De passé composé Nederlands: voltooid tegenwoordige tijd bijvoorbeeld Ik heb een film gekeken. Hij is naar school gegaan. vorm hulpwerkwoord + voltooid deelwoord
Hulpwerkwoord Een vorm van être OF avoir in de présent Hulpwerkwoord Een vorm van être OF avoir in de présent. Vuistregel Wordt het werkwoord in het Nederlands vervoegd met ‘hebben’, dan gebruik je avoir. vervoegd met ‘zijn’, dan gebruik je être.
voorbeelden Ik heb een film gekeken. J’ai regardé un film voorbeelden Ik heb een film gekeken. J’ai regardé un film. Hij is naar school gegaan. Il est allé à l’école.
Uitzondering! Als je être in de passé composé zet, gebruik je het hulpwerkwoord avoir. Dus Ik ben geweest. Je suis été. J’ai été.
voltooid deelwoord Dit is voor iedere vorm gelijk, behalve wanneer het hulpwerkwoord être is. hulpwerkwoord is avoir Neem het hele werkwoord. regarder Haal -er ervan af. regard Plak de uitgang –é er achter. regardé voorbeeld Ik heb gekeken. J’ai regardé.
Neem het hele werkwoord. aller Haal -er ervan af. all hulpwerkwoord is être Neem het hele werkwoord. aller Haal -er ervan af. all Kijk in het schema welke uitgang je krijgt. onderwerp Uitgang voorbeeld mannelijk enkelvoud é il est allé vrouwelijk enkelvoud ée elle est allée mannelijk meervoud és ils sont allés vrouwelijk meervoud ées elles sont allées
onregelmatige werkwoorden hulp-werkwoord voltooid deelwoord voorbeeld vertaling être avoir été j’ai été ik ben geweest eu il a eu hij heeft gehad faire fait nous avons fait wij hebben gemaakt prendre pris ils ont pris zij hebben genomen