InspirerenIntermediërenOrganiserenVerbeeldenAfstemmenStructurerenOnderbouwenBorgenBeleggen Informatiemanagement Architectuur Governance
Informatiemanagement Inspireren : kan het belang van informatie vormgeven vanuit zingeving en betekenis in een sociaal-organisatorische context; Intermediëren : kan een afstemmings- en regierol vervullen om het belang van de informatievoorziening te borgen binnen de organisatie door te communiceren en te informeren; Organiseren : kan een sturende en regisserende rol vervullen in de realisatie van de informatievoorziening zoals die vanuit de besturingsprincipes (governance) gelden. Architectuur Verbeelden : vertaalt de zingeving van organisaties naar een visie op de vormgeving van organisatie, processen en informatievoorziening Afstemmen : vertaalt inhoudelijke kennis, ideeën en meningen van individuen naar gemeenschappelijke uitgangspunten, structuren en plannen Structureren : brengt complexe informatie op verschillende abstractieniveau’s terug tot de essentiële structuur Governance Onderbouwen : kan keuzes m.b.t. invulling van project/asset/diensten-portfolio’s kwantitatief en/of kwalitatief onderbouwen uitgaande van systematische en zoveel mogelijk volledige inventarisatie van projecten, assets en/of diensten; Borgen : kan de IT-organisatie zodanig inrichten dat compliance met wet- en regelgeving en verantwoordelijkheid voor efficiënte en effectieve inzet van IT-middelen geborgd is; Beleggen : kan het proces faciliteren waarmee beslissingsbevoegdheden op het gebied van informatievoorziening binnen de organisatie wordt belegd.
Informatiemanagement Kennis en inzicht I1. Betekenisgevingsvraagstukken onderkennen en benoemen, gericht op het bereiken van overeenstemming binnen de organisatie en in de relatie met de omgeving. I2. Het belang en de betekenis van de informatievoorziening binnen de organisatie interpreteren en vertalen naar inrichtingsuitgangspunten. I3. De inrichtingsprincipes die relevant zijn in de actuele organisatorische context herkennen en samenvatten. I4. Op hoofdlijnen van de technologische kansen en mogelijkheden (die worden gedefinieerd door de architect), overzien en op waarde in een bedrijfskundige en sociale context inschatten. Toepassen kennis en inzicht I5. De vraagstukken van zingeving en hun technologische implicaties in een sociaal-organisatorische context vertalen in concrete acties; – de implementatievraagstukken binnen de organisatie coördineren – dan wel het veranderkundig proces zelf regisseren. Oordeelsvorming I6. Bepalen wanneer welke strategische en architectuurprincipes tot een succesvolle implementatie zal leiden. I7. Inschatten welke informatie iedere stakeholder nodig heeft om een actieve bijdrage te kunnen leveren aan het veranderproces. I8. Argumenten duiden en hanteren die worden toegepast in prioritering en besluitvorming (stakeholder management).
Architectuur Kennis en inzicht A1. Heeft kennis van wat typische inrichtingen van organisatie, processen en informatievoorziening zijn en wat er de voor- en nadelen van zijn. A2. Heeft kennis van methoden en technieken voor het opstellen van architectuurprincipes en het modelleren van processen, gegevens en applicaties zoals TOGAF en ArchiMate. Toepassen kennis en inzicht A3. Is in staat om gegeven een probleemsituatie een gestructureerde aanpak te bepalen om te komen tot relevante inrichtingskeuzen. A4. Is in staat om passende inrichtingskeuzes te bepalen gegeven specifieke doelstellingen. A5. Is in staat om verzamelde informatie om te zetten in een model dat een relevant perspectief biedt op de informatie. Oordeelsvorming A6. Is in staat om te bepalen welke inrichtingskeuzes op een bepaald moment gemaakt moeten worden. A7. Is in staat om te bepalen welke informatie en meningen verzameld moeten worden om keuzes te onderbouwen. A8. Is in staat om de hoofd- en bijzaken te onderscheiden in verzamelde informatie en terug te brengen tot de essentie.
Governance Kennis en inzicht G1. Heeft kennis van en inzicht in methodes en technieken voor portfolio- en programma-management (Chris Verhoef, MSP); G2. Heeft kennis van en inzicht in relevante methodes, technieken en raamwerken voor procesverbetering en risicomanagement die organisaties gebruiken voor borging, zoals CobiT, ISO 27001, en branche-specifiek zoals Basel III; G3. Heeft kennis van en inzicht in aspecten van organisatiekunde die betrekking hebben op het beleggen van beslissingsbevoegdheden, zoals bijv. theorieën over leiderschap, organisatiestructuren en organisatiecultuur. Toepassen kennis en inzicht G4. Is in staat om een project-, applicatie- en/of dienstenportfolio op te stellen en regelmatig bij te werken in samenwerking met relevante stakeholders binnen de organisatie. G5. Is in staat om selecties te maken van elementen uit de diverse methodes, technieken en raamwerken die relevant zijn om verantwoordelijkheden in een gegeven organisatie te borgen en deze binnen de organisatie te implementeren; G6. Is in staat om adviezen uit te brengen over vast te stellen mandaten binnen een politieke en culturele context. Oordeelsvorming G7. Is in staat om te bepalen welke inrichting van portfoliomanagement geschikt is voor een gegeven organisatie op een bepaald punt in de tijd, in elk geval inclusief een inschatting van de mate van aggregatie en formaliteit; G8. Is in staat om in te schatten waar een organisatie de meeste risico’s loopt en hoe die het beste kunnen worden afgedekt; G9. Is in staat in te schatten welke mate van ‘control’ geschikt is gegeven een bepaalde organisatiestructuur en -cultuur.
Gemeenschappelijk Communicatie 1.Is in staat om issues, hypothesen en kernvragen te formuleren en de daardoor noodzakelijke informatie te verzamelen middels interviews, enquêtes en workshops 2.Is in staat om in gesprekken en discussies gemeenschappelijkheden te identificeren, te benadrukken en daar draagvlak voor te creëren 3.Is in staat om keuzes te onderbouwen met kwalitatieve en kwantitatieve argumenten en deze te verdedigen richting (senior) management 4.Is in staat om informatie op een toegankelijke wijze schriftelijk en verbaal te communiceren daarbij gebruik te maken van de juiste media Leervaardigheden 5.Is in staat in te zien welke aanvullende persoonlijke kennis en vaardigheden op een bepaald moment essentieel zijn en deze zichzelf ook snel eigen te maken