vrolijk, “zie je wel Roepte Roepen Riep Help

‘t Kind lacht en trekt in een wipje een revolver uit haar slipje. Maar Roodkapje knipoogde en zei: “O wat een mooie bontjas heb jij!” “Fout!” Riep wolf haar nijdig toe. “Wat heb je grote tanden, grootmoe, dàt moet je zeggen, ezelskop! Nou ja, dan eet ik je zo wel op.” ‘t Kind lacht en trekt in een wipje een revolver uit haar slipje. Ze richt hem op het grote beest en BENG, BENG… die is er geweest! Een week of wat later, ik weet‘t nog goed, Heb ik in het bos Roodkapje ontmoet. Ik herkende haar bijna niet, dat snap je zo zonder cape en zonder rood kapje. “Hallo,” Riep ze vrolijk, “zie je wel mijn prachtige bontjas van wolvenvel!” sluiten

Is het een persoonsvorm? Nee verlegen/luisteren Ja Tegenwoordige tijd Verleden tijd Terug Hoor je t? Klankverandering? Nee Nee Vervoeg gewoon Hoor je de(n)? vervang door spelen Hoor je te(n)? vervang door werken Ja Vervang door werken werk werkt Ja Pas de klankverandering toe

Jammer, dit antwoord is niet juist. Begrijp je je fout niet, kijk dan zeker even op de help pagina! Terug