Eindtoets taal Oefenreeks 3
Gebruikte symbolen Ga naar mijn volgende dia Ga naar mijn voorgaande dia Ik wil nog even mijn informatie raadplegen
Keuzemogelijkheid Wil je nog graag even de informatie doornemen ? Klik op onderstaande knop Maak je graag onmiddellijk de oefeningen ? Klik op onderstaande knop
Lees eerst hoe Zip is. Schrijf dan het tegenovergestelde. Zip is braaf.Zip is stout. Zip is dom.Zip is slim. Zijn haar is kort.Zijn haar is lang. Zip heeft het koud.Zip heeft het warm. Zip praat.Zip zwijgt.
Kies uit : in – op – tegen – tussen – achter – onder – naast - voor De hoorn ligt op de telefoon. De mat ligt voor de deur. Het boek staat in het rek. De koekjes liggen naast het blik. De kat ligt onder de tafel.
Lees eerst hoe Zip is. Schrijf dan het tegenovergestelde. Zip is braaf.Zip is stout. Zip is dom.Zip is slim. Zijn haar is kort.Zijn haar is lang. Zip heeft het koud.Zip heeft het warm. Zip praat.Zip zwijgt.
Kies uit : in – op – tegen – tussen – achter – onder – naast - voor De hoorn ligt op de telefoon. De mat ligt voor de deur. Het boek staat in het rek. De koekjes liggen naast het blik. De kat ligt onder de tafel.
Lees eerst hoe Zip is. Schrijf dan het tegenovergestelde. Zip is braaf.Zip is ____________. warmstoutzwijgtlangslim
Lees eerst hoe Zip is. Schrijf dan het tegenovergestelde. Zip is dom.Zip is _____________. warmstoutzwijgtlangslim
Lees eerst hoe Zip is. Schrijf dan het tegenovergestelde. Zijn haar is kort.Zijn haar is ________. warmstoutzwijgtlangslim
Lees eerst hoe Zip is. Schrijf dan het tegenovergestelde. Zip heeft het koud.Zip heeft het _______. warmstoutzwijgtlangslim
Lees eerst hoe Zip is. Schrijf dan het tegenovergestelde. Zip praat.Zip __________. warmstoutzwijgtlangslim
Kies uit : in – op – tegen – tussen – achter – onder – naast - voor De hoorn ligt _________ de telefoon. inoptegentussenachterondernaastvoor
Kies uit : in – op – tegen – tussen – achter – onder – naast - voor De mat ligt ___________ de deur. inoptegentussenachterondernaastvoor
Kies uit : in – op – tegen – tussen – achter – onder – naast - voor Het boek staat _________ het rek. inoptegentussenachterondernaastvoor
Kies uit : in – op – tegen – tussen – achter – onder – naast - voor De koekjes liggen ___________ het blik. inoptegentussenachterondernaastvoor
Kies uit : in – op – tegen – tussen – achter – onder – naast - voor De kat ligt __________ de tafel. inoptegentussenachterondernaastvoor
Super !