Nederland verandert Dhr. S Duivenvoorde Schooljaar 2014-2015.

Slides:



Advertisements
Verwante presentaties
Hoofdstuk 3A: Wonen in de stad
Advertisements

Samenvatting: Stedelijke gebieden
5 stedelijke problemen – 5 stedelijke oplossingen
…. bestonden vroeger niet …. bestaan nu vooral in Azië, Zuid-Amerika en Afrika …. ontstaan door verhuizing van platteland naar stad …. van 9 (50 jaar geleden)
Hoofdstuk 4 Azië en globalisering (voortdurend proces van wereldwijde economische, politieke en culturele integratie)
Paragraaf 4. Schaalvergroting na 1945.
TAAK 3 WONEN, WAAR KIES JE VOOR?
1.
Hoofdstuk 3 Stedelijke gebieden
Maatschappelijke Segregatie
Grote en middelgrote steden
Steden: van hier tot Tokyo
Hoofdstuk 5 Werelden van verschil
Machtige heren, halfvrije boeren
17 stadsgewesten in België
Productiemiddelen H8 B129 – B131 Stan & Boudewijn.
Landbouw Door Maxine & Leah.
§6 Grote steden beleid.
P4.2 Het grotestedenbeleid
P4.3 Het grotestedenbeleid
Planning: Terugblik paragraaf 3.4 Uitleg paragraaf 3.5.
Planning: Startopdracht Uitleg paragraaf 3.4 Verwerkingsopdracht
Leefbaarheid Casus: Kanaleneiland, Utrecht. Eén van de veertig
Brugklas hoofdstuk 4.
De Amerikaanse stad..
§ 17: De stad vernieuwen Sociale stadsvernieuwing: de verbetering van verouderde, goedkope huurwoningen Sloop en nieuwbouw: een woonwijk gaat tegen de.
§ 20: Verkeer en inrichting
§ 18: De stad uit, de stad in Urbanisatie: de groei van het aantal stadsbewoners (= verstedelijking) Suburbanisatie: de verstedelijking van het platteland.
Leven in een industriestad
Over steden en verstedelijking
5 stedelijke problemen – 5 stedelijke oplossingen
ZOU JIJ DAAR WILLEN WONEN?
ZOU JIJ DAAR WILLEN WONEN? TAAK 2 HOE ZIEN STAD EN DORP ERUIT?
4 havo 3 Stedelijke gebieden § 4-5
Bs. 132 t/m Bs. 134 Gemaakt door: Daniëla en Rosa
Verschillende wijken en hun evolutie
2 vmbo-T/havo 2 steden, §6 en 7
2 vmbo-T/havo 4 steden, §2 en 3
Hoofdstuk 1 Arme en rijke Nederlanders.
Een wereld van verschil
 Uitleg paragraaf 3.6  Maken opdrachten paragraaf 3.6  (Maken examenbundel)
M. GIMBRERE Tijd van burgers en stoommachines,
Aardrijkskunde Wijk PowerPoint
Een wereld van verschil
Stedelijk en landelijk gebied
3/4 vmbo 1 Arm en Rijk § 2-4.
Hoofdstuk 5 Bevolking en ruimte in Duitsland en Nederland.
Hoofdstuk 4 Bevolkingsontwikkelingen in de wijk.
Hoofdstuk 6 De Chinese bevolking.
HOOFDSTUK 3 Dorp  spookdorp. DOELEN HOOFDSTUK 3 Aan het einde van dit hoofdstuk weet je: - dat er grote verschillen zijn in Europa tussen plattelandsgebieden.
2 hv Steden, van hier tot Tokyo § 1-4
2 TH Hoofdstuk 3 Steden, van hier tot Tokyo §6 en 7
2TH Hoofdstuk 3 Steden, van hier tot Tokyo §2 en 3
Stageproject Gemeente Sittard-Geleen 2025 Door: Laura Engels & Sander Bertrand.
De mens en zijn milieu ZW4 Hoofdstuk 4. §1 De mens en het milieu Milieu: de omgeving waarin een organisme leeft Mens en milieu: de mens en zijn omgeving.
§8: Noord-Amerikaanse en Europese steden vergeleken Krijgen we in Europa nu ook getto’s, net als in Amerika?
De stad verandert Blok 3.
Blok 1 Wonen in een stad Deelvraag:
Blok 3 De stad verandert Deelvraag: Hoe de stad verandert na 1870?
Thema 5 “De Stad”.
Hoofdstuk 1: Arm en rijk in Nederland
Over steden en verstedelijking
4 havo 3 Stedelijke gebieden § 4-5
Blok 1 Wonen in een stad Deelvraag:
Globale ontwikkeling steden
Voorbeeldwijken in Uden
Blok 3 De stad verandert Deelvraag: Hoe de stad verandert na 1870?
1TH Hoofdstuk 1 | Steden.
De gemeente Vierweg.
Transcript van de presentatie:

Nederland verandert Dhr. S Duivenvoorde Schooljaar

 Ontstaan in de dertiende eeuw als havenstad  Oude binnenstad/historische stadskern: herkenbaar aan kerken, smalle straatjes, weinig open ruimte. Onderdeel van het stadscentrum (andere woorden zijn Centrale Zakenwijk of Central Business District)  Er wonen tegenwoordig nog maar weinig mensen in de binnenstad: vooral winkels en kantoren en uitgaansgebied  Vanuit de historische kern begon Amsterdam te groeien: concentrisch groeimodel

 Industrialisatie (fabrieken aan spoor/kanaal): eind 19e eeuw: veel werk in de stad, veel mensen gingen in de stad wonen: urbanisatie  Woningen werden in de buurt van fabrieken gebouwd (er was nog geen OV/geen auto’s). Deze woningen behoren nu tot de oude woonwijken/19 e eeuwse arbeiderswijken en zijn van slechte kwaliteit

 Woningwet 1902: Woningen mochten niet te klein zijn, moesten meerdere kamers hebben, toilet, waterleiding en riolering verplicht en bredere straten en parken.  Na 1950: vooral flats door woningnood  Na 1970: voor eengezinswoningen  Overig grondgebruik: werken, veerkeer en recreatie.  Recreatie: alles wat je doet in je vrije tijd (voetballen, strand, hobby’s)

 Groei van de stad Groei van de stad

 Laagbouwwoningen: woningen met de ingang op de begaande grond  Hoogbouwwoningen: zelfstandige woningen op meerdere verdiepingen (flats)  Appollobuurt: duur (veel koopwoningen)  Overtoomse veld: flats, goedkoop (veel huurwoningen) veel allochtonen, veel werkloosheid

 Lage woningdichtheid (veel groen tussen de flats)  Wel een hoge woningbezetting: aantal mensen in een woning  Ruimtelijke segregatie: apart wonen van bevolkingsgroepen met bepaalde kenmerken  Etnische wijk: wonen vooral mensen uit een bepaalde etnische groep (Chinatown bijvoorbeeld)  Veel niet-westerse allochtonen: mensen uit andere cultuurgebieden (Surinamers, turken)

 Leefbaarheid van een dorp/wijk is afhankelijk van:  Goede woningen (onderhoud)  Schoon/netjes (afval)  Veiligheid (hangjongeren, inbraak, criminaliteit)  Goede contacten onderling (participatie en sociale cohesie)  Voorzieningen (scholen, artsen, winkels enz.)

 Probleemwijk of achterstandswijk: wijk met een slechte leefbaarheid

 1. Stadsvernieuwing: Renovatie (opknappen van woningen) of sanering (sloop en nieuwbouw)  2. Veiligheid: politieposten, straatcoaches  3. Voorzieningen: verbeteren winkelcentra, buurthuis enz.  4. Cursussen voor werklozen, bedrijventerreinen aanleggen  5. Activiteiten voor jongeren zoals huiswerkbegeleiding, sportvoorzieningen

 Door oude woningen af te breken en nieuwe (duurdere koopwoningen) te plaatsen, krijg je een mix in een wijk. Mensen met een dure woning onderhouden deze vaak ook beter.

 Een Getto is een arme, etnische wijk met grote problemen (criminaliteit, armoede). Komen veel voor in de VS, in Nederland hebben we geen getto’s.

 Landelijk gebied/platteland: gebied met weinig bebouwing en veel open ruimte  Meetbaar met adressendichtheid: het gemiddeld aantal adressen op minder dan 1 kilometer in de omgeving van ieder adres.

 Specialisatie: boeren gaan zich op slechts een product richten (monocultuur) i.p.v. veel verschillende producten  Mechanisatie: machines i.p.v. mensen en dieren (tractoren enz.)  Intensivering: meer productie per dier/hectare (door bijvoorbeeld kunstmest/bestrijdingsmiddelen)

 Minder werk in de landbouw waardoor meer mensen naar de stad verhuizen (daar was wel werk). Dus een vertrekoverschot op het platteland (er vertrekken meer mensen dan dat er komen wonen).  Hierdoor konden voorzieningen niet open blijven (drempelwaarde werd niet gehaald)  De leefbaarheid neemt af  Oplossing: meer activiteiten in een gebouw

 Kenmerken intensieve veehouderij:  1. kapitaalintensief: veel geld nodig voor machines, gebouwen enz.  2. kennisintensief: verstand van zaken voor een grote productie  3. veel dieren op een klein oppervlak  Andere naam: bio-industrie (dier=machine die werk aan een zo’n hoog mogelijke productie net als in een fabriek)

 Intensieve landbouw: het gebruik van kapitaal en kennis om een hoge opbrengst per hectare of dier te halen  Voorbeeld buitenland: Natte rijstbouw op sawa’s: rijstbouw op akkers die onder water staan (tot wel drie oogsten per jaar, erg arbeidsintensief)  Biologische landbouw: Maakt zo min mogelijk gebruik van middelen die het milieu vervuilen

 Leven in een dorp Leven in een dorp

 GIS: geografisch informatie systeem: computersysteem dat informatie over een bepaalde plaats in beeld kan brengen  Je kunt: kaarten vergelijken, zelf kaarten maken, kaarten aanpassen enz.