1. globalisering
1 Weg uit Nederland a Daar zijn de lonen lager. Daar is de productie dus goedkoper. Tot 1989 bestond het IJzeren Gordijn nog. De uitwisseling van mensen en goederen was toen heel lastig. b goede infrastructuur; geen (of lage) invoerrechten c 1 Rond 1970 ging het vooral om textiel- en kledingindustrie. 2 Nu gaat het ook om andere industrie. 3 Het gaat nu ook om research en development. 4 De bestemming ligt nu ook in andere werelddelen. d Dit werk kan niet verplaatst worden. Het kan alleen gedaan worden op de plek waar het nu ook gebeurt. e ontwerpen, inkopen, verkopen f 1 meer handel en transport, 2 meer financiële activiteiten, 3 meer bedenken en uitwerken van opdrachten g Er zal (gemiddeld) minder werk komen voor laaggeschoolden en meer voor hooggeschoolden. h In 1999 was dat 3,1%. Het verdwijnen van werk uit Nederland zorgt dus niet altijd voor een hoger percentage werklozen. i Verschillende antwoorden zijn mogelijk. - meer hooggeschoold werk - meer werk in de dienstensector - meer werk in de creatieve sector
1.1 Het demografisch wereldbeeld
Dimensies Toelichting Natuurlijke Verschijnselen worden bekeken vanuit de fysisch-geografische invalshoek. Politieke Verschijnselen worden bekeken in relatie met politieke besluitvorming en politieke structuren. Economische Verschijnselen worden bekeken vanuit de bedrijfseconomische of macro-economische invalshoek. Sociaal- Culturele Demografische Verschijnselen worden bekeken vanuit het waarden en normenpatroon van samenlevingen en in relatie met andere culturele en sociale kenmerken. Verschijnselen die alles over de groei en opbouw van de bevolking verklaren
Bevolkingsdichtheid
bevolkingsdiagram Bekijk zelf ook eens wat bevolkingsdiagrammen van landen over de wereld:
leeftijdsopbouw Mogelijke problemen: Vergroening: er moet voldoende onderwijs, gezondheidszorg en werk zijn Ontgroening: er zijn na verloop van tijd niet genoeg jonge mensen die gaan werken en zo de banen in het land te vullen Vergrijzing: er moet voldoende gezondheidszorg zijn én de jonge generatie moet veel geld opbrengen om de oudere generatie te onderhouden.
Demografische druk De verhouding van het aantal 0-19 jarigen en ers ten opzichte van het aantal 20 – 64 jarigen. Berekening: 0-19 jarigen ers x 100 = de druk 20 – 64 jarigen Het geeft een aanwijzing voor hoeveel niet-werkende mensen door de werkende bevolking moeten worden onderhouden. GRIJZE EN GROENE DRUK Natuurlijke én sociale bevolkingsgroei hebben invloed: Migratie: veel jong volwassenen demografische druk neemt af Hoog geboortecijfer demografische druk neemt toe
Vergelijking rijke en arme landen Overgang van arm naar rijk land heeft tot gevolg: van hoog geboortecijfer naar laag van hoog sterftecijfer naar laag
Demografische transitie Geboorte- en sterftecijfers gaan van hoog naar laag door economische ontwikkeling Fase 1: Pretransitiefase: Hoog sterftecijfer door oa: -Ongezond werk -Gebrek aan voeding & hygiëne Hoog geboortecijfer door oa: -Kinderen als inkomstenbron - hoge zuigelingensterfte Stabiele bevolkingsomvang; vooral in de agrarische maatschappij
Demografische transitie Fase 2&3: Transitiefase: 1 e deel transitiefase Daling sterftecijfer door oa: - Betere voeding, hygiëne en gezondheidszorg 2 e deel transitiefase Daling geboortecijfer door oa: - Toename welvaart, minder kinderen nodig - Daling zuigelingen- & kindersterfte
Demografische transitie Fase 4: Posttransitiefase: Laag sterftecijfer -Stijgt licht (door vergrijzing) Laag geboortecijfer Stabiele bevolkingsomvang; bij welvaart, vooral in dienstensector Demografisch transitie volgt patroon arm – rijk. Rijke landen nu in fase 4; meeste ontwikkelingslanden nu in fase 3. Vergelijk in de atlas 202BD, 203B met 213A
Huiswerk Leren: 1.1, demografisch wereldbeeld Maken: 1, 2, 3 en 4 Lezen 1.1 economisch wereldbeeld