Aujourd’hui nous sommes lundi le 24 octobre 2016 Vorige les Voyages unité 5 p. 37/38 Verbe prendre Livre: Pirates Devoirs (huiswerk) Vorige les Voyages unité 5 p. 37/38 Verbe prendre Livre: Pirates Devoirs (huiswerk) Quel jour sommes- nous aujourd’hui ? Les 4 Franse Les

Quel jour sommes-nous?

MededelingMededeling Leesboekje € 8,00

Vorige les + devoirs (huiswerk) Qu’est-ce que.. a fait ? Herhaling ‘les nombres’ TPRS verhaal Qu’est-ce que.. a fait ? Herhaling ‘les nombres’ TPRS verhaal Exercices t/m 6 - werkboek De powerpoint doorlopen. Stukje schrijven over je vakantie mbv zinnen uit voorbeeld. Samenvatting van verhaal mbv structuren. Exercices t/m 6 - werkboek De powerpoint doorlopen. Stukje schrijven over je vakantie mbv zinnen uit voorbeeld. Samenvatting van verhaal mbv structuren. à l'épicerie

Et vous? Qu’est-ce que vous avez fait? Présentez vos vacances: nous sommes allés / je suis allé(e) en + land/streek j’ai vu / nous avons vu un/une/des nous avons visité / j’ai visité un/une/des/le/la/les nous avons été à (+ plaats) il y avait (er was) un/une/des c’était (het was) fantastique/horrible/fatiguant/merveilleux etc. Présentez vos vacances: nous sommes allés / je suis allé(e) en + land/streek j’ai vu / nous avons vu un/une/des nous avons visité / j’ai visité un/une/des/le/la/les nous avons été à (+ plaats) il y avait (er was) un/une/des c’était (het was) fantastique/horrible/fatiguant/merveilleux etc. à pied, en voiture, à vélo, en train, en bus, en avion, à moto, en bateau, en ca

Hélène voulait un perroquet Verleden tijdTegenwoordige tijdVertaling Il y avait une fille/un garçon Il y a une fille /un garçon er was/is een meisje/een jongen elle étaitelle est zij was/is elle avaitella a zij had/heeft

Hélène voulait un perroquet. Verleden tijdTegenwoordige tijdVertaling elle voulaitelle veut zij wilde / zij wil elle est allée chezzij is naar … gegaan zij gaat naar … elle avait besoin deelle a besoin de zij had nodige/heeft nodig elle est partie deelle part de zij is vertrokken uit / vertrekt uit elle a cherchéelle cherche zij zocht / zoekt elle a achetéelle achète zij kocht/koopt

Hélène voulait un perroquet. Volleybal vertalen 1.Met z’n tweeën. 2.Iedereen krijgt een nummer. 3.De oneven nummers schuiven een plaats op, na een teken van de docent. 4.Cursist 1.) leest een zin in Frans. Cursist 2.) vertaalt de zin. Dan leest Cursist 2 een zin in voor Frans en Cursist 1.) vertaalt de zin. 5.Na 2/3 minuten – tournez - oneven getallen schuiven een plaats op. 6.Ze vertellen elkaar waar ze gebleven waren. 7.Ze gaan weer verder met degene die het minst ver is. 8.We gaan door totdat de langzaamste in ieder geval alles 1x heeft gelezen.

Correctie verhaal cursisten. 1.Bekijk elkaars verhaal en overleg als je denkt dat iets niet klopt. Vergelijk de zinnen met de “histoires courtes’ en met de structuurzinnen. 1.Als je het niet eens kunt worden roep dan de docent erbij. Die spreekt een onpartijdig vonnis uit.

Mme MartelBonjour monsieur Perrier, MarchandBonjour madame Martel, vous désirez? Mme MartelDonnez-moi des oranges s’il vous plaît. MarchandUn kilo, deux kilos ? Mme Martel Non, un kilo, ça suffit. Je voudrais aussi une boÎte de sardines, un litre de lait, un kilo de farine, et un paquet de spaghettis. MarchandQuelle marque vous préférez ? Mme MartelLecoq, si vous avez. MarchandVoilà, et avec ça ? Mme MartelCombien coûtent les fraises ? Marchand4 euro la barquette de 250 grammes, elles sont chères, mais elles sont délicieuses ! Mme MartelBon, donnez-moi une petite barquette juste pour le plaisir. MarchandÇa sera tout ? Mme MartelOui, c’est combien ? Marchand21 euros 65. Mme MartelOh là là, je suis désolée, j’ai oublié mon porte-monnaie ! MarchandCe n’est pas grave madame Martel, vous paierez la prochaine fois. Mme MartelAh vous êtes bien gentil. À demain. MarchandBonne journée

Werkwoorden oefenen met VERBUGA Werkwoorden oefenen met VERBUGA parl(er)êtreavoirfaireallerprendre esuisaifaisvaisprend s JE / J’ es asfaisvasprend s TU eestafaitvaprend IL /ELLE/ON onssommesavonsfaisonsallonsprenons NOUS ezêtesavezfaitesallezprenez VOUS entsontontfontvontpren nent ILS/ELLES

P. 38 – (46) nieuw oef. 5 (4d) À deux (in tweetallen) Lees de dialoog en vervang daarbij de producten en de prijzen. oef. 5 (4d) À deux (in tweetallen) Lees de dialoog en vervang daarbij de producten en de prijzen.

P. 39 = (47) nieuw oef. 6a (5b) Complétez le tableau Het delend lidwoord (du, de l’, de la) is een bijzonder verschijnsel in het Frans. Het wordt gebruikt om onbepaalde hoeveelheden aan te geven. Vul het schema aan. oef. 6a (5b) Complétez le tableau Het delend lidwoord (du, de l’, de la) is een bijzonder verschijnsel in het Frans. Het wordt gebruikt om onbepaalde hoeveelheden aan te geven. Vul het schema aan. onbepaalde hoeveelheden on prend …......farine …......huile …......lait des oeufs ontkenning bij onbepaalde hoeveelheden il n’y a pas il n’y a plus de camembert de crème fraîche d’huile de kiwis

Delend lidwoord Hoofdstuk 3a p. 24 (31) PAS DE (padde) il y un parc il n’y a pas de parc Hoofdstuk 3a p. 24 (31) PAS DE (padde) il y un parc il n’y a pas de parc Hoofdstuk 5a p. 37 (45) un kilo de / une bouteille de beaucoup de / combien de Hoofdstuk 5a p. 37 (45) un kilo de / une bouteille de beaucoup de / combien de

Delend lidwoord Extra oefeningen: 1.L’article partitifL’article partitif Extra oefeningen: 1.L’article partitifL’article partitif de + le= du de + la= de la de + l’= de l’ de +les= des Wanneer wel? 1.Als er geen lidwoord in het Nederlands staat. (Ik eet vlees.) 2.Als het om een onbepaalde hoeveelheid gaat (Ik eet vlees.) Wanneer wel? 1.Als er geen lidwoord in het Nederlands staat. (Ik eet vlees.) 2.Als het om een onbepaalde hoeveelheid gaat (Ik eet vlees.) Wanneer niet? 1.Na een ontkenningpas…de 2.Na een hoeveelheid1 kg. de 3.Na ‘aimer/détesterj’aime le Wanneer niet? 1.Na een ontkenningpas…de 2.Na een hoeveelheid1 kg. de 3.Na ‘aimer/détesterj’aime le

P. 39 = (47) nieuw oef. 6b (5c) Un drôle de cuisinier. Vul de zinnen in. Verbeter ze daarna als dat nodig is. oef. 6b (5c) Un drôle de cuisinier. Vul de zinnen in. Verbeter ze daarna als dat nodig is. 1.Dans la salade de fruits, il y a … bananes, mayonnaise et citron. 2.Pour faire crèpes, on prend farine, oeufs et confiture. 3.Dans la ratatouille, il y a tomates, aubergines, carottes. 4.Pour faire une bouillabaisse, on prend poisson, huile et jambon. 5.Dans la mousse au chocolat, il y a beurre, cognac, sucre et.....oeufs. 1.Dans la salade de fruits, il y a … bananes, mayonnaise et citron. 2.Pour faire crèpes, on prend farine, oeufs et confiture. 3.Dans la ratatouille, il y a tomates, aubergines, carottes. 4.Pour faire une bouillabaisse, on prend poisson, huile et jambon. 5.Dans la mousse au chocolat, il y a beurre, cognac, sucre et.....oeufs. Correction: Dans la salade de fruits, il n’y a pas de mayonnaise.

Pirates français des Caraïbes Wikipedia

abandonne à bord action adore agressive arrogant attaquent attractif/ve aventures café capitaine Caraïbes célèbre charmant commande contents continuer contrôlent copient Cuba documents en est excellent existent expérience famille fameux fantastique fiancé flotte Hispaniola idée importent importante intelligent île la Jamaïque La Havane liquide magique message minéral moment navigateur navigation non normal nota objets officiel opinion organisent Panama particulier, en passent personnes pirate potion précieux préparent problèmes respectent responsable richesses romantique routes rumeurs secrète Séville système suffisent talentueux territoires terreur transporter transport le Venezuela Veracruz victorieux victoires violent voyage Cognaten

FransNederlandsEngels/Spaans la mer le marin la marée maritime fruits de mer mal de mer marinade marine marinier maritiem marine mermaid marina le navire navigation naufrage nautique nautischnautical embarquer embarquement bark barca Pirates français des Caraïbes

FrançoisAntoine Medina Pirates français des Caraïbes

Devoirs Exercices 6 t/m 8 werkboek Lezen chapitre 1 – Pirates Beschrijf de twee hoofdpersonen in het Frans. (François en Antoine) – Let op de verschillen/overeenkomsten Exercices 6 t/m 8 werkboek Lezen chapitre 1 – Pirates Beschrijf de twee hoofdpersonen in het Frans. (François en Antoine) – Let op de verschillen/overeenkomsten à l’épicerie